ECLI:NL:CRVB:2025:807
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over schadevergoeding wegens verlaging WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht geen schadevergoeding heeft toegekend aan appellant voor de schade die hij heeft geleden door de verlaging van zijn WAO-uitkering in 1992. Appellant stelt dat de verlaging van zijn uitkering gebaseerd was op een onjuist rapport van psychiater R.G. van ’t Hof, dat in opdracht van de rechtbank Amsterdam was opgesteld. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant is van mening dat de verlaging onterecht was en dat hij recht heeft op schadevergoeding. Het Uwv heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen onrechtmatig handelen zou zijn vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen schadevergoeding heeft toegekend. De Raad oordeelt dat er geen onrechtmatig besluit van het Uwv is geweest en dat appellant geen rechtsvordering heeft op het Uwv. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de weigering om schadevergoeding toe te kennen in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.