ECLI:NL:GHAMS:2006:AW1956

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
869/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J.P. Bergmans
  • A.A.H. Verheezen
  • C.L.J.R.D. Douven
  • M.M.L.H. Voncken
  • C.J. Leussink
  • A.L.G.A. Stille
  • A.M.A. Verscheure
  • P.J.N. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over nalatenschap en afhandeling van erfgenamen

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen notaris [Z] over de afhandeling van de nalatenschap van mevrouw [J], die op 2 maart 1999 overleed. Klaagster, een erfgenaam, heeft meerdere klachten ingediend tegen de notaris, die de nalatenschap beheerde. De klachten omvatten onder andere het onterecht inschakelen van derden zonder toestemming van de erfgenamen, het niet ontvangen van erfgenamen op kantoor, en het verkeerd invullen van de successieaangifte. Klaagster stelt dat de notaris zich als executeur-testamentair gedroeg zonder benoeming en dat hij niet naar behoren heeft gehandeld in de afwikkeling van de nalatenschap. De Kamer van Toezicht heeft de klachten beoordeeld en een aantal daarvan niet-ontvankelijk verklaard, terwijl andere klachten ongegrond zijn verklaard. De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klachten en heeft gesteld dat hij naar beste vermogen heeft gehandeld. De Kamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klachten niet ontvankelijk of ongegrond zijn. De beslissing van de Kamer is in hoger beroep door het Gerechtshof Amsterdam bevestigd, waarbij het hof zich verenigde met de bevindingen van de Kamer van Toezicht en het beroep van klaagster heeft verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 6 april 2006 in de zaak onder rekestnummer 869/05 NOT van:
[X],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: [Y],
t e g e n
MR. [Z]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: prof. mr. W.R. Meijer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 31 mei 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep instelt tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder te noemen de kamer, van 4 april 2005, verzonden op 3 mei 2005, waarbij klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, gedeeltelijk niet-ontvankelijk is verklaard en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van klaagster is voorts op 26 juli 2005 een aanvulling op het verzoekschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 20 oktober 2005.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2006. De gemachtigde van klaagster, de notaris en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de beide gemachtigden aan de hand van nadien aan het hof overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster heeft de onderdelen van haar klacht in eerste instantie genummerd van 18 tot en met 33. De door klaagster gehanteerde nummering wordt in het navolgende aangehouden.
Klacht 18: De notaris heeft zich, zonder toestemming van de erfgenamen, bij de overdracht van de opgeslagen inboedel laten bijstaan door mr. R.P.H.W. Haas, advocaat te Heerlen, en de daaraan verbonden kosten ten laste van de boedel gebracht.
Klacht 19: De notaris beweert, in strijd met de waarheid, dat hij bij de overdracht van de sleutel van de door erflaatster nagelaten woning niet aanwezig was.
Klacht 20: De notaris heeft zich op onrechtmatige wijze in het bezit gesteld van een antiek sleutelkastje afkomstig uit de woning van erflaatster.
Klacht 21: De notaris heeft geweigerd om een bijeenkomst van de erfgenamen bij te wonen op 17 oktober 2002. Dit ondanks een uitdrukkelijk verzoek daartoe.
Klacht 22: De notaris heeft een beëdigd taxateur de opdracht gegeven om de waarde van de inboedel te bepalen zonder toestemming van de erfgenamen.
Klacht 23: De notaris weigert om met de ringvoorzitter en vertegenwoordigers van de erfgenamen om de tafel te gaan zitten.
Klacht 24: De notaris wacht, zo heeft hij de erfgenamen mondeling medegedeeld, ten onrechte met de afhandeling van de nalatenschap tot de uitspraak van dit hof in deze zaak.
Klacht 25: De notaris is niet ingegaan op het verzoek van de gemachtigde van klaagster om de naam te noemen van de erfgenaam die een bod van € 3500,- heeft gedaan op de opgeslagen inboedel van erflaatster.
Klacht 26: De notaris heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek van de gemachtigde van klaagster om tegoeden uit de nalatenschap over te schrijven naar een door haar gemachtigde aangegeven bankrekening teneinde een hogere rente te genereren.
Klacht 27: Door toedoen van de notaris hebben de erfgenamen een financiële schade geleden van € 88.000,-.
