ECLI:NL:CRVB:2025:754

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
23/2132 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Buren hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juni 2023. Op 5 juni 2024 heeft het college echter het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene heeft mr. K. Wevers verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten en het onderzoek is gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 30 april 2025, onder toepassing van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, geoordeeld dat het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot worden op € 907,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2025. De Centrale Raad van Beroep heeft het college veroordeeld in de kosten van de betrokkene tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 april 2025
23/2132 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juni 2023, 22/1813
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Buren (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij e-mailbericht van 5 juni 2024 heeft het college het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. K. Wevers verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt het college veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen