ECLI:NL:GHAMS:2006:AW1862

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1258/2005 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over handelen bij testament en leveringsakte

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen notaris [Y] over zijn handelen bij het opstellen van een testament en een leveringsakte. Klaagster, de weduwe van een neef van erflater, stelt dat de notaris in strijd heeft gehandeld met zijn zorgplicht. Erflater, een vermogend man, was hulpbehoevend en had een sterke wens om bij de familie [Z] te blijven, die hem verzorgde. Klaagster betwist de geldigheid van het testament dat op 17 februari 2003 door de notaris is opgemaakt, waarin de familie [Z] als erfgenamen is benoemd. Klaagster stelt dat de notaris onvoldoende heeft gelet op de belangen van erflater en dat er sprake was van misbruik van omstandigheden door de familie [Z]. De notaris heeft echter betoogd dat erflater capabel was en zijn wil duidelijk heeft geuit. Het hof oordeelt dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klachten ongegrond zijn. De notaris heeft erflater bij het opmaken van het testament en de akte van levering voldoende geïnformeerd over de juridische gevolgen van zijn keuzes. Het hof concludeert dat erflater zelfstandig en weloverwogen heeft gehandeld, en dat de notaris zijn zorgplicht heeft nageleefd. De beslissing van de Kamer van Toezicht wordt bevestigd, en de klachten worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 6 april 2006 in de zaak onder rekestnummer 1258/2005 NOT van:
[X],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: prof. mr. W.R. Meijer,
t e g e n
MR. [Y],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. M. Braun.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 15 augustus 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder te noemen de kamer, van 20 juli 2005, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 14 oktober 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ontvangen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2006. Klaagster, de notaris alsmede hun beider gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klaagster aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster stelt dat de notaris in ernstige mate zijn plicht heeft verzaakt door niet bijzonder oplettend te zijn bij het tot stand komen van de akte van levering aan [naam] (nader te noemen: erflater) van een door hem in 2002 gekochte boerderij, waarbij het de notaris duidelijk moet zijn geweest dat het echtpaar [Z] deze levering wenste en dat erflater – door de omstandigheden daartoe gebracht – daaraan moest meewerken. Bedoelde omstandigheden bestonden hierin dat erflater tevreden was met de zorg die hem door het echtpaar [Z] werd geboden in het door hen geëxploiteerde bejaarden- en verzorgingshuis, dat het echtpaar [Z] had aangegeven te zullen stoppen met de exploitatie van dat verzorgingshuis, dat erflater opzag tegen een verhuizing naar elders en dat het echtpaar [Z] aan erflater had medegedeeld te willen verhuizen naar een boerderij waarin ook voor erflater plaats zou zijn, doch dat het niet over de voor de aankoop benodigde financiering beschikte.
4.2. Voorts verwijt klaagster de notaris dat deze erflater een tekst heeft verstrekt voor een tussen erflater en het echtpaar [Z] te sluiten huurovereenkomst voor een gedeelte van de boerderij, zonder zich te realiseren dat de hoogte van de daarin op te nemen huurprijs voor het desbetreffende registergoed zonder meer veel te laag was. De notaris had bovendien een onderzoek moeten doen naar de prijs die erflater moest betalen voor zijn verzorging en rekening moeten houden met de kosten die erflater heeft gemaakt teneinde de boerderij voor het echtpaar [Z] bewoonbaar te maken. Ook heeft de notaris niet gedacht aan de lopende pachtovereenkomst en geen kennis genomen van de inhoud daarvan. De notaris heeft zich te veel laten leiden door zijn personeel - de notarisklerk wijlen de heer J. [N], hierna: [N] - en de indruk van vastberadenheid die de erflater op hem maakte.
4.3. Tenslotte valt de notaris volgens klaagster een verwijt te maken van het feit dat hij een uiterste wil voor erflater heeft opgesteld op 17 februari 2003, waarin de kinderen van het echtpaar [Z] tot erfgenamen werden benoemd. Klaagster stelt dat het echtpaar [Z] de notaris heeft geadieerd en de voorbereiding, het passeren en de inhoud van de uiterste wil, althans in hoofdzaak, heeft geregisseerd. Dit blijkt ook uit het feit dat de namen en adressen van de erfgenamen – de kinderen van het echtpaar [Z] – feilloos in het testament zijn opgenomen en de personalia van klaagster, die ook tot erfgenaam werd benoemd daarentegen wel herkenbaar, maar verkeerd en fragmentarisch in de uiterste wil zijn vermeld.