Klacht 28: De notaris heeft 21 dagen laten verstrijken alvorens de inboedel door de opkoper te laten ophalen bij de firma Pinxt, terwijl de opslagkosten € 107,- per maand bedragen.
Klacht 29: De notaris heeft nagelaten om de opgeslagen inboedel te verkopen aan de hoogst biedende. De notaris is nadrukkelijk gevraagd dit wel te doen.
Klacht 30: De notaris weigerde aanwezig te zijn bij het afhalen door de opkoper van de opgeslagen inboedel bij de firma Pinxt. In plaats daarvan stuurde de notaris mr. Haas voornoemd.
Klacht 31: Door toedoen van de notaris vermeldt de in het kadaster te Roermond ingeschreven akte betreffende de verkoop van het door erflaatster nagelaten onroerend goed 20 erfgenamen in plaats van 10. Bovendien worden meerdere adresgegevens foutief dan wel onvolledig vermeld.
Klacht 32: De notaris beticht de gemachtigde van klaagster ten onrechte van pogingen tot het onderhands verkopen van de inboedel van erflaatster.
Klacht 33: De notaris heeft op 25 april 2002 bericht dat op de opgeslagen inboedel een bod is uitgebracht van € 3500,-. Op 14 oktober 2002 schrijft de notaris dat de bieder niet heeft voldaan aan het betalen van de koopsom. De notaris heeft aldus een half jaar laten verstrijken, hetgeen onnodige opslagkosten met zich meebracht.
4.2. In hoger beroep zijn namens klaagster de volgende klachtonderdelen aangevoerd:
- De notaris gedraagt zich als executeur-testamentair terwijl hij niet als zodanig benoemd is.
- De notaris weigert erfgenamen die moeilijke vragen stellen op zijn kantoor te ontvangen en stelt dat zij moeten betalen als zij iets willen weten.
- De notaris werkt niet overeenkomstig de opdracht die de erfgenamen aan hem hebben gegeven.
- De notaris schakelt derden in teneinde zijn eigen gebrek aan kennis van het erfrecht bij te schaven. Dit gebeurt zonder dat de erfgenamen hiertoe opdracht hebben gegeven.
- De notaris heeft de successieaangifte bewust verkeerd en te hoog ingevuld en wil hierover geen verantwoording afleggen.
- De notaris heeft in een brief van 1 maart 2004 aangekondigd rekening en verantwoording te zullen afleggen, doch heeft dit tot op heden nog niet gedaan.
4.3. Voorts zijn namens klaagster bezwaren aangevoerd tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Zo weigerde de voorzitter van de kamer onder meer in te gaan op het namens klaagster gedane aanbod om getuigen te horen en weigerde de voorzitter in te gaan op schriftelijke verklaringen die hem werden getoond.
4.4. Tenslotte wordt in hoger beroep namens klaagster nogmaals een aanbod tot getuigenverhoor gedaan.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris stelt ten aanzien van de klachtonderdelen genummerd 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32 en 33 dat klaagster niet kan worden ontvangen aangezien (aspecten van) deze klachtonderdelen reeds in eerdere tuchtprocedures aan de orde zijn geweest.
Meer specifiek ingaand op genoemde klachtonderdelen stelt de notaris het volgende. De klachtonderdelen 18, 28, 30, 32 en 33 betreffen de verkoop en levering van de inboedel van erflaatster die was opgeslagen na de verkoop en levering van het huis van erflaatster. De notaris heeft steeds getracht zo zorgvuldig mogelijk te opereren. De gemachtigde van klaagster heeft echter voor vertraging gezorgd door het aankondigen van eigen acties, door het weigeren de nodige volmacht te tekenen en door de volmacht op het laatste moment in te trekken.
Klachtonderdeel 21 heeft betrekking op een door enkele erfgenamen georganiseerde bijeenkomst, waarbij het gedrag van de notaris aan de kaak zou worden gesteld, zo werd hem door een van de erfgenamen medegedeeld, en tevens zouden de onderlinge tegenstellingen tussen de erfgenamen worden besproken. De notaris heeft, in overleg met zijn juridische adviseurs en leden van de kamer, besloten niet aan deze bijeenkomst deel te nemen.
