ECLI:NL:CRVB:2025:979
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WIA-uitkering aan appellante, die per 30 november 2019 een arbeidsongeschiktheid van 57,91% is vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar van appellante ongegrond had verklaard. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische en arbeidskundige rapporten die aan de beslissing ten grondslag lagen. De Raad concludeert dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de functies die aan appellante zijn voorgelegd, medisch geschikt zijn. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de toekenning van de WIA-uitkering in stand blijft. Tevens is er een schadevergoeding toegekend aan appellante vanwege het overschrijden van de redelijke termijn in de procedure.