Klaagster stelt voorts dat de notaris willens en wetens een vernietigbare making in de uiterste wil van erflater heeft opgenomen, gezien het bepaalde in artikel 4:59 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW. Ook heeft de notaris een legaat opgenomen ten behoeve van de heer [Z], als beloning voor zijn bemoeienis met de uitvaart van erflater. Het overgrote deel van dit bedrag (geschat € 2000,- van de in totaal € 2500,-) is te zien als een bevoordeling, die eveneens valt onder het bepaalde in artikel 4:59 BW. De notaris had onder deze omstandigheden zijn dienst moeten weigeren.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris stelt voorop dat erflater sedert 1973 cliënt is van zijn kantoor en sedert 1997 van de notaris. Zijn inmiddels overleden personeelslid, [N], had altijd vele en goede contacten met erflater. Erflater stond de notaris bekend als een zeer capabel persoon, weliswaar fysiek in een slechte conditie, doch tot zijn overlijden zeer goed bij geest: hij wist terdege wat hij wilde en waar hij het over had. Zowel [N] als de notaris hebben er nooit aan getwijfeld dat erflater niet onder invloed stond van de familie [Z] of dat er geen misbruik van omstandigheden werd gemaakt door deze familie.
Bovendien is de erflater steeds persoonlijk bij de besprekingen en de aktepasseringen aanwezig geweest, zonder dat de familie [Z] hierbij betrokken was.
Wel gaf erflater in al die jaren aan de notaris blijk van een grote genegenheid voor het echtpaar [Z] en hun kinderen.
5.2. Ten aanzien van de leveringsakte stelt de notaris dat het een sterke wens van erflater was om bij de familie [Z] te blijven. Het initiatief dat erflater de boerderij zou kopen is van hemzelf uitgegaan. Er is gesproken over aankoop door de familie [Z] en financiering door erflater, maar erflater wilde zelf eigenaar worden van de boerderij. Terzake van de aankoop door erflater zijn de notaris en genoemde [N] samen bij erflater geweest en hebben gezamenlijk, buiten aanwezigheid van derden, alle aan de koop verbonden aspecten doorgenomen. De opdracht tot het passeren van de leveringsakte is gegeven door verkoper en erflater gezamenlijk. De familie [Z] was hier op geen enkele wijze bij betrokken. Tenslotte stelt de notaris ten aanzien van dit klachtonderdeel dat erflater meer dan voldoende financiële middelen had om zonder financiering tot aankoop van de boerderij te kunnen overgaan en dat dit niet heeft geleid tot een verlies aan vermogen doch enkel tot een vervanging van liquide middelen door onroerend goed.
5.3. Wat betreft de in de huurovereenkomst opgenomen huurprijs stelt de notaris dat deze was overeengekomen tussen erflater en de familie [Z]. Gezien de omstandigheid van het niet volledig ter beschikking van de huurder zijn van de boerderij, van een inwonende en verzorging behoevende derde en van het verpacht zijn van de grond, is de overeengekomen huurprijs niet extreem laag en zelfs redelijk te noemen. De huurovereenkomst is overigens behandeld door [N], die gedurende zeer vele jaren, tot zijn overlijden, lid was van de huurcommissie en terzake zeer deskundig.
5.4. Enige dagen voor het overlijden van erflater is de notaris in het ziekenhuis bij hem geweest. Het verzoek hiertoe heeft de notaris via de familie [Z] bereikt, doch geen enkel lid van deze familie was aanwezig bij de bespreking. Erflater gaf de notaris toen te kennen dat hij zijn testament wilde wijzigen. Hoewel erflater fysiek zeer zwak was, was hij nog immer zeer helder van geest en gaf hij duidelijk aan wat hij wilde. Uit zorgvuldigheid heeft de notaris erflater meermalen zijn wens laten uiten. De notaris heeft vervolgens ter plekke het testament klaargemaakt en gepasseerd.
De notaris tekent hierbij voorts aan dat erflater vanaf 1997 diverse malen aan hem te kennen heeft gegeven dat hij de heer en mevrouw [Z] als erfgenamen wilde aanwijzen. Tot 1 januari 2003 beschouwde de notaris dit als een nietige rechtshandeling, hetgeen hij erflater ook steeds heeft aangegeven en de notaris heeft voorheen ook steeds geweigerd een dusdanige erfstelling in het testament op te nemen. Vanaf 1 januari 2003 was de door erflater gewenste erfstelling een vernietigbare rechtshandeling waarbij nog de vraag kan worden gesteld of in de laatste feitelijke woonomstandigheid sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4:59 BW. De notaris heeft erflater uitdrukkelijk te kennen gegeven dat een niet te verwaarlozen kans bestaat dat de bepalingen in de uiterste wil betreffende de familie [Z] vernietigbaar zijn. De erflater was zich hiervan ook bewust. Een oordeel hieromtrent is echter voorbehouden aan de rechter en omtrent deze vraag is thans een procedure aanhangig.