Ten aanzien van klachtonderdeel 26 stelt de notaris dat het niet goed is bij een wijziging van een rentepercentage bij de eigen of een andere bank onmiddellijk het saldo over te brengen naar een andere bank.
5.2. Ten aanzien van klachtonderdeel 24 stelt de notaris dat de definitieve afhandeling van de nalatenschap stagneerde omdat de gemachtigde van klaagster weigerde en nog steeds weigert de extra kosten, die door zijn handelen zijn veroorzaakt, voor zijn rekening te nemen.
5.3. Ten aanzien van klachtonderdeel 27 voert de notaris aan dat het hier slechts een constatering betreft en bovendien een civielrechtelijke aangelegenheid.
6. De beoordeling
6.1. In zijn algemeenheid kan het hof geen kennis nemen van verzoeken die voor het eerst in hoger beroep naar voren worden gebracht. Nu klaagster de in rubriek 4.2. genoemde klachtonderdelen voor het eerst in hoger beroep heeft aangevoerd, zal het hof reeds om die reden niet tot behandeling van deze klachtonderdelen overgaan.
6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten, dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Voor zover de feiten door klaagster zijn betwist is het hof van oordeel dat dit niet van invloed is op de door de kamer geformuleerde beslissing.
6.3. Klaagster heeft in hoger beroep, nogmaals, bewijs aangeboden door het horen van getuigen. Het hof zal dit bewijsaanbod reeds daarom passeren, daar het onvoldoende concreet dan wel niet terzake dienend is.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 6 april 2006 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
MW. [X], wonende te [plaats],
klaagster,
gemachtigde: dhr. [Y],
tegen:
MR. [Z], notaris te [plaats],
hierna te noemen: de notaris,
1. Het verloop van de procedure
Bij brief - met bijlagen - van 5 november 2004 heeft de gemachtigde van klaagster zestien klachten (hierna aan te duiden met de cijfers 18 t/m 33) ingediend tegen de notaris.
De notaris heeft, daartoe door de Kamer van Toezicht in de gelegenheid gesteld, bij brief van 29 december 2004 schriftelijk tegen de klachten verweer gevoerd.
Vervolgens zijn partijen opgeroepen voor de zitting van de Kamer van Toezicht op 23 maart 2005.
Op 23 maart 2005 zijn voor de Kamer van Toezicht verschenen:
-de gemachtigde van klaagster, [Y].
-de notaris.
Tevens zijn drie toehoorders aanwezig.
De notaris heeft zijn verweer tegen de klachten nader toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie die ter zitting overgelegd is en als hier ingelast wordt beschouwd. Daarna heeft de voorzitter de behandeling gesloten, onder mededeling dat de Kamer zo mogelijk binnen vier weken op de klachten zou beslissen.
Na sluiting van de mondelinge behandeling is een brief met betrekking tot de klachten van de gemachtigde van klaagster bij de Kamer binnengekomen. Deze brief is aan de notaris doorgezonden die daarop tegenover de Kamer gereageerd heeft. De Kamer heeft de brieven terzijde gelegd en op de inhoud geen acht geslagen omdat de brieven zijn binnengekomen nadat het processuele debat reeds gesloten was.
2. De vaststaande feiten
Gelet op eerder ingediende klachten aangaande de afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw [J] wordt hier uitgegaan van de navolgende feiten.
Op 2 maart 1999 is mevrouw [J], laatstelijk wonende te [plaats], [adres], overleden. Zij was nimmer gehuwd geweest en overleed zonder achterlating van broers of zusters of erfgenamen in de rechte lijn. Klaagster, stiefmoeder van de gemachtigde [Y], is een van de erfgenamen.
De afwikkeling van de nalatenschap was in handen van het kantoor van oud-notaris [A] te [plaats]. Na het defungeren van mr. [A], vanaf april 2000, heeft notaris [Z] als opvolger van mr. [A] de afhandeling van de nalatenschap overgenomen.
De afwikkeling van de nalatenschap verloopt moeizaam. In april 2000 ziet de notaris zich genoodzaakt in kortgeding de ontruiming te vorderen van het woonhuis van erflaatster, dat door een van de erfgenamen was betrokken. Het duurt lang voordat een juist overzicht van de erfgenamen en hun rechten wordt opgesteld. De verkoop van de inboedel en de auto van erflaatster stuit op problemen. Een aantal erfgenamen wordt ongeduldig, bezoekt de notaris in juni 2000 op zijn kantoor en dringt aan op spoed. De gemachtigde van klaagster dient een reeks van klachten tegen de notaris in. Zeventien klachten zijn inmiddels door de kamer van toezicht behandeld. Thans liggen vijftien klachten (nummers 18 t/m 33) ter beoordeling door de Kamer voor.
