Uitspraak
28 juni 2024, 23/7378
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 24/2133 ZVW. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante had eerder aangegeven niet in staat te zijn het griffierecht te betalen en heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht. De Raad heeft appellante verzocht om gegevens te verstrekken, maar appellante heeft niet voldaan aan dit verzoek. Hierdoor heeft de Raad het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Appellante is meerdere keren gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen, maar heeft dit nagelaten. De Raad heeft vastgesteld dat de aangetekende brief met het verzoek om betaling naar het juiste adres is verzonden en dat appellante geen adreswijziging heeft doorgegeven. De termijn voor betaling is verstreken en het griffierecht is niet betaald, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.