GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 12 januari 2006 in de zaak onder rekestnummer 893/05 NOT van:
1. P.A.C. [B],
2. E.W. [B],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: A.J.G. Schrage,
MR. [X],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 3 juni 2005 van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, een verzoekschrift - met bijlagen – ingekomen, waarbij zij tijdig hoger beroep hebben ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder te noemen de kamer, van 21 april 2005, uitgesproken en verzonden op 17 mei 2005, waarbij klagers in hun klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, niet ontvankelijk zijn verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 15 juli 2005.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2005. Klagers en de notaris zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
Klagers hebben in 1997 een woning aan de Kerkstraat 62 te [plaats] gekocht voor een koopsom van fl. 460.000,-. Om deze woning te kunnen financieren heeft de heer E. Brons hun een hypothecaire lening groot fl. 460.000,- verstrekt. De akten van levering en hypotheek zijn op 1 september 1997 voor de notaris verleden. Klagers hebben in persoon de akten ondertekend.
4. De beoordeling omtrent de ontvankelijkheid van de klacht
4.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten, dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt, met dien verstande dat het hof in sectie 3.1. van de beslissing van de kamer artikel 99 lid 12 Wna leest, in plaats van artikel 99 lid 2 WNA. Het hof overweegt daarbij dat dit artikellid ook geldt voor handelen of nalaten dat vóór 1 oktober 1999 heeft plaatsgevonden en dat voor de aanvang van de in dat artikellid genoemde termijn doorslaggevend is wanneer klagers van dat handelen of nalaten – in dit geval het opnemen in de hypotheekakte van de door klagers gewraakte bepaling – kennis hebben genomen en niet wanneer zij tot de conclusie zijn gekomen dat die bepaling nietig is, wat daar verder van zij.
4.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
4.3. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, W.J.J. Los en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 12 januari 2006.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam.
Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:
dhr. P.A.C. [B] en
mw. E. [B]
wonende te [woonplaats],
klagers,
mr. [X],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
1. Het verloop van de procedure
1.1
De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- klaagschrift d.d. 20 december 2004;
- volmacht getekend door klagers d.d. 22 december 2004;
- aanvulling op het klaagschrift d.d. 23 december;
- verweerschrift d.d. 20 maart 2005;
- reactie op het verweerschrift d.d. 11 april 2005.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 21 april 2005. Hierbij zijn zowel klagers, bijgestaan door mw. A.J.G. Schrage, als de notaris, bijgestaan door advocaat mr. J.M.A.H. van der Ploeg, verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.
2.1
Klagers hebben in 1997 een woning aan de Kerkstraat 62 te [plaats] gekocht voor een koopsom van ? 460.000,-. Om deze woning te kunnen financieren is door de heer E. Brons een hypotheek groot ? 460.000,- verstrekt. De akten van levering en hypotheek zijn op 1 september 1997 voor de notaris verleden. De hypotheekakte bevatte diverse bepalingen en voorwaarden. Klagers hebben in persoon de akten ondertekend. Klagers verwijten de notaris dat deze een nietige bepaling heeft opgenomen in de hypotheekakte. Deze bepaling strekt ertoe dat wanneer klagers om wat voor reden dan ook de woning metterwoon verlaten, de heer Brons verplicht is de woning tegen het aankoopbedrag terug te kopen.
3. Standpunt van de notaris
3.1
Op grond van artikel 99 lid 2 WNA, kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren nadat klager bekend is geworden met het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. De notaris stelt dat de klacht zich toespitst op de handelswijze van de notaris rond het passeren van de hypotheekakte d.d. 1 september 1997. Daar sinds 1 september 1997 meer dan drie jaren zijn verstreken voordat de klacht op 20 december 2004 is ingediend, stelt de notaris dat op grond van artikel 99 lid 2 WNA de klacht als niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.1
De Kamer is met de notaris van oordeel dat klagers niet ontvankelijk zijn in hun klacht, daar ingevolge artikel 99, lid 12 WNA een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaar nadat klagers bekend zijn geworden met het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. De klacht spitst zich toe op het handelen of nalaten van de notaris rond het passeren van de hypotheekakte d.d. 1 september 1997. Rond genoemde datum hebben klagers dan ook kennis gehad of moeten hebben van de door de notaris opgenomen bepaling. Zij hebben in persoon de bedoelde akte ondertekend. Nu klagers de onderhavige klacht pas bij brief van 20 december 2004 hebben ingediend zijn zij in die klacht niet ontvankelijk.
De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam,
verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht.
Deze beslissing is gegeven op 21 april 2005 door mrs. F.W.H. van den Emster, J.H.J. Preller, R.G.M. Gores, F. Hoppel en R. Veenendaal in tegenwoordigheid van de secretaris, W. Blokland.
Uitgesproken ter openbare vergadering op 17 mei 2005.
De secretaris, De voorzitter,
W. Blokland F.W.H. van den Emster
Deze beslissing is verzonden op:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.