3. De inhoud van de klachten
De klachten houden kort samengevat het volgende in (waarbij de nummering van de klachten aangehouden is zoals die door de gemachtigde van klaagster en de notaris is gehanteerd):
Klacht 18.
De notaris heeft zich inzake de overdracht van de bij de firma Pinxt opgeslagen boedel zonder toestemming van de erfgenamen laten bijstaan door mr. Haas te Heerlen. De kosten ten bedrage van € 2384,20 komen dan ook voor rekening van de notaris.
Klacht 19.
De notaris heeft niet gehandeld zoals van een notaris verwacht mag worden. Immers zijn bewering dat hij bij de overdracht van de sleutel van het door erflaatster nagelaten pand niet aanwezig was, is onjuist.
Klacht 20.
De notaris is op onrechtmatige wijze in het bezit gekomen van een antiek sleutelkastje dat afkomstig was uit de woning van de erflaatster. Het zogenaamde sleutelkastje is het bovenstuk van een antieke klok. Dat sleutelkastje was niet bij de inboedel opgeslagen maar lag in het kantoor van de notaris.
Klacht 21.
Ondanks daartoe uitdrukkelijk verzocht te zijn door de erfgenamen heeft de notaris geweigerd aanwezig te zijn bij de bijeenkomst van 17 oktober 2002.
Klacht 22.
Zonder toestemming van de erfgenamen werd aan een beëdigd taxateur opdracht gegeven om de waarde van de inboedel te bepalen. Ter aanvulling daarop heeft de gemachtigde van klaagster daaromtrent ter zitting nog verklaard dat de door hem bedoelde taxatie heeft plaatsgevonden op 25 oktober 1999.
Klacht 23.
De notaris weigert om aan tafel te gaan zitten met de ringvoorzitter en de vertegenwoordigers van de erfgenamen.
Klacht 24.
De notaris heeft mondeling aan de erfgenamen meegedeeld dat hij de uitspraak van het door de gemachtigde van klaagster ingestelde hoger beroep bij het Hof te Amsterdam zal afwachten alvorens over te gaan tot afhandeling van de nalatenschap.
Klacht 25.
Aan het verzoek van de gemachtigde van klaagster om de naam te noemen van de erfgenaam die een bod van € 3500,-- op de opgeslagen boedel heeft gedaan heeft de notaris niet voldaan.
Klacht 26.
Uit eigenbelang heeft de notaris geen gevolg gegeven aan het verzoek van de gemachtigde van klaagster van 16 januari 2003 om de bij de Rabobank te [plaats] aanwezige tegoeden uit de nalatenschap over te schrijven naar de Amrobank te [plaats], om zodoende een hogere rente te kunnen genereren.
Klacht 27.
Door toedoen van de notaris hebben de erfgenamen een financiële schade geleden van
€ 88.000,-- waarvoor de gemachtigde van klaagster de notaris aansprakelijk stelt.
Klacht 28.
De notaris heeft 21 dagen laten verstrijken voordat de boedel opgehaald kon worden terwijl de opslagkosten € 107,-- per maand bedragen.
Klacht 29.
De notaris heeft nagelaten de opgeslagen boedel aan de hoogst biedende te verkopen. Wegens benadeling van de nalatenschap stelt de gemachtigde van klaagster de notaris aansprakelijk voor een bedrag van € 900,--.
Klacht 30.
De notaris weigerde aanwezig te zijn bij het afhalen van de opgeslagen boedel. Zonder toestemming van de erfgenamen stuurde hij in zijn plaats mr. Haas. De kosten daarvoor bedragen € 325,--
Klacht 31.
In de door het Kadaster te Roermond ingeschreven akte betreffende de verkoop van het door erflaatster nagelaten onroerend goed vermeldt de notaris 20 erfgenamen terwijl er dat maar 10 zijn. Bovendien staan meerdere adresgegevens foutief danwel onvolledig vermeld.
Klacht 32.
