ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ1732
Gerechtshof Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- M. Goes
- M. Schiltkamp
- Rechtspraak.nl
Parkeerbelasting en de redelijkheid van vergunningsvoorschriften in winkelstraten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juni 2004 uitspraak gedaan in het beroep van X, belanghebbende, tegen de gemeente P, verweerder, betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. De zaak betreft de vraag of het vergunningsvoorschrift dat de vergunning voor parkeren in een winkelstraat van maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 19.00 uur niet geldig is, onredelijk is. Belanghebbende had op zaterdag 10 mei 2003 zijn voertuig geparkeerd in de D-straat, waar de vergunning niet geldig was. De parkeercontroleur constateerde om 17.11 uur dat er geen geldige parkeervergunning in de auto aanwezig was, wat leidde tot de naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar het Hof oordeelt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, omdat het niet binnen de gestelde termijn van zes weken na de dagtekening van de naheffingsaanslag is ontvangen.
Het Hof heeft verder overwogen dat de gemeente P de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent het parkeren in de gemeente, en dat het vergunningsvoorschrift in overeenstemming is met de gemeentelijke verordening. Belanghebbende betoogde dat het voorschrift onredelijk is, omdat de meeste winkels in de D-straat op het moment van de naheffingsaanslag gesloten waren. Het Hof oordeelt echter dat de gemeente een beoordelingsmarge heeft bij het vaststellen van de tijden waarop de vergunning niet geldig is. De redenering van belanghebbende dat het voorschrift willekeurig is en niet in lijn met de Gemeentewet, wordt door het Hof verworpen. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. De gemeente P wordt gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.