De notaris stelt dat erflater in eerste instantie de heer en mevrouw [Z] tot enige en algehele erfgenamen wilde benoemen. Om successierechtelijke redenen werd ervoor gekozen de kinderen als zodanig aan te wijzen. Op het laatste moment bedacht erflater zich en voerde voor de helft van zijn nalatenschap klaagster op, die de notaris tot dan toe niet bekend was. Voorts wijst de notaris erop dat klaagster in haar (financiële) belangen niet geschaad is nu haar juist uitdrukkelijk de mogelijkheid ter beschikking staat om op grond van artikel 4:62 BW het testament aan te vechten.
Wat betreft de stelling van klaagster dat de notaris zijn dienst had moeten weigeren, wijst de notaris erop dat er geen sprake is van een ongeldige wilsbeschikking dan wel een wilsbeschikking in strijd met de wet, doch hooguit van een vernietigbare testamentaire bepaling. De notaris stelt dat er geen grond was om op basis van artikel 21 Wet op het notarisambt zijn dienst te weigeren.
Ten aanzien van het legaat aan de heer [Z] merkt de notaris op dat een legaat van € 2.500 voor het regelen van een begrafenis bij een totaal vermogen van € 2.500.000 een alleszins redelijk bedrag is. De notaris had dan ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de heer [Z] hiermee onredelijk bevoordeeld zou worden.
6. De beoordeling
6.1. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat zich richt op het handelen van de notaris bij het tot stand komen van de leveringsakte overweegt het hof het volgende. Voor het hof is het voldoende aannemelijk geworden dat erflater de boerderij heeft aangekocht overeenkomstig zijn wil, zonder dat hierbij sprake is geweest van misbruik van omstandigheden door het echtpaar [Z].
Erflater was een vermogend man, was in zijn werkzame leven boer geweest en wenste verzorgd te worden op de aan te kopen boerderij, zoals hij dat gewend was in het “Zorg-op-maattehuis” van het echtpaar [Z]. Erflater hoefde niet te verhuizen naar een voor hem vreemde verzorgingsplek met de noodzaak zich aan te passen aan een nieuwe omgeving met hem onbekende mensen. Daarmee was het belang van erflater gediend. Dat hiermee tevens de wens van het echtpaar [Z] in vervulling is gegaan leidt, naar oordeel van het hof, niet tot de conclusie dat het echtpaar misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden. In dit verband heeft de notaris terecht gesteld dat er geen sprake was van een verlies van vermogen, doch van een vervanging van liquide middelen door onroerend goed. Het stond erflater vrij om op deze wijze over zijn eigen vermogen te beschikken en er was, naar oordeel van het hof, voor de notaris geen aanleiding om er aan te twijfelen of erflater in staat was om zelfstandig een dergelijke beslissing te nemen dan wel een onderzoek te starten naar mogelijk misbruik van omstandigheden door het echtpaar [Z]. Het hof is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
6.2. Voorts overweegt het hof ten aanzien van het handelen van de notaris met betrekking tot de huurovereenkomst dat erflater en het echtpaar [Z] een huurprijs waren overeengekomen en dat blijkbaar de notaris is verzocht om een en ander te redigeren in een schriftelijk huurcontract. De notaris heeft, naar oordeel van het hof, gemotiveerd aangegeven waarom de huurprijs hem niet als extreem laag voorkwam. Naar oordeel van het hof was er voor de notaris geen reden, noch een aanleiding om een nader onderzoek naar de overeengekomen huurprijs te doen en is hem niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij is uitgegaan van hetgeen partijen hem hebben opgegeven. Het hof oordeelt dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
6.3. Met betrekking tot de uiterste wil van erflater, inclusief het daarin opgenomen legaat, overweegt het hof tenslotte als volgt. Voorop staat dat hetgeen in het testament is opgenomen overeenkomstig de wens van erflater was. De notaris heeft voorts aangegeven dat hij met erflater heeft besproken dat mogelijk sprake was van een vernietigbare bepaling in het testament. Het hof is van oordeel dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door mee te werken aan de totstandkoming van een testament met deze inhoud. Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris hiermee tegemoet is gekomen aan de wens van erflater. Het hof overweegt voorts dat nog geenszins vast staat dat er sprake is van vernietigbare testamentaire bepalingen en dat indien komt vast te staan dat hiervan wel sprake is, dit niet automatisch tot de conclusie leidt dat de notaris verwijtbaar heeft gehandeld door de bestreden bepalingen op te nemen in de uiterste wil van erflater. Het hof is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 6 april 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
IN HET ARRONDISSEMENT GRONINGEN
Reg.nr.: 77706 KT/RK 04-22
Datum uitspraak: 20 juli 2005
BESLISSING in de zaak van:
[X],
wonende te [adres],
klaagster,
tegen
mr. [Y],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
PROCESVERLOOP
Klaagster heeft bij brief van 28 februari 2005, door de Kamer van Toezicht (hierna te noemen de Kamer) ontvangen op 1 maart 2005, een klacht tegen de notaris ingediend.
