ECLI:NL:CRVB:2025:821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank inzake AOW-pensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2025 uitspraak gedaan over de onbevoegdheid om kennis te nemen van het hoger beroep dat door appellante was ingesteld. Appellante ontving een nabestaandenuitkering, maar na het bereiken van haar AOW-leeftijd heeft de Sociale Verzekeringsbank (Svb) deze uitkering beëindigd. Appellante heeft vervolgens een AOW-pensioen aangevraagd, maar de Svb heeft haar medegedeeld dat zij geen recht heeft op AOW-pensioen. Na een niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Amsterdam op 9 mei 2022, heeft appellante verzet aangetekend, wat door de rechtbank op 15 maart 2023 ongegrond werd verklaard. Appellante heeft daarna een herzieningsverzoek ingediend, dat door de rechtbank werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten waren aangevoerd. De Raad heeft geoordeeld dat het herzieningsverzoek betrekking heeft op een uitspraak waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep mogelijk is. Daarom heeft de Raad zich onbevoegd verklaard en kon er geen hoger beroep worden ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.