ECLI:NL:GHAMS:2006:AV1578

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
895/2005 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht van klaagster tegen notaris over onvoldoende informatie en uitleg bij verdeling van woning

In deze zaak heeft klaagster, H.D. [X], een klacht ingediend tegen notaris mr. H.P.J.M. [Y] vanwege vermeende tekortkomingen in de informatievoorziening omtrent de verdeling van de waarde van een woning. De klacht betreft een bespreking die op 25 maart 2003 heeft plaatsgevonden, waarbij de notaris de partijen het systeem van verdeling heeft uitgelegd. Klaagster en haar ex-partner hebben de waarde van de woning op dat moment vastgesteld op € 250.000. Echter, tijdens een latere bespreking op 2 oktober 2003 werd de waarde van de woning verlaagd naar € 210.000, zonder dat klaagster voldoende werd geïnformeerd over de gevolgen van deze verlaging. Het hof oordeelt dat de notaris tekort is geschoten in zijn voorlichtende taak, omdat hij klaagster niet adequaat heeft geïnformeerd over de werkelijke waarde van de woning en de financiële consequenties van de gemaakte afspraken. Het hof heeft vastgesteld dat klaagster zich niet bewust was van de gevolgen van de in de akte van verdeling opgenomen afspraken, wat de klacht gegrond maakt. De notaris is gewaarschuwd voor zijn nalatigheid, maar het hof heeft geen verdere tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, aangezien de notaris zijn fout heeft erkend en rechtgezet zonder nadelige gevolgen voor klaagster. De beslissing van de kamer van toezicht, die de klacht ongegrond verklaarde, is door het hof vernietigd, met uitzondering van de vaststelling van de feiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 9 februari 2006 in de zaak onder rekestnummer 895/2005 NOT van:
H.D. [X],
APPELLANTE,
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. F. van der Werff-Verwolf,
t e g e n
MR. H.P.J.M. [Y],
notaris te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 6 juni 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met één bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder te noemen de kamer, van 19 mei 2005, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Bij brief van dit hof van 10 juni 2005 is de ontvangst van het hoger beroep aan klaagster bevestigd en is haar verzocht uiterlijk op 15 juli 2005 de gronden van dit hoger beroep aan te vullen. Van de zijde van klaagster is niet gereageerd op dit verzoek.
1.3. Bij brief van dit hof van 6 oktober 2005 is de notaris verzocht uiterlijk op 4 november 2005 te reageren op het verzoekschrift van klaagster zoals dit op 6 juni 2005 is ingediend bij het hof. De notaris heeft niet gereageerd op dit verzoek.
1.4. Bij brief, ter griffie van het hof ingekomen op 9 januari 2006, is van de zijde van klaagster een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 januari 2006. Klaagster, haar gemachtigde en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen.
5. Het standpunt van klaagster
5.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij heeft nagelaten haar te informeren dat, in geval van de verdeling van de waarde van een woning, deze dient plaats te vinden op basis van een taxatierapport. Ook heeft de notaris nagelaten klaagster te informeren omtrent haar rechten en verplichtingen.
5.2. Klaagster heeft op 2 oktober 2003 een document getekend ten overstaan van de notaris. Deze heeft hierbij de indruk gewekt dat dit de officiële akte van verdeling na beëindiging van de samenleving was, terwijl het hier enkel ging, zo bleek klaagster later, om een overeenkomst bedoeld voor de ING bank, waarmee bedoelde bank de afwikkeling van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kon voortzetten.
5.3. Voorts heeft klaagster op 23 juli 2004, zo stelt zij, enkel en alleen de “Akte ontslag hoofdelijk schuldenaarschap” ondertekend, opgesteld door de ING bank, en niet tevens de akte van verdeling na beëindiging van de samenleving. Alhoewel de handtekening onder deze akte weliswaar op haar handtekening lijkt, kan klaagster zich niet herinneren dat zij, behalve het document van de ING bank, nog andere stukken van een handtekening heeft voorzien. Ook ontkent klaagster dat in haar aanwezigheid de desbetreffende akte door de notaris geheel of gedeeltelijk is voorgelezen.
5.4. Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat hij haar, bij zijn brief van 7 september 2004, een afschrift van de akte van verdeling na beëindiging van de samenleving heeft verstrekt waarin een tijdstip van ondertekening is vermeld dat niet met het tijdstip vermeld op het origineel van de akte overeenstemt.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. In zijn verweer stelt de notaris dat hij op 25 maart 2003 een bespreking heeft gehad met klaagster en haar ex-partner [P], hierna: [P]. Tijdens deze bespreking heeft de notaris aan partijen het systeem van verdeling uitgelegd. Volgens de notaris hadden partijen hier weinig oor voor en wilden zij zeer stellig de verdeling “met gesloten beurzen” afwikkelen. Over schenkingen aan klaagster en een aandelenlease-overeenkomst is niet gesproken.
Aangezien de notaris in de verdelingsakte de waarde van de onroerende zaak wilde vastleggen heeft hij partijen gevraagd wat zij dachten dat de waarde was. Toen is het vrij hoge bedrag van € 250.000,= door partijen genoemd. De conceptverdelingsakte is op 29 april 2003 verzonden naar partijen en naar de tussenpersoon die voor ontslag van klaagster als hoofdelijk medeschuldenaar zou zorgen. Op 2 oktober 2003 werd de conceptverdelingsakte nader bekeken omdat de tussenpersoon een getekende overeenkomst van verdeling nodig had. Volgens de notaris zijn toen samen met partijen berekeningen gemaakt. Indien de waarde van de onroerende zaak € 210.000 zou zijn, zou dat precies overeenkomen met de destijds gedane investeringen door [P], die nu ook ten laste van [P] zouden komen. Op de vraag van de notaris of aldus sprake was van een redelijke verdelingswaarde werd door partijen bevestigend beantwoord. Voor partijen was de exacte waarde niet zo relevant, de verdeling “met gesloten beurzen” stond voorop. Het aangepaste concept van de verdelingsakte is vervolgens door partijen voor akkoord getekend.
6.2. Ten aanzien van genoemde, op 2 oktober 2003 getekende, “voor akkoord”- verklaring is door de notaris duidelijk gesteld dat deze verklaring nodig was voor de behandeling van het ontslag als hoofdelijk debiteur.
6.3. Vervolgens is op 23 juli 2004 de akte “hoofdelijk ontslag mede schuldenaarschap” getekend en daarna de verdelingsakte gepasseerd. De notaris stelt dat partijen – voor zover hij dit kon beoordelen – bij volle bewustzijn hebben getekend. De notaris stelt voorts partijen niet onder druk te hebben gezet om te tekenen.
6.4. De notaris erkent tenslotte dat hij een fout heeft gemaakt bij de afgifte van het afschrift van de verdelingsakte aan klaagster. Zonder te beschikken over de originele akte - deze was bij de registratie - heeft de notaris, door miscommunicatie op zijn kantoor, in het afschrift een verkeerd tijdstip van het passeren van de akte vermeld.
7. De beoordeling
7.1. Het hof overweegt ten aanzien van het onderdeel van de klacht waarin de notaris wordt verweten klaagster onvoldoende informatie te hebben gegeven omtrent de verdeling van de waarde van de woning als volgt. Tijdens de bespreking op 2 oktober 2003 is de notaris, naar het oordeel van het hof, tekort geschoten in zijn voorlichtende taak. Het had op zijn weg gelegen om klaagster een beter inzicht te verschaffen in de wijze van totstandkoming van de tweede waardeberekening, resulterende in een bedrag van € 210.000,=. Naar het oordeel van het hof is de notaris er onverkort van uit blijven gaan dat de verdeling “met gesloten beurzen” zou plaatsvinden, zonder meer specifiek in te gaan op de werkelijke waarde van de woning en de werkelijk gemaakte kosten door partijen. Zo ontbrak er een taxatierapport van de woning en is het hof ook niet gebleken van een duidelijk overzicht van baten en lasten waaruit zou blijken dat klaagster inderdaad niets meer zou toekomen. Daarbij heeft het hof moeten constateren dat de notaris ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep niet in staat bleek te verklaren waarom klaagster niets meer zou toekomen.
De notaris heeft aldus nagelaten om klaagster uit te leggen wat de consequenties voor haar waren van de verlaging van de waarde van de woning tijdens deze bespreking. Klaagsters stelling dat zij zich niet bewust was van de gevolgen van de in de akte van verdeling opgenomen afspraken komt het hof dan ook niet als onaannemelijk voor.
Het hof acht dit onderdeel van de klacht gegrond en is van oordeel dat gezien de ernst van dit nalaten van de notaris de maatregel van waarschuwing op zijn plaats is.
7.2. Met betrekking tot het onderdeel van de klacht dat zich richt op het door de notaris afgegeven afschrift van de akte van verdeling na beëindiging van de samenleving overweegt het hof dat de notaris heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat een notaris een dergelijke fout niet zou mogen maken. Aangezien de notaris zijn fout heeft rechtgezet zonder nadelige consequenties voor klaagster is het hof van oordeel dat dit onderdeel van de klacht weliswaar gegrond is maar geen aanleiding is voor het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel.
7.3. Voor het overige acht het hof geen termen aanwezig om op de stellingen van klaagster in te gaan, nu deze naar oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd zijn.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
8. De mededeling van de opgelegde maatregel
8.1. Tot voor kort placht dit hof bij oplegging in hoger beroep van de maatregelen waarschuwing en berisping in de uitspraak te bepalen dat de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris door de griffier moet worden opgeroepen om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting teneinde aanwezig te zijn bij de alsdan door de voorzitter uit te spreken maatregel.
