ECLI:NL:CRVB:2025:897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die per 14 juni 2021 een WIA-uitkering heeft aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant aanvankelijk een arbeidsongeschiktheid van 37,75% toegekend, maar dit was na bezwaar en herbeoordeling door het Uwv. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep heeft aangevochten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 30 april 2025, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. D. Aygur, en het Uwv door mr. L.M.C.M. Levels. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische situatie van appellant en de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische situatie van appellant zorgvuldig is beoordeeld en dat de geselecteerde functies passend zijn. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht en zijn gronden zijn grotendeels herhalingen van eerdere argumenten. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de uitspraak van de rechtbank bevestigt, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.