In zijn brief van 17 januari 2002 beticht de notaris de gemachtigde van klaagster er ten onrechte van dat deze de tot de nalatenschap behorende inboedel onderhands te koop zou hebben aangeboden.
Klacht 33.
De notaris laat 6 maanden verstrijken alvorens te melden dat de persoon die een bod van € 3500,-- op de inboedel had uitgebracht niet voldaan heeft aan het schriftelijk verzoek om de koopsom te betalen. De gemachtigde van klaagster stelt de notaris aansprakelijk voor de opslagkosten gedurende 5 maanden ten bedrage van € 107,-- per maand.
Tot slot legt de gemachtigde van klaagster het verzoek voor om in deze onverkwikkelijke zaak een aantal nader genoemde getuigen op te roepen en hen onder ede te horen zodat eindelijk de onderste steen boven komt en het deksel van de beerput zal worden gelicht. De gemachtigde van klaagster is de mening toegedaan dat de Kamer de plicht heeft strafbare feiten te vervolgen.
4. De reactie van de notaris
De notaris heeft de klachten betwist op gronden die hierna voorzoveel nodig onder het hoofd “beoordeling van de klachten” nader geadstrueerd zullen worden.
5. De beoordeling van de klachten
Allereerst dient ingegaan te worden op het verzoek van de gemachtigde van klaagster om diverse door deze genoemde getuigen op te roepen en onder ede te horen. Dit verzoek wordt door de Kamer niet gehonoreerd omdat het niet voldoende concreet dan wel niet terzake dienend is.
Klacht 18.
De notaris heeft zich inzake de overdracht van de bij de firma Pinxt opgeslagen boedel zonder toestemming van de erfgenamen laten bijstaan door mr. Haas te Heerlen.
De notaris heeft ter zitting aangegeven dat, na instemming van alle erfgenamen met de verkoop van de inboedel aan de antiquair, de volmacht door de gemachtigde van klaagster tot tweemaal toe kort voor het ophalen van de goederen is ingetrokken. Vanwege de dreigende sfeer en indachtig het advies van de Kamer bij een eerdere zitting heeft de notaris toen besloten mr. Haas opdracht te geven aanwezig te zijn bij het ophalen van de spullen.
Hoewel er naar de mening van de Kamer ook andere mogelijkheden waren om het ophalen van de inboedel zonder problemen te laten verlopen acht de Kamer inschakeling van een onafhankelijk persoon - in dit geval mr. Haas - gezien de verhitte gemoederen begrijpelijk en niet ongeoorloofd. Deze klacht is ongegrond.
Klacht 19.
De gemachtigde van klaagster verwijt de notaris dat hij niet gehandeld heeft zoals van een notaris verwacht mag worden. Immers zijn bewering dat hij bij de overdracht van de sleutel van het door erflaatster nagelaten pand niet aanwezig was, is volgens de gemachtigde van klaagster onjuist.
Deze kwestie is reeds aan de orde geweest bij de behandeling van de klacht met nummer
N 01/10 waarin door de Kamer bij beslissing van 12 maart 2002 uitspraak is gedaan. Daarbij is onder andere vastgesteld dat de notaris pas vanaf april 2000 bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken is terwijl de hier door de gemachtigde van klaagster aangehaalde kwestie zich heeft afgespeeld in de tijd dat de voorganger van de notaris, namelijk notaris [A], de afwikkeling van de nalatenschap in handen had.
De klacht is derhalve niet ontvankelijk.
Overigens heeft de gemachtigde van klaagster in zijn klaagschrift van 8 november 2001 zelf gesteld dat het notaris [A] was die de heer [N] heeft gesommeerd om de sleutel af te geven aan [K] en dat notaris [A] daarmee alle regels overtreden heeft.
Klacht 20.
Volgens de gemachtigde van klaagster is de notaris op onrechtmatige wijze in het bezit gekomen van een antiek sleutelkastje dat afkomstig was uit de woning van de erflaatster.
Deze klacht is niet ontvankelijk gezien het feit dat de Kamer hieromtrent reeds een uitspraak heeft gedaan op 18 december 2002 (zie klacht nr. 15).
Klacht 21.
De gemachtigde van klaagster verwijt de notaris dat hij niet aanwezig is geweest bij de bijeenkomst van de 17 oktober 2002, ondanks uitdrukkelijk verzoek van de erfgenamen.