8.2. Een en ander was gegrond op het ingevolge artikel 107, derde lid, Wna in hoger beroep van overeenkomstige toepassing zijnde voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna inhoudende dat in een vergadering van de kamer van toezicht de voorzitter de waarschuwing of berisping uitspreekt in aanwezigheid van de notaris of kandidaat-notaris, die daarvoor bij aangetekende brief wordt opgeroepen. Van het uitspreken dient volgens het hiervoor bedoelde voorschrift een proces-verbaal te worden opgemaakt waarvan bij aangetekende brief een afschrift aan de notaris of kandidaat-notaris moet worden gezonden. Indien deze niet verschijnt deelt de secretaris de inhoud van de waarschuwing of berisping bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan hem mee.
8.3. Tegen een beslissing van de kamer van toezicht kan ingevolge artikel 107 Wna hoger beroep worden ingesteld bij dit hof. Het gevolg hiervan is dat de beslissing van de kamer ten tijde van de uitspraak nog niet onherroepelijk is en dus op dat moment nog niet vaststaat dat een bij die beslissing opgelegde waarschuwing of berisping gehandhaafd blijft. Het voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna kan dan ook als zinvol worden aangemerkt voor de beslissing en de tenuitvoerlegging daarvan in eerste aanleg door de kamer van toezicht.
8.4. Ingevolge artikel 98, tweede lid, Wna is tegen de beslissing in hoger beroep van dit hof geen hogere voorziening toegelaten. Het gevolg hiervan is dat een beslissing van het hof ten tijde van de uitspraak onherroepelijk is en de daarbij opgelegde waarschuwing of berisping dus vaststaat. Verder is van belang dat het hof een vergadering als bedoeld in artikel 103, vijfde lid, Wna niet kent. Het uitspreken van de waarschuwing of berisping vindt dan ook plaats ter terechtzitting van het hof. Het uitspreken voordien van de beslissing van het hof - waaronder het mededelen van een eventueel oplegde maatregel – vindt ingevolge het samenstel van bepalingen van de artikelen 107, derde lid, en 104, eerste lid, Wna eveneens ter terechtzitting plaats terwijl een afschrift van deze beslissing bij aangetekende brief aan de betrokken notaris of kandidaat-notaris wordt gezonden. Toepassing van het voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna voor de beslissing en tenuitvoerlegging daarvan in hoger beroep door het hof, kan daarom niet als zinvol worden aangemerkt.
8.5. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat er aanleiding bestaat om een notaris of kandidaat-notaris aan wie bij beslissing in hoger beroep een waarschuwing of berisping is opgelegd, niet meer op te roepen om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting. Het hof is van oordeel dat een maatregel als hiervoor bedoeld als medegedeeld geldt op het tijdstip waarop de beslissing waarbij deze is opgelegd, wordt uitgesproken. Oproeping om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting kan dus achterwege blijven. Wel zal het hof in de gevallen waarin een notaris of kandidaat-notaris niet bij de behandeling ter terechtzitting is verschenen, bepalen dat een afschrift van de beslissing bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan deze zal worden verzonden.
8.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
9. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing met uitzondering van de vaststelling van de feiten en opnieuw rechtdoende;
- verklaart de klacht zoals omschreven in sectie 5.1. en 5.4. gegrond;
- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op voor de gegrondverklaring van de klacht in sectie 5.1.;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, J.C.W. Rang en P.J.N. van Os uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 9 februari 2006.
KLN 04.22
19 mei 2005
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van mevrouw H.D. [X], hierna te noemen klaagster, tegen mr. H.P.J.M. [Y], notaris te [plaats], hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1. Bij brief (met bijlagen) van 1 november 2004 heeft klaagster een klacht geformuleerd tegen de notaris.
1.2. De notaris heeft gereageerd bij brief (met bijlage) van 3 december 2004.
1.3. Klaagster heeft bij brieven van 11 en 12 december 2004 gerepliceerd.
1.4. De notaris heeft bij brief van 6 januari 2005 laten weten geen nadere reactie te zullen geven.
1.5. Op 21 februari 2005 zijn partijen verschenen voor de plaatsvervangend voorzitter van de kamer.
1.6. De plaatsvervangend voorzitter heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.7. De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 21 april 2005 om 14.45 uur. Ter vergadering zijn verschenen: klaagster, haar vriend, haar vader en de notaris.
