ECLI:NL:CRVB:2025:978

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
24/1119 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L. van Os, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep werd ingesteld na een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uwv op 11 februari 2025. Echter, op 12 februari 2025 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv tegemoet was gekomen aan haar bezwaren. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van het beroep plaatsvond omdat het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoet was gekomen. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld, die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 1.674,82, inclusief kosten voor een arbeidsdeskundige. Daarnaast moet het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 138,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor, en is openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.

Uitspraak

24/1119 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 april 2024, 21/796 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 juni 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.L. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 11 februari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 12 februari 2025 heeft mr. Van Os namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 februari 2025 aan haar bezwaren is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in bezwaar zijn reeds vergoed. De rechtbank heeft voor de proceshandelingen in beroep reeds proceskosten toegekend. De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 907,- (1 punt voor het dienen van het hogerberoepschrift).
Appellante heeft eveneens verzocht om vergoeding van de door haar ingeschakelde arbeidsdeskundige. Deze kosten bedragen in totaal € 767,82 en komen voor vergoeding in aanmerking. Dit betekent dat het totaalbedrag van de door het Uwv te vergoeden proceskosten€ 1.674,82 bedraagt.
Ook dient het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.674,82;
  • bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep door appellante betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor