ECLI:NL:CRVB:2025:732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
22/2298 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 mei 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft een intrekking van het hoger beroep, omdat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft de proceskostenveroordeling behandeld, waarbij de kosten in verband met het beroep en hoger beroep zijn vastgesteld op € 3.174,50. Dit bedrag omvat de kosten voor rechtsbijstand en het griffierecht dat door appellante is betaald. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de Raad heeft de kostenveroordeling gebaseerd op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is ondertekend door rechter E. Dijt en griffier S.P.A. Elzer.

Uitspraak

22/2298 WIA
Datum uitspraak: 14 mei 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2022, 21/461 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 augustus 2023. Appellante is verschenen, vergezeld door haar partner en een ambulant ondersteuner en bijgestaan door mr. Van den Heuvel. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.
De Raad heeft het onderzoek heropend en R. Ouwens, verzekeringsarts, benoemd als deskundige. De deskundige heeft op 10 juli 2024 gerapporteerd. Appellante heeft op dit rapport gereageerd.
Het Uwv heeft op 16 december 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met het besluit van 16 december 2024 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. Omdat het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 907,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,-) en € 2.267,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor de reactie op het rapport van de deskundige, met een waarde per punt van € 907,-), in totaal € 3.174,50 voor verleende rechtsbijstand.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.174,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025.
(getekend) E. Dijt
(getekend) S.P.A. Elzer