2. De feiten
2.1. Klaagster en haar voormalige partner hebben op 25 maart 2003 de notaris verzocht een akte van verdeling op te maken. De definitieve akte is ondertekend op 23 juli 2004.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1. Klaagster stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende. In de concept-akte van verdeling was opgenomen dat de waarde van de woning € 250.000,-- bedroeg. Klaagster heeft in oktober 2003 met tegenzin een concept-akte ondertekend waarin als waarde van de woning een bedrag van € 210.000,-- was opgenomen. Door persoonlijke omstandigheden verkeerde klaagster in die periode niet in een stabiele situatie. Omdat zij over onvoldoende kennis van zaken beschikt, heeft zij volledig vertrouwd op de notaris. Na ondertekening van de concept-akte voelde klaagster zich onbehaaglijk omdat zij het gevoel kreeg te zijn benadeeld en heeft zij een aantal keren contact gezocht met de notaris en een medewerker van diens kantoor om daarover te praten, maar zij ontving steeds afwijzende reacties. Klaagster kan zich niet herinneren dat zij op 23 juli 2004 de definitieve akte van verdeling heeft ondertekend. Wel weet klaagster dat zij op die dag een akte “ontslag hoofdelijk schuldenaarschap” heeft getekend. Het tijdstip op het afschrift van de akte dat klaagster in eerste instantie had ontvangen verschilde van het tijdstip dat op de originele akte staat. Tijdens een bespreking met de notaris in oktober 2004 heeft de notaris een nieuw afschrift afgegeven met daarop hetzelfde tijdstip als op de originele akte.
3.2. De notaris stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende. Klaagster en haar voormalige partner hebben hem benaderd voor het opstellen van een akte van verdeling. Tijdens de eerste bespreking waren partijen duidelijk in hun boodschap dat de verdeling met gesloten beurzen diende plaats te vinden. Op aangeven van partijen werd voorlopig de waarde van € 250.000,-- opgenomen in de concept-akte. Tijdens de bijeenkomst in oktober 2003 met partijen heeft de notaris een definitieve berekening gemaakt van de waarde van de woning, waardoor de waarde van de woning uitkwam op een bedrag van € 210.000,--. Deze waarde heeft de notaris in overleg met partijen opgenomen in een nieuwe concept-akte, welke concept-akte door partijen die dag voor akkoord is ondertekend. Die ondertekening was nodig voor de behandeling door de bank van het ontslag van klaagster als hoofdelijk debiteur. In juli 2004 is de definitieve akte van verdeling door partijen ondertekend. De notaris heeft geen van partijen onder druk gezet om te tekenen.
De notaris heeft inderdaad per abuis het verkeerde tijdstip vermeld op het eerste aan klaagster verstrekte afschrift van de definitieve akte van verdeling. De oorzaak van die vergissing is gelegen in het ontbreken van de originele akte wegens registratie en miscommunicatie binnen het kantoor van de notaris.
4. De beoordeling
4.1. Klaagster stelt dat de notaris haar onvolledig heeft geïnformeerd en dat zijn handelwijze in het algemeen als klachtwaardig kan worden gezien.
4.2. Vaststaat dat klaagster en haar voormalige partner ten tijde van het verstrekken van de opdracht aan de notaris in maart 2003 beiden wensten dat verdeeld zou worden met gesloten beurzen. Tevens staat vast dat de notaris tijdens de bespreking in oktober 2003 in het bijzijn van partijen heeft gesproken over de berekening van de waarde van de woning en dat deze waarde toen is bepaald op € 210.000,--. Klaagster heeft de concept-akte van verdeling op die datum voor akkoord ondertekend. Klaagster heeft verklaard dat zij met tegenzin heeft getekend. Die kennelijk tegenzin heeft er echter niet toe geleid dat zij aan de notaris kenbaar heeft gemaakt dat zij niet langer instemde met de voorliggende en besproken verdeling en dat zij om die reden weigerde de akte te ondertekenen. Ook de definitieve akte van verdeling is door klaagster ondertekend. Dat klaagster zich een en ander niet herinnert is spijtig en naar voor klaagster, maar er bestaat geen enkele reden om aan te nemen dat klaagster de verdelingsakte op 23 juli 2004 niet heeft ondertekend.
4.3. De verklaring van de notaris voor de vergissing ten aanzien van het vermelden van het foutieve tijdstip op het afschrift van de akte acht de kamer aannemelijk. De kamer is van oordeel dat de notaris een dergelijke vergissing niet zou mogen maken, maar die vergissing is rechtgezet zonder dat er nadelige gevolgen voor klaagster aan verbonden zijn geweest.
Gelet op al het vorenstaande is de kamer van oordeel dat het handelen van de notaris niet als klachtwaardig kan worden aangemerkt.
4.4. Het voorgaande leidt tot ongegrondverklaring van de klacht.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. J.L.G.M. Mertens, E.M.M. van de Ven, B.L.M. van Otterdijk en J.J.G.M. Kuijpers, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2005, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.