ECLI:NL:GHAMS:2006:AV0596

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
253/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over onjuiste doorhaling hypotheek en gebrek aan informatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van mevrouw mr. [J] tegen notaris mr. [X]. De klacht betreft de onjuiste doorhaling van een hypotheek door de voorganger van de notaris, oud-notaris mr. [S], en het gebrek aan informatie dat de notaris aan klaagster heeft verstrekt. Klaagster, die zich vertegenwoordigd liet door haar advocaat mr. J.G. Hinnen, heeft de notaris verweten dat hij haar onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de gang van zaken rondom de gedeeltelijke doorhaling van de hypotheek in 1990. De notaris heeft in zijn verweer gesteld dat hij de hypotheekcorrectie heeft uitgevoerd op basis van een schriftelijke volmacht van de [naam] Bank en dat hij niet met terugwerkende kracht kan handelen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de Kamer van Toezicht zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat de notaris niet klachtwaardig heeft gehandeld. De beslissing van de Kamer van Toezicht, die de klacht van klaagster ongegrond had verklaard, werd door het hof bevestigd. Het hof heeft de klacht van klaagster afgewezen en de beslissing van de Kamer van Toezicht bekrachtigd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen en de noodzaak voor transparantie in hun communicatie met cliënten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 19 januari 2006 in de zaak onder rekestnummer 253/05 NOT van:
MR. DRS. [J],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
t e g e n
MR. [X],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 17 februari 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de kamer, van 19 januari 2005, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Op 15 maart 2005 is van de zijde van klaagster een aanvullend rekest ter griffie ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 24 maart 2005.
1.4. Van de zijde van klaagster is op 15 mei 2005 nog een faxbericht ter griffie ingekomen, waarin klaagster verzoekt om toezending van het proces-verbaal van de zitting van de kamer op 15 december 2004.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2005. Klaagster en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van een pleitnotitie, die reeds op 2 december 2005 ter griffie van het hof is ingekomen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben, tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt de notaris dat hij haar onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft met betrekking tot de doorhaling van de hypotheek in 1990 betreffende de register-goederen te [plaats] en [plaats]. Zij had van de notaris als ambtsopvolger van oud-notaris [S] verwacht dat hij haar inzage in alle stukken en de correspondentie tussen de [naam bank] N.V., verder te noemen: [naam] Bank, en de notaris zou verschaffen, zodat zij inzicht zou krijgen in de gang van zaken betreffende de gedeeltelijke doorhaling uit kracht van de royementsakte van 22 juni 1990. Hieraan doet niet af dat de notaris klaagster op 16 februari 2004 een kopie van die akte heeft toegezonden, toen hij na constatering van de slechts gedeeltelijke doorhaling van de hypotheek deze fout heeft hersteld bij royementsakte van 5 april 2004.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klaagster gedeeltelijk en verweert zich als volgt. De notaris heeft betoogd dat hij de nog bestaande inschrijving heeft doorgehaald onder gebruikmaking van een schriftelijke volmacht van de [naam] Bank. Voorts heeft hij betoogd dat hij niet met terugwerkende kracht een hypotheek kan doorhalen dan wel dat hij de rechtmatigheid van een akte kan toetsen Dit is voorbehouden aan de civiele rechter.
5.2. Ten slotte heeft de notaris betoogd dat het dossier van klaagster is vernietigd in het jaar 2000/2001, aangezien het dossier toen ouder dan 10 jaar was en voor vernietiging vatbaar. De notaris heeft bij overname van het protocol van oud-notaris mr. [S] niet geweten dat er een “vuiltje” in het dossier van klaagster zat. Had hij dit wel geweten dan zou hij het dossier bewaard hebben.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.3. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, W.J.J. Los en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 19 januari 2006.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen 's-Gravenhage
Beslissing inzake de klacht onder nummer 04-28 van:
mevrouw mr [J],
hierna ook te noemen: klaagster,
advocaat mr J.G. Hinnen te Noordwijk,
tegen
mr [X],
notaris te [plaats],
hierna ook te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennis genomen van:
? de klacht, met bijlagen, ingekomen op 3 augustus 2004, waaronder is begrepen de brief van 31 juli 2004 van klaagster aan de Kamer in het kader van de klachtprocedure onder nummer 03­36;
? de door de notaris, ambtsopvolger van oud­notaris mr [S], bij brief van 16 februari 2004 aan klaagster toegezonden kopie van de royementsakte die [S] voornoemd op 22 juni 1990 heeft gepasseerd [bij de Kamer ingekomen op 17 februari 2004];
? de door de notaris bij brief van 5 april 2004 aan klaagster toegezonden kopie van de akte van die datum tot doorhaling van de inschrijving van onder meer de algehele hypotheek van de [naam bank] N.V. [verder te noemen: de [naam] Bank];
? de brief van 31 juli 2004 van klaagster aan de Kamer, behorend bij de klachtprocedure onder nummer 03­36 [ingekomen op 2 augustus 2004].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2004. Daarbij waren aanwezig de advocaat van klaagster en de notaris.
Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van de advocaat van klaagster.
De feiten
Op 17 en 18 oktober 1989 is het pand [adres] te [plaats], in eigendom toebehorend aan klaagster, op verzoek van de [naam] Bank executoriaal geveild bij gebreke van behoorlijke voldoening door klaagster van de hoofdsom c.q. rente van een door de [naam] Bank verstrekte lening.
Als onderpand voor voormelde lening diende ook het toentertijd aan klaagster in eigendom toebehorende pand [adres] te [plaats].
In de royementsakte van 22 juni 1990, opgemaakt door de toenmalige notaris [S], staat echter alleen vermeld dat de hypotheek is doorgehaald voorzover deze inschrijving gerust heeft op het pand [adres] te [plaats].
De notaris heeft op 5 april 2004 een akte gepasseerd waarbij onder meer de [naam] Bank afstand heeft gedaan van haar hypotheek ingeschreven bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te Zoetermeer in deel 3027 onder nummer 41 ten laste van klaagster [het pand [adres] te [plaats]]. Deze akte heeft de notaris vervolgens laten inschrijven bij voormelde Dienst.
De klacht
Klaagster verwijt de notaris dat hij haar niet voldoende opening van zaken gegeven heeft, terwijl hij dit als ambtsopvolger van oud-notaris [S] had behoren te doen. Klaagster verwijst hiervoor met name naar haar brief van 31 juli 2004 aan de Kamer, behorend bij de klachtprocedure onder nummer 03­36. Daarin deelt zij mee dat zij de notaris gevraagd heeft om inzage te geven in alle stukken en correspondentie tussen de [naam] Bank en de notaris, die een antwoord geven op de vraag hoe de doorhaling van de hypotheek in 1990 in haar werk gegaan is en van welke kant welke initiatieven genomen zijn. Aldus had zij duidelijkheid willen verkrijgen over de gang van zaken bij de gedeeltelijke doorhaling bij akte van 22 juni 1990.
Daar doet volgens klaagster niet aan af dat de notaris haar op 16 februari 2004 een kopie van die akte heeft toegezonden. Evenmin doet daaraan voor klaagster af dat de notaris na ontdekking van de gemaakte fout met betrekking tot de niet doorgehaalde hypotheek deze fout heeft hersteld met zijn royementsakte van 5 april 2004.
Het verweer
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van onderhavige klacht is van belang hetgeen klaagster de notaris verzocht heeft. Uit de brief van klaagster aan de notaris, gedateerd 14 februari 2004, blijkt dat zij zich erover verbaast dat op het pand [adres] nog een hypotheek rust. Zij verzoekt toezending van de royementsakte van 22 juni 1990. De notaris heeft haar die akte bij brief van 16 februari 2004 gezonden.
Nadat gebleken was dat door zijn ambtsvoorganger in 1990 ten onrechte de hypotheek niet algeheel doorgehaald was, heeft de notaris op 5 april 2004 alsnog een dergelijke akte gepasseerd.
In dat kader is niet gebleken dat de notaris klachtwaardig gehandeld heeft.
Voor zover klaagster door deze klacht het handelen van mrs [S], [U] en [E] aan de orde wil stellen, wordt zulks afgewezen. Klachten daarover behoren in andere procedures thuis en niet gezegd kan worden dat de notaris dienaangaande een eigen onderzoeksplicht heeft. De in de door [naam] Bank afgegeven volmacht opgenomen zinsnede “… en verder het nodige te verrichten” ziet ­ anders dan klaagster betoogt ­ alleen op te nemen maatregelen in verband met het royement van de onderhavige hypotheek.
Gelet op het vorengaande is naar het oordeel van de Kamer het handelen van de notaris niet klachtwaardig.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.H.I.J. Hage, J. Hulsebosch en J.Z. Moree, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr A. Saab in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2005.
Afschrift van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan de notaris en aan de klaagster gezonden.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de begeleidende brief kunnen de notaris en de klaagster van deze beslissing in hoger beroep komen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.