Nog daargelaten of de aanwezigheid van de notaris bij die bijeenkomst door alle erfgenamen uitdrukkelijk verzocht is acht de Kamer deze handelwijze van de notaris niet bij voorbaat onredelijk. Immers gelet op de verhoudingen tussen de erfgenamen onderling en de situatie waarin de afwikkeling van de nalatenschap op dat moment verkeerde heeft de notaris in redelijkheid kunnen beslissen niet aanwezig te zijn bij die bijeenkomst.
De klacht is ongegrond.
Klacht 22.
Zonder toestemming van de erfgenamen heeft de notaris aan een beëdigd taxateur de opdracht gegeven om de waarde van de inboedel te bepalen. De gemachtigde van klaagster heeft daaromtrent verklaard dat de door hem bedoelde taxatie heeft plaatsgevonden op 25 oktober 1999. Gegeven deze verklaring van de gemachtigde van klaagster is de klacht niet ontvankelijk wegens overschrijding van de termijn van drie jaar voor het indienen van een klacht, zoals bepaald in artikel 98 lid 12 van de Wet op het notarisambt.
Klacht 23.
De gemachtigde van klaagster verwijt de notaris dat hij geweigerd heeft om aan tafel te gaan zitten met de ringvoorzitter en de vertegenwoordigers van de erfgenamen.
Desgevraagd heeft de notaris ontkend dat hij een uitnodiging in die zin ontvangen heeft. Nu de verklaringen van partijen tegenover elkaar staan en de gemachtigde van klaagster niets naders heeft aangevoerd om zijn stelling te ondersteunen is voor de Kamer onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een dergelijke uitnodiging door de ringvoorzitter. Overigens heeft de gemachtigde van klaagster niet aangegeven waarom zo’n weigering in strijd zou zijn met hetgeen in het notarisambt betaamt.
Deze klacht is ongegrond.
Klacht 24.
De notaris wordt verweten dat hij de uitspraak van het door de gemachtigde van klaagster ingestelde hoger beroep bij het Hof te Amsterdam afwacht alvorens over te gaan tot afhandeling van de nalatenschap. Volgens de gemachtigde van klaagster heeft de notaris dit mondeling aan de erfgenamen meegedeeld. Desgevraagd verklaart de notaris dat de stagnatie in de afwikkeling van de nalatenschap niets te maken heeft met het hoger beroep in eerdere beklagzaken dat de gemachtigde van klaagster tegen de notaris heeft aangespannen maar veeleer met het telkens weer, na eerst verlenen van de volmacht, vervolgens intrekken van de volmacht door de gemachtigde van klaagster.
Tegenover deze niet nader onderbouwde bewering van de gemachtigde van klaagster staat de ontkenning van de notaris. Naar het oordeel van de Kamer heeft de gemachtigde van klaagster die bewering dan ook niet aannemelijk kunnen maken. De klacht is ongegrond.
Klacht 25.
De notaris wordt verweten niet voldaan te hebben aan het verzoek van de gemachtigde van klaagster om de naam te noemen van de erfgenaam die een bod had gedaan van € 3500,-- op de opgeslagen inboedel.
Deze klacht is niet ontvankelijk gezien het feit dat de Kamer hieromtrent reeds een uitspraak heeft gedaan op 18 december 2002 (zie klachten 2 en 3).
Klacht 26.
De gemachtigde van klaagster verwijt de notaris dat hij uit eigenbelang niet voldaan heeft aan het verzoek van de gemachtigde van klaagster om de bij de Rabobank te [plaats] aanwezige tegoeden uit de nalatenschap over te schrijven naar de Amrobank te [plaats]. De notaris heeft daarop gereageerd door te verklaren dat de depositorekening voldoende rente opbrengt en dat het voortdurend wisselen van bank onnodige kosten en risico’s met zich brengt.
Naar het oordeel van de Kamer heeft de gemachtigde van klaagster niet aannemelijk gemaakt dat er in deze kwestie sprake is van “eigenbelang” aan de zijde van de notaris en waaruit dat “eigenbelang” dan zou bestaan. De klacht is ongegrond.
Klacht 27.
Door toedoen van de notaris hebben de erfgenamen een financiële schade geleden van
€ 88.000,-- waarvoor de gemachtigde van klaagster de notaris aansprakelijk stelt.
