voorwaarden bevat in artikel 49.2.
rolnummer C05/315 4
4.1.3 Dit verweer is door[geïntimeerde] bestreden op de grond
dat zij niet heeft ingestemd met de toepasselijkheid van de
voorwaarden genoemd in de voorgedrukte tekst aan liet slot van
de brief van [appellante] van 19 september 2000. In dat
verband is door haar aangevoerd dat zij de brief, anders dan
door [appellante] daarin verzocht, niet voor akkoord getekend
retour heeft gezonden, omdat zij het op essentiële onderdelen
niet met de inhoud eens was. Voorts heeft zij in dit verband
een beroep gedaan op de door haar overgelegde brieven van haar
aan [appellante] van 3 oktober 2000 en 18 december 2000,
waarin zij bezwaar maakt tegen de weergave in de brief van
19 september 2000 van de gemaakte prijsafspraak. Uit die
brieven zou volgens haar tevens zijn af te leiden dat zij
bezwaar heeft tegen de inhoud van die brief als geheel.
Hiernaast heeft[geïntimeerde] aangevoerd dat aan het slot van
de brief van 19 september 2000 naar verschillende sets
algemene voorwaarden wordt verwezen, zodat - gelet op
HR 28 november 1997, NJ 1998, 705 - geen van deze voorwaarden
van toepassing is. Ook heeft[geïntimeerde], voor het geval de
UAV ‘89 wel onderdeel van de overeenkomst van partijen zou
vormen, het arbitragebeding van artikel 49.2 vernietigd op
grond van artikel 6:233 aanhef en sub b jo artikel 6:234 lid 1
sub a 3W, omdat [appellante] haar de UAV ‘89 niet bij de
totstandkoming van de overeenkomst van partijen ter hand heeft
gesteld.
4.2 De rechtbank heeft de incidentele vordering van
[appellante] in eerste aanleg afgewezen. Zij heeft daartoe
overwogen dat[geïntimeerde] noch bij de mondelinge
totstandkoming van de overeenkomst van partijen noch nadien
heeft ingestemd met de toepasselijkheid van de UAV ‘89.
overeenkomstig het verzoek van [appellante] heeft de rechtbank
op grond van artikel 337 lid 2 Rv tussentijds hoger beroep van
haar vonnis opengesteld.
rolnuinmer C05/315 5
4.3 In haar eerste twee grieven komt [appellante] op tegen liet
oordeel van de rechtbank dat de toepasselijkheid van de
UAV ‘89 niet tussen partijen is overeengekomen. In haar
toelichting op deze grieven wijst [appellante] er onder andere
op dat[geïntimeerde] haar brief van 19 september 2000 heeft
ontvangen en blijkens haar brief van 3 oktober 2000 - waarvan
[appellante] overigens in hoger beroep alsnog de ontvangst
heeft betwist - enkel bezwaar had tegen de weergave van de
gemaakte prijsafspraak. Voorts wijst [appellante] er in hoger
beroep op dat, anders dan de rechtbank bij haar oordeel tot
uitgangspunt heeft genomen,[geïntimeerde] eind september,
begin oktober 2000 nog niet begonnen was met de overeengekomen
werkzaamheden. Ook voert [appellante] in hoger beroep
gemotiveerd aan, onder aanbieding van getuigenbewijs, dat
[geïntimeerde], als bedrijf dat gespecialiseerd is in weg- en
waterbouw, in bezit is van de UAV ‘89 en de Standaard RAW
Bepalingen, dat alle weg- en waterbouw in Nederland onder deze
voorwaarden en bepalingen wordt aanbesteed en dat Van der
Horst niet anders doet dan inschrijven op aanbestedingen waar
deze voorwaarden en bepalingen van toepassing zijn.
In hoger beroep doet [appellante] mede een beroep op het
arbitrage-beding dat is vervat in paragraaf 49 van de
Standaard RAW Bepalingen, welk beding gelijkluidend is aan
artikel 49.2 UAV ‘89.