De notaris heeft bij brief van 3 mei 2005 op de klacht gereageerd.
De klacht is op 28 juni 2005 door de Kamer behandeld.
Verschenen zijn klaagster, bijgestaan door haar dochter en zoon [namen], alsmede de notaris.
Partijen hebben hun standpunten -klaagster onder overlegging van een pleitnota- nader toegelicht.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
a. Op 21 februari 2003 is te [plaats] overleden [naam], hierna te noemen erflater. Erflater was een vermogend man. Hij is nimmer gehuwd geweest en had geen afstammelingen. Bij zijn overlijden bedroeg de totale waarde van zijn nalatenschap € 2.662.188,--.
b. Klaagster is de weduwe van [naam], een neef van erflater.
c. Nadat erflater in fysiek opzicht hulpbehoevend werd, is hij in 1996 gaan wonen in het bejaardenpension “[naam]”, gevestigd te [plaats]. Het pension werd als eenmanszaak geëxploiteerd door [Z], samen met zijn echtgenote [naam] (hierna gezamenlijk aan te duiden als de familie [Z]). De familie [Z] was op hetzelfde adres woonachtig.
d. Nadat de familie [Z] het voornemen had uitgesproken de exploitatie van het bejaardenpension te willen beëindigen, heeft erflater -die de zorg van de familie [Z], waarover hij zeer tevreden was, wilde continueren- op 1 mei 2002 een boerderij gekocht aan de [adres] te [plaats]. Erflater heeft per diezelfde datum de boerderij tegen een bedrag van € 500,-- per maand aan de familie [Z] verhuurd en heeft zelf een tweetal kamers in de boerderij betrokken.
e. De leveringsakte is gepasseerd bij de notaris, die ook de huurovereenkomst heeft opgesteld.
f. Erflater heeft in december 2002 bij een andere dan de onderhavige notaris een testament opgemaakt.
g. Op 17 februari 2003 heeft erflater, die in verband met zijn verslechterde conditie was opgenomen in het ziekenhuis, de notaris bij zich doen roepen om zijn testament te wijzigen.
h. Erflater heeft diezelfde avond ten overstaan van de notaris zijn testament als volgt gewijzigd:
“A HERROEPING
Ik herroep alle vroeger door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen.
B ERFSTELLING
Ik benoem tot enige en algehele erfgenamen van mijn nalatenschap
I Voor de helft van mijn nalatenschap, gezamenlijk, ieder voor een gelijk deel:
1. mevrouw [Z], geboren te [plaats] op zestien april 1973, wonende te [adres] te [plaats], gehuwd met de heer [naam], zulks met plaatsvervulling ten behoeve van de wettelijke afstammelingen van genoemde [Z] op de wijze en voor de delen als bij wettelijke plaatsvervulling volgens de Nederlandse wet bij erfopvolging bij versterf (staaksgewijs); en
2. de heer [Z], geboren te [plaats] op vijftien maart negentienhonderd vijfenzeventig, wonende te [adres], gehuwd met mevrouw [naam], zulks met plaatsvervulling ten behoeve van de wettelijke afstammelingen van genoemde [Z] op de wijze en voor de delen als bij wettelijke plaatsvervulling volgens de Nederlandse wet bij erfopvolging bij versterf (staaksgewijs);
II Voor de wederhelft van mijn nalatenschap:
Mijn aangetrouwde nichtje, genaamd [naam], gehuwd met mijn neef, geslachtsnaam [naam], wonende te [woonplaats].”
i. De onder 1 en 2 genoemde erfgenamen zijn de kinderen van de familie [Z].
j. Erflater is drie dagen na het maken van het testament overleden. Hij had tot aan zijn dood de volledige beschikking over zijn verstandelijke vermogens en was goed in staat zijn wil te bepalen.
k. Bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst van 17 april 2003, gericht aan de andere erfgenamen, heeft klaagster ingevolge artikel 3: 49 BW met een beroep op artikel 4:59 BW door middel van een buitengerechtelijke verklaring de vernietiging van het testament ingeroepen. De andere erfgenamen hebben niet in de vernietiging berust. De erfgenamen zijn thans verwikkeld in een civiele procedure.
l. Klaagster heeft eveneens de huurovereenkomst tussen erflater en de familie [Z] wegens misbruik van omstandigheden vernietigd.
2. Standpunt van klaagster
2.1 Klaagster is van mening dat de notaris in de hierna te noemen omstandigheden heeft gehandeld in strijd met de plicht tot betrachting van de onafhankelijkheid en de grootst mogelijke zorgvuldigheid die van hem wordt vereist in de uitoefening van zijn ambt, zodat hij niet de zorg heeft betracht die een behoorlijk notaris in dezen jegens klaagster betaamt.
