ECLI:NL:CRVB:2025:993

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
23/3302 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Stroomopwaarts MVS. Appellante had verzocht om een ontheffing van de verplichtingen uit de Participatiewet (PW) vanwege medische klachten. Het dagelijks bestuur verleende een ontheffing voor de periode van 28 december 2022 tot en met 28 december 2023, maar appellante stelde dat zij recht had op een ontheffing van twee jaar. De Raad oordeelde dat de termijn van twee jaar inmiddels was verstreken op 28 december 2024 en dat er sindsdien geen nieuwe maatregelen waren opgelegd aan appellante. Hierdoor ontbrak het aan actueel procesbelang voor het hoger beroep. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van procesbelang, het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk bereikt moet kunnen worden en feitelijk betekenis moet hebben. Aangezien de relevante periode al was verstreken, was er geen aanleiding om het hoger beroep ontvankelijk te achten. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd bevestigd.

Uitspraak

23.3302 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2023, 23/5689 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Stroomopwaarts MVS, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Maassluis (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Zitting heeft: J.J. Janssen
Griffier: F. Sporrel
De Raad heeft het hoger beroep van appellante behandeld op een zitting van 17 juni 2025. Voor appellante is mr. N. Talhaoui, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J. de Wit.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Appellante heeft op 29 december 2022 het dagelijks bestuur verzocht om haar ontheffing te verlenen van de verplichtingen in artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet (PW) vanwege haar medische beperkingen en klachten. Met een besluit van 30 maart 2023, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 17 juli 2023 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur appellante met toepassing van artikel 9, tweede lid, van de PW voor de periode van 28 december 2022 tot en met 28 december 2023 ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen en de verplichting tot tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de PW. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellante voert aan, net als in beroep, dat het dagelijks bestuur niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom een ontheffing voor de duur van één jaar passend is gelet op haar klachten en beperkingen. Een ontheffing van twee jaar acht appellante passend, mede omdat haar klachten al jaren voortduren en zijn toegenomen.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is eerst sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
Appellante heeft aangevoerd dat zij in aanmerking komt voor een ontheffing voor de duur van twee jaar. De Raad stelt vast dat die termijn van twee jaar inmiddels al zou zijn verstreken, namelijk op 28 december 2024. Gevraagd naar de actuele situatie heeft het dagelijks bestuur ter zitting meegedeeld dat sinds 28 december 2023 verder niets is gebeurd en geen maatregel aan appellante is opgelegd in verband met het niet of onvoldoende voldoen aan de van toepassing zijnde verplichtingen. Dit is niet betwist. Op de vraag wat dan nog het procesbelang van appellante is, heeft de gemachtigde van appellante geantwoord dat het dagelijks bestuur zijn beslissing had moeten baseren op een medisch onderzoek. Dit is onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Voor de inmiddels verstreken periode van 28 december 2022 tot en met 28 december 2024 kan de uitkomst van een medisch onderzoek niet relevant meer zijn. Het procesbelang van appellante kan uitsluitend betrekking hebben op toekomstige beslissingen van het dagelijks bestuur over de (ontheffing van de) verplichtingen die de rechter in deze procedure niet in de beoordeling kan betrekken. Tegen een eventueel toekomstig nadelig besluit over de (ontheffing van de) verplichtingen zal appellante te zijner tijd langs de normale weg bezwaar en beroep kunnen instellen. Die toekomstige situatie zal worden beoordeeld aan de hand van de zich dan voordoende feitelijke situatie. Thans bestaat onvoldoende actueel belang om het bij de Raad ingestelde hoger beroep ontvankelijk te achten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) F. Sporrel (getekend) J.J. Janssen