4.4 Genoemde grieven van [appellante] zijn gegrond.
[appellante] voert terecht aan dat het gelet op de omvang van
de opgedragen werkzaamheden voor de hand lag dat de
overeenkomst van partijen nog nader schriftelijk werd
vastgelegd. Vaststaat dat[geïntimeerde] die vastlegging door
[appellante] bij brief van 19 september 2000 heeft ontvangen.
In hoger beroep is alsnog gebleken, als gemotiveerd door [appellante]
gesteld - mede onder verwijzing naar de inhoud van de
brief van[geïntimeerde] van 3 oktober 2000 - en niet voldoende
gemotiveerd door[geïntimeerde] bestreden, dat[geïntimeerde]
eerst in november 2000 is aangevangen met de haar door [appellante]
opgedragen werkzaamheden. Het is dus niet zo dat de
brief van 19 september 2000 kwam op een tijdstip dat[geïntimeerde]
daar niet meer op behoefde te rekenen en/of dat zij de
mondeling gemaakte afspraken eventueel als uitputtend mocht
beschouwen. Dit is ook anderszins niet gemotiveerd door [geïntimeerde]
in deze procedure gesteld. In dit geding kan daarom
in het midden blijven of [appellante] de brieven van [geïntimeerde]
van 3 oktober 2000 en 18 december 2000 heeft ontvangen,
hetgeen zij in hoger beroep alsnog heeft betwist. In die
brieven wordt immers alleen bezwaar gemaakt tegen de weergave
van de prijsafspraak, zodat [appellante], indien zij die
brieven ontvangen heeft, daaruit heeft mogen afleiden dat [geïntimeerde]
instemde met de toepasselijkheid van onder andere de
UAV ‘89 en het daarin vervatte arbitragebeding. Indien [appellante]
de brieven van 3 oktober 2000 en 18 december 2000
niet ontvangen zou hebben, heeft zij uit het feit dat Van der
Horst geen bezwaar maakte tegen de inhoud van de brief van
19 september 2000 en vervolgens zonder enig voorbehoud
overging tot uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden,
mogen afleiden dat[geïntimeerde] instemde met de inhoud van de
brief van 19 september 2000. Dit zou mogelijk anders geweest
zijn indien [appellante] er rekening mee had dienen te houden
dat[geïntimeerde] de brief van 19 september 2000 niet had
ontvangen of de inhoud ervan voor haar niet duidelijk was.
Dit is echter gesteld noch gebleken. Vaststaand feit is
bovendien juist dat[geïntimeerde] de brief heeft ontvangen.
Uit de overgelegde brief van 3 oktober 2000 leidt het hof
voorts af dat[geïntimeerde] de inhoud en betekenis van de
brief van 19 september 2000 ook zonder meer duidelijk is
geweest. Daarbij neemt het hof mede nog in aanmerking dat [geïntimeerde]
de hiervoor genoemde stelling van [appellante]
omtrent, kort gezegd, haar vergaande, bedrijfmatige bekendheid
met de UAV ‘89 en de Standaard RAW Bepalingen niet gemotiveerd
heeft betwist, zodat de juistheid van die stelling vaststaat.
Het hof gaat er daarom vanuit dat[geïntimeerde] goed op de
hoogte was en is van de inhoud van de UAV ‘89 en de Standaard
RAW Bepalingen en in de praktijk van haar bedrijfsvoering
(tenminste) regelmatig met de toepasselijkheid van deze
voorwaarden te maken heeft.
rolnummer C05/315 7
4.5 Het arbitragebeding van artikel 49.2 UAV ‘89 vormt dus
onderdeel van de overeenkomst van partijen. Hetzelfde geldt
voor de gelijkluidende bepaling van paragraaf 49 van de
Standaard PAW Bepalingen. Daarmee dient liet hof in te gaan op
de hiervoor genoemde andere verweren van[geïntimeerde].
4.6 Anders dan[geïntimeerde] aanvoert, brengt het feit dat
door [appellante] naar verschillende sets algemene voorwaarden
is verwezen niet mee dat de UAV ‘