Wat er ook zij van deze stelling, de Kamer is van oordeel dat het hier een civielrechtelijke kwestie betreft die niet binnen het kader van het tuchtrecht over de notarissen en kandidaat-notarissen beoordeeld kan worden.
De klacht is niet ontvankelijk.
Klacht 28.
De notaris wordt verweten dat hij 21 dagen heeft laten verstrijken voordat de boedel opgehaald kon worden terwijl de opslagkosten € 107,-- per maand bedragen.
De notaris heeft als verweer aangevoerd dat de opkoper (een antiquair) enkele malen heeft geprobeerd de spullen op te halen maar dat dan bleek dat de volmacht van mw. [X] ingetrokken was.
De Kamer acht een periode van 21 dagen waarop een datum voor het ophalen van inboedel kon worden vastgesteld niet onredelijk zodat de klacht hiertegen ongegrond is.
Klacht 29.
Volgens de gemachtigde van klaagster heeft de notaris nagelaten de opgeslagen boedel aan de hoogst biedende te verkopen.
Deze klacht is niet ontvankelijk gezien het feit dat de Kamer hieromtrent reeds een uitspraak heeft gedaan op 18 december 2002 (zie klachten 2 en 3).
Klacht 30.
De Kamer verwijst naar “Klacht 18” waar deze klacht reeds behandeld is en ongegrond verklaard is.
Klacht 31.
De gemachtigde van klaagster klaagt over het feit dat de notaris in de door het Kadaster te Roermond ingeschreven akte betreffende de verkoop van het door erflaatster nagelaten onroerend goed 20 erfgenamen heeft vermeld terwijl er dat maar 10 zijn. Bovendien staan meerdere adresgegevens foutief danwel onvolledig vermeld.
Deze klacht is niet ontvankelijk gezien het feit dat de Kamer hieromtrent reeds een uitspraak heeft gedaan op 18 december 2002 (zie klacht 10).
Klacht 32.
In zijn brief van 17 januari 2002 beticht de notaris de gemachtigde van klaagster er ten onrechte van dat deze de tot de nalatenschap behorende inboedel onderhands te koop zou hebben aangeboden.
De notaris heeft ter zitting verklaard dat de gemachtigde van klaagster hem verteld had dat hij zou proberen zelf kopers voor de inboedel te vinden. Desgevraagd verklaart de gemachtigde van klaagster dat dit niet juist is.
Nu de standpunten van partijen tegenover elkaar staan en er geen aanvullende ondersteuning van de stellingen is gegeven is voor de Kamer onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris onzorgvuldig gehandeld zou hebben.
De klacht is ongegrond.
Klacht 33.
De gemachtigde van klaagster verwijt de notaris dat deze 6 maanden heeft laten verstrijken alvorens te melden (bij brief van 14 oktober 2002) dat de persoon die een bod van € 3500,-- op de inboedel had uitgebracht (op 25 april 2002) niet voldaan heeft aan het schriftelijk verzoek om de koopsom te betalen.
De notaris heeft zich verweerd door te stellen dat de inboedel niet verkocht kon worden omdat steeds in elk geval één van de benodigde volmachten ontbrak.
De Kamer is van oordeel dat de notaris mogelijk in een eerder stadium aan de erfgenamen had kunnen berichten dat de hoogst biedende niet voldaan had aan betaling van de koopsom en de inboedel inmiddels aan een antiquair verkocht was maar de afwikkeling van de nalatenschap en/of de erfgenamen is hierdoor niet geschaad. Het was immers het ontbreken van een volmacht waardoor de verkoop en levering van de inboedel werd opgehouden.
Deze klacht is ongegrond.
6. De beslissing
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht:
- verklaart de klachten weergeven onder 19, 20, 22, 25, 27, 29 en 31 niet ontvankelijk
- verklaart de klachten voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven te Maastricht op 4 april 2005 door mr. J.J.P.Bergmans, plv. voorzitter,
mr. A.A.H.Verheezen, plaatsvervangend kroonlid en mr. C.L.J.R.Douven, kroonlid,
mr. M.M.L.H. Voncken en mr. C.J. Leussink, notarisleden,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.Chr.H.M.Geurts, secretaris.
pg