In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep van verzoeker, die zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats is. Verzoeker had eerder bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet (PW), maar deze bijstand werd op 14 augustus 2023 ingetrokken door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. Verzoeker heeft hiertegen geprocedeerd, maar zijn beroep werd door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de bijstand vanaf 1 juli 2023 na te betalen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker de discussie over de intrekking van zijn bijstand niet opnieuw kan aanvoeren, aangezien deze intrekking in rechte vaststaat. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De voorzieningenrechter bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening en schadevergoeding af.