ECLI:NL:GHAMS:2005:AT4583
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.B.C.M. van der Reep
- J.C.W. Rang
- J.M.H. van Staveren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vraag of parkeerterreinen als gebouwde onroerende zaak kwalificeren onder artikel 7:230a BW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Citroën Nederland B.V. tegen de gemeente Amsterdam, naar aanleiding van een beschikking van de kantonrechter. Citroën had op 12 augustus 2004 een beroepschrift ingediend, waarin zij verzocht om vernietiging van de beschikking van de kantonrechter van 13 mei 2004. De kantonrechter had in die beschikking geoordeeld dat de huurovereenkomst tussen Citroën en de gemeente Amsterdam met betrekking tot parkeerterreinen niet onder de bescherming van artikel 7:230a BW viel, omdat deze parkeerterreinen niet als 'gebouwde onroerende zaak' konden worden gekwalificeerd. Citroën huurt de parkeerterreinen sinds 1 januari 1997 en had zich verzet tegen de opzegging van de huurovereenkomst door de gemeente, die per 1 januari 2004 was ingegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2005 is de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de parkeerterreinen verhard zijn met asfalt en omheind met een hekwerk, maar dat deze kenmerken niet voldoende zijn om de terreinen als 'gebouwd' te kwalificeren. Het hof heeft de argumenten van Citroën, die stelde dat de parkeerterreinen onder de bescherming van artikel 7:230a BW vallen, verworpen. Het hof concludeerde dat de wetgever met deze bepaling enkel bescherming wilde bieden aan huurders van gebouwen en dat parkeerterreinen, zoals in dit geval, niet onder deze definitie vallen.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en Citroën veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 2.029. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om goed te begrijpen welke rechten zij hebben onder de wet, vooral in situaties waarin de aard van het gehuurde goed ter discussie staat.