2.2 Erflater was een vaste, bekende cliënt van de notaris. De notaris was goed op de hoogte van de woon- en zorgsituatie van erflater. De kennis daarover had de notaris uit eigen ervaring dan wel via zijn -inmiddels overleden- klerk.
2.3 Het was de notaris derhalve bekend dat erflater in fysiek opzicht een hulpbehoevende man was, die in “[naam]” de mogelijkheid had 24 uur per dag de hulp in te roepen van de familie [Z] of een van hun medewerkers.
Toen de familie [Z] de exploitatie van “[naam]” wenste te beëindigen en een boerderij wenste te kopen waarvoor zij echter de financiële middelen niet had, vatte bij erflater, die erg opzag tegen een nieuwe zorgomgeving met nieuwe mensen en methoden en liever geen afscheid wilde nemen van de familie [Z], de gedachte post de door hem gewenste zorg “in te kopen”. Erflater, die wel over de benodigde financiën beschikte, heeft vervolgens de boerderij gekocht opdat de zorg die de familie [Z] hem verschafte, kon worden gecontinueerd.
Gelet op de prijs die erflater heeft betaald voor de continuering van de zorg, de vurige wens van de familie [Z] in bezit te komen van de boerderij en de omstandigheden waaronder erflater heeft gehandeld, is sprake van misbruik van omstandigheden door de familie [Z].
De notaris, deze situatie kennende, heeft de belangen van erflater onvoldoende behartigd door mee te werken aan de verwerving van de boerderij te [plaats]. Dit handelen van de notaris is in strijd met artikel 17 Wna en derhalve klachtwaardig.
2.4 In het licht van het voorgaande moet ook de gesloten huurovereenkomst worden gezien.
De notaris had bij het opstellen van de huurovereenkomst een zelfstandig onderzoek moeten instellen naar de prijs die erflater aan de familie [Z] moest betalen voor de zorg die de familie hem bleef verlenen. Eerst na het instellen van zo’n onderzoek had de notaris kunnen beoordelen of de overeengekomen huurprijs van € 500,-- per maand naar de omstandigheden van het geval reëel was. Nu de notaris dit achterwege heeft gelaten, is sprake van laakbaar handelen door de notaris.
Ook had de notaris bij het opstellen van de huurovereenkomst rekening moeten houden met de verbouwingswerkzaamheden ad € 200.000,-- die ten gunste van de familie [Z] en op kosten van erflater aan de boerderij zijn uitgevoerd, alsmede met het feit dat de door erflater verworven landerijen verpacht waren, waarvan geen melding is gemaakt in de huurovereenkomst.
De notaris, verantwoordelijk voor de huurovereenkomst en de situatie van erflater kennende, had rekening moeten houden met de hiervoor genoemde omstandigheden en de overeenkomst daaraan moeten aanpassen, waarbij de belangen van erflater als rijke, hulpbehoevende oude man beschermd hadden moeten worden.
2.5 Erflater heeft drie dagen voor zijn overlijden een eerder door hem opgemaakt testament doen wijzigen. Uit de omstandigheid dat de familie [Z] daarvoor de notaris heeft benaderd en het feit dat de namen en adressen van de kinderen van de familie [Z] feilloos in het testament zijn opgenomen, terwijl klaagster wel herkenbaar doch verkeerd en fragmentair is vermeld, volgt dat de familie [Z] de voorbereiding, het passeren en de inhoud van het testament althans in de hoofdzaak, heeft geregisseerd. Dit blijkt bovendien uit het feit dat de familie [Z] klaagster kort na het overlijden van erflater wist te vertellen dat zij in het testament werd genoemd.
Uit deze gang van zaken kan worden geconcludeerd dat de notaris bij het passeren van de testamant fundamenteel in strijd met zijn geheimhoudingsplicht en zijn verplichting tot het betrachten van de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld.
Opgemerkt zij voorts dat uit het testament niet blijkt dat dit in aanwezigheid van getuigen is gepasseerd.
2.6 De notaris heeft willens en wetens een vernietigbaar testament opgemaakt. De notaris heeft erkend dat hij zich ervan bewust was dat ingevolge het oude erfrecht, dat van kracht was tot 1 januari 2003, het opnemen van de familie [Z] als erfgenamen van erflater een nietige rechtshandeling was. Sedert de in werkingtreding per 1 januari 2003 van het nieuwe erfrecht is een dergelijke rechtshandeling vernietigbaar.
Nu de notaris, volledig op de hoogte zijnde van de juridische en feitelijke situatie van erflater en de familie [Z], willens en wetens een vernietigbare rechtshandeling in het testament van erflater heeft opgenomen, moet dit handelen van de notaris worden aangemerkt als uiterst klachtwaardig.
Niet aannemelijk is overigens dat om successierechtelijke redenen de kinderen van de familie [Z] in het testament zijn opgenomen -zoals door de notaris is betoogd- , nu de executeur kort na het overlijden van erflater aan klaagster heeft medegedeeld dat voor deze constructie is gekozen om een beroep op artikel 4:59 lid 1 en/of 2 te voorkomen.
In het testament is voorts een legaat aan de heer [Z] opgenomen als beloning voor zijn
-overigens uitermate beperkte- bemoeienis met de uitvaart van erflater. Klaagster gaat er van uit dat ook deze bepaling vernietigbaar is, zodat ook wat dit betreft de notaris klachtwaardig heeft gehandeld.
3. Standpunt van de notaris
3.1 Erflater was sedert jaar en dag cliënt van de voorganger van de notaris, notaris [naam], en sedert 1997 cliënt van de notaris zelf. Daarnaast heeft zijn -inmiddels overleden- notarisklerk, de heer [N], ruim dertig jaar vele en goede contacten met de erflater gehad en veelal diens zaken behartigd.
3.2 De notaris is van mening dat erflater een zeer capabele persoon was die tot zijn overlijden goed bij geest en zeer scherpzinnig was en terdege wist wat hij wilde en waar hij het over had. De notaris beschouwde erflater als een integere en intelligente man die zich door niemand iets wijs liet maken. De contacten tussen de notaris en erflater zijn altijd buiten aanwezigheid van anderen geweest en van enige invloed op het handelen van erflater door bijvoorbeeld de familie [Z] is de notaris nimmer gebleken. Bij besprekingen en aktepassering(en) is erflater steeds persoonlijk aanwezig geweest.
3.3 Bij erflater bestond een sterke wens om bij de familie [Z] te blijven. Nadat de familie [Z] te kennen had gegeven de exploitatie van het door hen beheerde bejaardenpension “[naam]” te willen beëindigen en het pension te willen verkopen en over te willen gaan tot aankoop van de boerderij te [plaats], is erflater in overleg gegaan met de familie [Z]. Gezamenlijk zijn zij overeengekomen dat erflater -die over meer dan voldoende financiële middelen beschikte om zonder financiering de boerderij te kunnen kopen- eigenaar en de familie [Z] huurder van de boerderij zou worden en dat erflater in de boerderij twee kamers zou gaan betrekken.
De aankoop van de boerderij is vervolgens met het notariskantoor kortgesloten. Ter zake van de bespreking van de aankoop en de huurovereenkomst zijn de notaris en [N] bij erflater geweest en hebben buiten aanwezigheid van anderen de zaak doorgenomen en besproken.
Erflater en de verkoper van de boerderij hebben daarna de notaris opdracht gegeven de leveringsakte te passeren. De akte is gepasseerd in de woonruimte van erflater, in bijzijn van de verkoper en diens echtgenote, [N] en de notaris.
Uit niets is de notaris gebleken van enige dwang, beïnvloeding of misbruik van omstandigheden en erflater gaf de notaris de indruk de gevolgde constructie zelf te hebben voorgesteld aan de familie [Z].
3.4 Dat de notaris in een situatie als de onderhavige een huurovereenkomst opstelt, is niet ongebruikelijk.
De notaris heeft de concepthuurovereenkomst aan erflater ter hand gesteld en met hem besproken. De huurprijs was overeengekomen tussen erflater en de familie [Z]. De landerijen waren verpacht en de familie [Z] had en heeft niet de beschikking over de gehele boerderij. Gezien het feit dat de familie [Z] niet de volledige beschikking had over de gehele boerderij, zij een inwonende hulpbehoevende derde te verzorgen had en de grond rond de boerderij verpacht was, is de notaris van mening dat de overeengekomen huurprijs niet extreem laag te noemen is.
Bovendien is, zoals reeds vermeld, alles op uitdrukkelijk verzoek van erflater afgehandeld en met hem besproken.
De verbouwing van de boerderij en de kosten daarvan zijn geheel buiten de notaris om gegaan.
3.5 Op 17 februari 2003 gaf erflater door tussenkomst van de familie [Z] te kennen zijn testament te willen wijzigen. Erflater was zeer ziek en had zeer waarschijnlijk nog maar kort te leven. De notaris had de indruk dat erflater nog dezelfde nacht zou kunnen overlijden. De notaris is derhalve ‘s avonds naar het ziekenhuis gegaan, voorzien van zijn laptop met daarin reeds opgeslagen de eventuele relevante personalia/gegevens.
