ECLI:NL:GHAMS:2004:AT7493
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Dijk
- J. van de Beek
- M. Mout
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen wegens geen eigen schulden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2004, is het verzoek van de appellante tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen. De appellante, een vrouw van Sri Lankese nationaliteit, was samen met haar echtgenoot in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beslissing van de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank had op 16 augustus 2004 het verzoek van de appellante en haar echtgenoot tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. De appellante had geen eigen schulden en was niet aansprakelijk voor de schulden van haar echtgenoot, die een aanzienlijke schuldenlast had opgebouwd, waaronder een schuld aan de Sociale Dienst Amsterdam vanwege onterecht genoten bijstand.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 oktober 2004 werd duidelijk dat de appellante niet op de hoogte was van de financiële situatie van haar echtgenoot. Het hof oordeelde dat het huwelijk van de appellante met haar echtgenoot op Sri Lanka was gesloten, waardoor de regels van het huwelijksvermogensrecht van dat land van toepassing waren. Volgens deze regels bestond er geen huwelijksgoederengemeenschap tussen de appellante en haar echtgenoot. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van eigen schulden van de appellante of medeschulden waarvoor zij aansprakelijk kon worden gehouden. Daarom kwam het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet voor toewijzing in aanmerking.
Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en stelde vast dat de appellante niet te goeder trouw was geweest bij het ontstaan van de schuld aan de Sociale Dienst. De omvang van deze schuld, in combinatie met de overige schulden, leidde tot de conclusie dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 288 lid 2 onder b van de Faillissementswet moest worden afgewezen. De uitspraak van het hof werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er werd een termijn van acht dagen gesteld voor het indienen van beroep in cassatie.