ECLI:NL:CRVB:2025:787

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
24/1034 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door C. Roeterdink, een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 december 2023, waarin de toekenning van een WIA-uitkering per 2 december 2020 werd geweigerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 mei 2025 uitspraak gedaan op dit verzoek. De Raad oordeelde dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Raad verwees naar artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de voorwaarden voor herziening van een uitspraak vastlegt. Verzoekster had rapporten en een brief overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek, maar de Raad concludeerde dat deze stukken al eerder waren beoordeeld en dat er geen aanleiding was om terug te komen op de eerdere beslissing. De uitspraak van de Raad van 21 december 2023 blijft dus in stand. De proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

24/1034 WIA
Datum uitspraak: 14 mei 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 december 2023, 22/1138 WIA
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of er aanleiding bestaat terug te komen van een eerdere uitspraak van de Raad.

PROCESVERLOOP

Namens verzoekster heeft C. Roeterdink verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 december 2023, 22/1138 WIA, en stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door de heer Roeterdink. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. E.S. Träger.

OVERWEGINGEN

1. Voor de van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de hiervoor vermelde uitspraak van 21 december 2023.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, stond de vraag centraal of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan verzoekster per 2 december 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift naar voren gebracht dat zij feiten en omstandigheden naar voren wil brengen die, waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij rapporten van 1 september 2022 en 25 juli 2023 van het Expertise Instituut en een brief van 20 juli 2022 van de handtherapeut overgelegd.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak [1] is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.3.
Verzoekster heeft in haar verzoek geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, dat wil zeggen feiten of omstandigheden die haar vóór de uitspraak van 21 december 2023 niet bekend waren en haar voorafgaand aan die uitspraak ook niet redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Er is dus niet voldaan aan de voorwaarden voor herziening. Met wat verzoekster aan haar verzoek om herziening ten grondslag heeft gelegd en met wat ter zitting hierover nog namens haar is aangevoerd, beoogt zij in feite een hernieuwde discussie te voeren over het recht op een WIA-uitkering per
2 december 2020 en de uitspraak van de Raad van 21 december 2023. Uit wat in 4.2 is overwogen volgt dat het middel van herziening daarvoor niet is bedoeld. De stukken waar verzoekster naar heeft verwezen, waren bovendien al bij de beoordeling betrokken.
5. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van D. Kovac als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) D. Kovac

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 19 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2257.