Opgemerkt dient te worden dat erflater sedert 1997 de notaris te kennen had gegeven de familie [Z] als enige erfgenaam aan te willen wijzen. Omdat een dergelijke constructie volgens het oude erfrecht tot 1 januari 2003 een nietige rechtshandeling betrof, had de notaris tot die datum geweigerd een zodanige erfstelling in het testament op te nemen. Na 1 januari 2003 is het erfrecht ingrijpend veranderd en is de door erflater gewenste erfstelling niet een nietige maar een vernietigbare rechtshandeling.
Zich ervan bewust zijnde dat de door erflater gewenste erfstelling een vernietigbare rechtshandeling betrof -de consequenties daarvan heeft de notaris bij het passeren van het laatste testament met erflater besproken- heeft de notaris voldaan aan de wens van erflater.
In eerste instantie wilde erflater alleen de familie [Z] tot zijn enige en algehele erfgenaam benoemen, waarna hij zich op het laatste moment bedacht en ook -de notaris tot dan onbekende- klaagster voor de helft opvoerde. In overleg met erflater is om successierechtelijke redenen ervoor gekozen om de kinderen van de familie [Z] aan te wijzen als erfgenamen.
De notaris heeft erflater bij het opmaken van het testament diverse malen ter verificatie zijn wil met betrekking tot zijn erfstellingen laten herhalen.
Hoewel enigszins moeizaam in verband met zijn zwakke gezondheid heeft erflater duidelijk en helder zijn wensen kenbaar gemaakt en de notaris heeft ter plekke het testament klaargemaakt en gepasseerd.
De notaris is van mening dat het niet aan hem is om te beoordelen of de woonomstandigheden tussen erflater en de familie [Z] moeten worden aangemerkt als een situatie als bedoeld in artikel 4:59 BW. Indien daarover tussen de erfgenamen een geschil zou rijzen en de nietigheid van de erfstelling zou worden ingeroepen, is het aan de rechter om daarover een oordeel uit te spreken. Het feit dat de erfgenamen daarover thans in een juridische strijd zijn verwikkeld -de familie [Z] heeft niet berust in de vernietiging door de buitengerechtelijke verklaring van klaagster- , geeft aan dat daarover verschillend kan worden gedacht.
Dit geldt evenzeer voor het legaat dat aan de heer [Z] in het testament is toegekend.
De notaris is van mening dat hij in alle zaken van de erflater grote zorgvuldigheid heeft betracht. Naar zijn mening is nimmer sprake geweest van onredelijke beïnvloeding of misbruik van omstandigheden. De notaris heeft derhalve nimmer enige aanleiding gezien zijn medewerking aan de leveringsakte, de huurovereenkomst en het testament te weigeren.
4. Beoordeling
4.1 Tussen partijen is niet in geschil dat erflater een intelligente, capabele man was die tot aan zijn dood goed bij geest en zeer scherpzinnig was en terdege wist wat hij wilde en waar hij het over had. Evenmin staat ter discussie dat het testament dat op 17 februari 2003 door de notaris is opgemaakt, volledig in overeenstemming was met de wil van erflater.
Onbestreden is voorts dat erflater in lichamelijke zin een hulpbehoevende man was die qua zorg afhankelijk was van anderen en dat die zorg hem -overeenkomstig zijn eigen wens- werd verschaft door de familie [Z].
4.2 De eerste vraag die door de Kamer zal worden beantwoord, is of de notaris laakbaar heeft gehandeld door op 17 februari 2003 mee te werken aan het opmaken van een testament wetende dat daarin een erfstelling werd opgenomen die voor vernietiging in aanmerking zou kunnen komen.
Ingevolge het oude erfrecht, dat gold tot 1 januari 2003, was het opnemen in het testament van personen als erfgenaam die de erflater fysiek hebben behandeld dan wel geestelijke bijstand hebben verleend, een nietige rechtshandeling. De wetgever beoogde daarmee te voorkomen dat personen die de erflater tijdens ziekte gevolgd door overlijden, lichamelijk of geestelijk hebben bijgestaan, voordeel zouden kunnen trekken uit uiterste wilsbeschikkingen.
Per 1 januari 2003 is het erfrecht gewijzigd en is ingevolge artikel 4:62 lid 1 BW het opnemen van een dergelijke erfstelling niet langer een nietige maar een vernietigbare rechtshandeling. Met deze wijziging is de wetgever tegemoet gekomen aan de testeervrijheid van de erflater. Met andere woorden, respecteren alle erfgenamen de laatste wil van de overledene en berusten zij in het testament dan blijft het testament in stand en wordt overeenkomstig de wil van de erflater daaraan uitvoering gegeven. Echter, indien een dergelijke erfstelling naar de mening van één van de erfgenamen onrechtmatig zou zijn, dan kan met een beroep op artikel 4:62 BW de nietigheid daarvan worden ingeroepen.
