ECLI:NL:CRVB:2025:968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schulden op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor schulden door appellante. Appellante had verzocht om bijstand ter hoogte van € 7.939,52 vanwege een vordering van haar voormalige werkgever. De aanvraag werd afgewezen omdat er geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen, zoals vereist onder artikel 49 van de Participatiewet (PW). Appellante stelde dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar beperkte mogelijkheden om inkomen te verwerven en de inspanningen om de schuld kwijt te schelden, voldoende reden waren voor bijstand. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden niet aantonen dat appellante in haar directe bestaansvoorziening wordt bedreigd. De rechtbank had eerder het beroep tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Hierdoor blijft de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.