ECLI:NL:GHAMS:2005:AT8684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
955/2004 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing Kamer van Toezicht over notarissen inzake klacht over notaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klager tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen te Zwolle. Klager had een klacht ingediend tegen notaris [naam], omdat deze in een brief had vermeld dat er een tweede telefoongesprek had plaatsgevonden tussen klager en een medewerker van het notariskantoor. Klager betwistte dit en stelde dat deze onjuiste vermelding de relatie met zijn broer had geschaad. De notaris ontkende persoonlijk contact met klager te hebben gehad en stelde dat het contact via zijn medewerkster verliep.

Het hof heeft de stukken van het geding bestudeerd en vastgesteld dat het onderzoek in hoger beroep geen nieuwe feiten of inzichten heeft opgeleverd die afwijken van de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht. Het hof oordeelde dat het handelen of nalaten van de medewerker van de notaris aan de notaris kan worden toegerekend, ongeacht of er persoonlijk contact is geweest met klager.

Uiteindelijk heeft het hof het beroep van klager verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht werd bevestigd. De klacht van klager werd ongegrond verklaard, en het hof concludeerde dat er geen tuchtrechtelijk relevant verwijt aan de notaris kon worden gemaakt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2005.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 16 juni 2005 in de zaak onder rekestnummer 955/2004 NOT van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[geintimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant, verder te noemen klager, is bij een op 26 juli 2004 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Zwolle, verder te noemen de kamer, van 1 juli 2004. Bij deze beslissing is de klacht van klager tegen de geïntimeerde, verder te noemen de notaris ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 29 september 2004 een verweerschrift ter griffie ingekomen.
1.3. Van de zijde van klager zijn op 20 oktober 2004 en op 25 februari en 25 maart 2005 nog 3 brieven ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Van de zijde van de notaris is op 21 april 2005 een brief ter griffie ingekomen, die eveneens op 20 april 2005 per fax aan het hof is verzonden.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 april 2005. Zowel klager als de notaris – alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Klager heeft begin 2002 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de notaris in verband met de legalisatie van de handtekening onder een verklaring gedateerd 6 april 1984 van de broer van klager, J.M. [V], verder te noemen: de broer, in verband met de reeds plaatsgevonden aankoop van een stuk grond in Engeland op naam van de broer, maar betaald door klager.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de notaris dat hij in strijd met de waarheid heeft vermeld in de brief van 7 augustus 2002, dat een tweede telefoongesprek tussen klager en een medewerker van het notariskantoor zou hebben plaatsgevonden. Hierdoor zijn de betrekkingen tussen klager en zijn broer aanmerkelijk verkoeld.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klager en voert daartoe het navolgende aan. De notaris heeft betoogd dat hij zelf geen contact met klager heeft gehad, maar dat het contact met klager verliep via zijn medewerkster mevrouw A.B. [H].
5.2. Voorts heeft de notaris betoogd dat de brief, waar klager aan refereert, gedagtekend is 7 augustus 2002, terwijl hij van klager de indruk heeft gekregen dat deze veronderstelt dat die brief gedateerd was 7 augustus 2003. De notaris meent dat hierdoor het misverstand kan zijn ontstaan. Bovendien betreft het geschil een aangelegenheid tussen klager en zijn broer. De notaris staat hier buiten.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Het hof voegt daar aan toe dat het handelen of nalaten van de medewerker van de notaris aan de notaris wordt toegerekend, ongeacht of hij persoonlijk contact heeft gehad met klager. De notaris kan zich dienaangaande niet disculperen.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en A.D.R.M. Boumans en in het openbaar uitgesproken op donderdag 16 juni 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT ZWOLLE
B E S L I S S I N G
op de klacht van
[klager],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: klager,
tegen
[notaris],
notaris ter standplaats [plaats],
hierna te noemen: de notaris.
1. Het verloop van de procedure.
Dit blijkt uit de volgende bescheiden:
- de klacht met bijlagen d.d. 26 september 2003;
- de reactie met bijlagen van de notaris d.d. 25 november 2003;
- de repliek van klager d.d. 16 december 2003;
- de dupliek van de notaris d.d. 24 februari 2004;
- het proces-verbaal van de zitting van de Kamer van Toezicht op 3 juni 2004, alwaar klager niet was verschenen doch wel notaris [naam].
2. De klacht.
Deze komt er in hoofdzaak op neer dat de notaris ten onrechte heeft vermeld dat een tweede telefoongesprek tussen klager en het notariskantoor zou hebben plaatsgevonden. Het betreffende briefje, aan de broer van klager luidt als volgt: “Ik heb uw broer nogmaals opgebeld met het verzoek om bewijzen aan te leveren. Bijgaande kopie heeft hij naar ons gestuurd. Dit is zijn enige bewijs.”
3. De beoordeling en de gronden daarvoor.
Er kan in de onderhavige kwestie als vaststaand van worden uitgegaan dat de broer van klager zich ten kantore van notaris [naam] heeft vervoegd met, naar uiteindelijk is gebleken, slechts het verzoek om legalisatie van een handtekening. Bij het binnenkomen van de betreffende vraag evenwel is bij het notariskantoor verwarring ontstaan met betrekking tot de vraag welke dienst nu eigenlijk werd verlangd, nu de indruk bestond dat gevraagd werd om een oordeel naar de juistheid van een rechtsfeit (eigendom van een strook grond, geregistreerd ten name van J.M. [V] maar betaald door klager).
Volgens reconstructie van de notaris is er minimaal twee maal een telefoongesprek gevoerd tussen het notariskantoor en klager, zulks voor 7 augustus 2002.
Hoezeer ook het briefje van de notaris d.d. 7 augustus 2003 het ongewenste en onbedoelde gevolg heeft gehad dat zich een escalatie heeft voorgedaan tussen klager en zijn broer, enig tuchtrechterlijk relevant verwijt aan het adres van de notaris acht de Kamer van Toezicht niet aanwezig. Daarbij komt dat inmiddels aan de hand van de verklaringen van de notaris de feitelijke gang van zaken afdoende te reconstrueren is en dat het mogelijk is dat met behulp daarvan desgewenst de verhoudingen tussen klager en zijn broer genormaliseerd kunnen worden.
4. De beslissing
De Kamer van Toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Zwolle, bestaande uit mrs. E.A. Maan, voorzitter, M.E.L. Fikkers, J.H. Kappert, M.J.J. Procee-Geelhoed en de heer W.R. Bruinink, leden, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2004, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma als secretaris.