Uitspraak
28 november 2024, 24/2843
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 28 november 2024 in de zaak met nummer 24/2843 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ingediend, maar het beroepschrift bevatte geen gronden, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft appellante in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar de gemachtigde van appellante heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken.
Verschillende correspondentie tussen de Raad en de gemachtigde van appellante vond plaats, waarbij de Raad herhaaldelijk heeft gewezen op de noodzaak om de gronden van het hoger beroep in te dienen. Ondanks het verlenen van uitstel, heeft de gemachtigde van appellante ook deze nieuwe termijnen niet benut. Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen gronden zijn ingediend en er geen gegronde redenen zijn voor het verzuim.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 10 juni 2025 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.