ECLI:NL:CRVB:2025:712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- M. Zwart
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A. van Harmelen, heeft hoger beroep ingesteld, maar heeft verzuimd om de gronden van het beroep in te dienen. Volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. De gemachtigde van appellant is op 11 december 2024 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen twee weken te herstellen, maar heeft op 27 december 2024 aangegeven dat zij onvoldoende input van appellant heeft ontvangen om de gronden aan te vullen. Ondanks herinneringen van de Raad heeft appellant de gronden niet ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn die het verzuim kunnen verontschuldigen. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.