Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak staat de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant centraal, die per 17 februari 2023 door het Uwv is stopgezet omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 mei 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Aslan, en het Uwv werd vertegenwoordigd door R.D. van den Heuvel. De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat de medische en arbeidskundige grondslagen voldoende zijn onderbouwd. De Raad volgt de bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, en concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant meer beperkingen heeft dan vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad bevestigt de beslissing van het Uwv, waardoor de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.