In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2025 wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die lijdt aan niet-aangeboren hersenletsel, heeft een aanvraag gedaan voor een ophoging van zijn persoonsgebonden budget (pgb) om meer zorg in te kopen dan het geïndiceerde zorgprofiel toelaat. Het zorgkantoor had eerder zijn aanvraag om meerzorg afgewezen, wat leidde tot een hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft op 7 mei 2025 de zaak behandeld en vastgesteld dat de zorgbehoefte van verzoeker niet adequaat wordt gedekt door het huidige pgb. De voorzieningenrechter oordeelt dat de partner van verzoeker, die al een aanzienlijk deel van de zorg op zich neemt, zwaar belast is en dat er een dringende noodzaak is voor extra zorg. De voorzieningenrechter besluit daarom om het zorgkantoor te verplichten een ophoging van het pgb te verlenen voor de inkoop van zestien uur zorg per week tegen een uurtarief van € 40,-. Dit bedrag komt bovenop het reeds verleende pgb voor 2025. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen en de urgentie van de zorgbehoefte van verzoeker. Tevens wordt het zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 1.814,-, en het griffierecht van € 143,- wordt vergoed.