Door de notaris is aangevoerd dat hij zich bewust was van de mogelijke vernietigbaarheid ingevolge artikel 4:62 BW en dat hij op de avond van 17 februari 2003 erflater daarop en op de consequenties daarvan heeft gewezen. Desondanks heeft erflater er voor gekozen een vernietigbare erfstelling in zijn testament te doen aanwijzen.
De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat hij reeds gedurende een aantal jaren wist dat het de uitdrukkelijke wens van erflater was om de familie [Z] als zijn erfgenaam aan te wijzen, dat hem niet van enige beïnvloeding van erflater door de familie [Z] was gebleken en dat hem dit ook niet aannemelijk voorkwam, gelet op de krachtige persoonlijkheid van erflater.
Toen de notaris zich op 17 februari 2003 naar het ziekenhuis begaf om het testament van erflater te wijzigen, waren de omstandigheden aldus dat hij te maken had met een stervende man die goed bij geest was en die wederom uitdrukkelijk te kennen gaf de familie [Z] als zijn erfgenaam te willen benoemen. Aangezien op dat moment het nieuwe erfrecht van kracht was geworden en een zodanige erfstelling niet langer een nietige maar een vernietigbare rechtshandeling betrof, heeft de notaris geheel overeenkomstig de wensen van erflater een nieuw testament opgemaakt.
De Kamer is van oordeel dat de notaris met het feit dat hij zijn medewerking aan het testament heeft verleend, niet onzorgvuldig heeft gehandeld noch dat hij de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze onvoldoende heeft behartigd.
Hij is tegemoet gekomen aan de wens van erflater in de stellige overtuiging dat die wens zich in alle onafhankelijkheid had gevormd. De belangen van klaagster zijn door het handelen van de notaris niet geschaad nu haar de mogelijkheid ter beschikking staat het testament aan te vechten en de vernietiging van de rechtshandeling in te roepen. Indien de familie [Z] zich niet neerlegt bij de buitengerechtelijke vernietiging, kan zij haar standpunt ter beoordeling aan de rechter voorleggen.
Van enig laakbaar handelen dienaangaande van de notaris is naar het oordeel van de Kamer dan ook geen sprake, zodat deze klacht ongegrond zal worden verklaard.
4.3 Wat betreft de klachten die zich richten tegen de medewerking van de notaris aan het tot stand komen van de leveringsakte en de huurovereenkomst overweegt de Kamer het volgende.
Zoals reeds meerdere malen genoemd staat tussen partijen vast dat erflater een capabele, intelligente man was die goed wist wat hij deed.
Klaagster heeft in haar klachten aangevoerd dat desalniettemin van beïnvloeding zonder meer sprake moet zijn geweest aangezien erflater een in lichamelijke zin hulpbehoevende man was die geheel was aangewezen op de zorg die de familie [Z] hem verleende. In dat licht gezien zou de familie [Z] misbruik van de omstandigheden hebben gemaakt door erflater te bewegen de boerderij te kopen zodat de familie de vurig door haar gewenste behuizing zou kunnen betrekken.
De Kamer verwerpt deze stelling van klaagster. Het gaat te ver om zonder meer er van uit te gaan dat een hulpbehoevende persoon -hoe zeer ook aangewezen op de zorg van anderen- ook in geestelijke zin afhankelijk van derden zou moeten zijn. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de aankoop van de boerderij overeenkomstig de onafhankelijke wil van erflater was.
Ongetwijfeld werd daarmee tegemoet gekomen aan de wens van de familie [Z], doch ook het belang van erflater was hiermee gediend. Op deze manier kon erflater op de door hem gewenste wijze zijn laatste jaren bij de familie [Z] doorbrengen en hoefde hij niet te verhuizen naar een vreemde omgeving met nieuwe methodes en nieuwe mensen. Aannemelijk is dat erflater zich ervan bewust was dat hij daarvoor een zekere prijs heeft moeten betalen.
Het mag zo zijn dat klaagster het huurbedrag niet in overeenstemming met de kwaliteit en omvang van het gehuurde acht, dat neemt niet weg dat de notaris gemotiveerd heeft aangegeven waarom het bedrag hem niet buitenproportioneel voorkwam.
Op grond van het voorgaande is de Kamer van oordeel dat van enig laakbaar handelen van de notaris haar niet is gebleken.
Ook deze klachten zullen derhalve alle ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De Kamer van Toezicht:
verklaart de klachten ongegrond.
Deze beslissing is gegeven te Groningen op 20 juli 2005 door mr. W. Duitemeijer, voorzitter,
mrs. M.M. Overes-Hulst, F. Bergman, A.J.M. Jansen en J. Kuipers, leden, bijgestaan door
W.J. Vos, secretaris, en uitgesproken ter openbare vergadering van de Kamer.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam