ECLI:NL:CRVB:2025:843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak heeft appellante zich bij het Uwv gemeld met toegenomen klachten per 21 juli 2020, na eerder een WIA-uitkering te hebben ontvangen die per 18 december 2018 was beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft geweigerd om appellante opnieuw een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij op de datum van de aanvraag opnieuw minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante is het hier niet mee eens en stelt dat haar medische beperkingen niet correct zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat er voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing is voor de beslissing van het Uwv. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en deze uitspraak is door de Centrale Raad bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellante en dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen die een andere uitkomst rechtvaardigen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de beslissing van het Uwv in stand gelaten.