ECLI:NL:GHAMS:2006:AX1177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1766/05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging bewindvoerder tot vaststelling ouderlijke boedelverdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter te Haarlem, waarbij de gevraagde machtiging voor de bewindvoerder om een akte tot vaststelling van de ouderlijke boedelverdeling te laten passeren, werd afgewezen. De appellant, die als bewindvoerder optreedt voor zijn geestelijk gehandicapte zus, stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de akte zou afwijken van de erfopvolging bij versterf, waardoor de zus minder zou ontvangen dan haar legitieme portie. De appellant betoogt dat de akte enkel de omvang van de vordering van zijn zus op hun moeder vaststelt en dat er geen beschikkingen over haar vorderingen worden gedaan.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de notaris, die de appellant vertegenwoordigt, verklaard dat de zus nog tot vijf jaar na het overlijden van hun vader een beroep kan doen op haar legitieme portie, ongeacht de goedkeuring van de akte. Het hof oordeelt dat de handeling waarbij de vordering van de zus op haar moeder wordt vastgesteld, niet kan worden gezien als een loutere beheershandeling. Aangezien de zus niet in staat is haar toestemming te verlenen, is een machtiging van de kantonrechter vereist volgens artikel 1:441 BW.

Het hof concludeert dat de mogelijkheden van de zus om een beroep te doen op haar legitieme portie niet worden beperkt door de conceptakte. Er is geen sprake van een belangenverstrengeling die haar zou benadelen. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en verleent de gevraagde machtiging aan de bewindvoerder om namens de zus in te stemmen met de conceptakte tot vaststelling van de ouderlijke boedelverdeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 11 mei 2006 in de zaak met rekestnummer 1766/05 van:
[...],
wonende te [...], gemeente [...],
APPELLANT,
procureur: mr. M.R.P. Hoppenbrouwers,
gemachtigde: notaris mr. J.B. Boeser,
t e g e n
[...],
wonende te [...],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant wordt hierna - in zijn hoedanigheid als bewindvoerder over alle goederen die zullen toebehoren aan geïntimeerde - ook wel de bewind-voerder genoemd. Geïntimeerde wordt hierna ook wel rechthebbende genoemd.
1.2. Appellant is op 27 september 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 juli 2005 van de rechtbank te Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem met B.M. nummer: 36260.
1.3. De zaak is op 6 april 2006 ter terechtzitting behandeld. Namens appel-lant is verschenen notaris mr. J.B. Boeser. Appellant zelf is verschenen in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van rechthebbende.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van de kantonrechter te Haarlem van 28 juni 1989 is een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende, geboren [in] 1961, nu zij als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Appellant, tevens jongste broer van rechthebbende, is bij deze beschikking tot bewindvoerder benoemd.
2.2. [In] januari 2003 is [A], de vader van appellant en rechthebbende (hierna: erflater) overleden.
2.3. Erflater heeft, blijkens de conceptakte vaststelling ouderlijke boedel-verdeling (hierna ook wel: de conceptakte), opgesteld door notaris mr. J.B. Boeser (hierna: de notaris) bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In de conceptakte zijn onder meer - zakelijk weergegeven - de volgende bepalingen opgenomen:
- erfopvolging
‘In het testament van drie juli negentienhonderd negenentachtig heeft erflater al zijn voorgaande uiterste wilsbeschikkingen herroepen.
In dit testament heeft de erflater voor het geval zijn huwelijk met [B] (hierna: de moeder) door zijn overlijden zou worden ontbonden, tot zijn erfgenamen benoemd, voor gelijke delen zijn kinderen en zijn echtgenote, indien zij hem met tenminste veertien dagen zou overleven, zulks met dien verstande dat het erfdeel van zijn dochter, [rechthebbende] beperkt is tot het vier/honderdste (4/100) gedeelte van hetgeen zij uit de nalatenschap zou hebben verkregen, indien er geen testament zou zijn opgemaakt en voorts (...).’
(...)
- legaten
‘In genoemd testament van [...] negentienhonderd negen en tachtig heeft erflater nog het volgende bepaald:
“Voorts legateer ik aan de andere kinderen, die uit mijn huidige huwelijk geboren zijn, gezamenlijk en voor gelijke delen, een bedrag gelijk aan een/vierde van de waarde van het gedeelte (zesennegentig/honderdste), waarmee ik het versterferfdeel van mijn dochter [rechthebbende] heb verminderd, evenwel onder de last telkens – tezamen in gelijke delen – zoveel uit te keren aan (de rechtsvertegenwoordiger van) hun zusje [rechthebbende] als haar curator of andere rechtsvertegenwoordiger noodzakelijk mocht achten, met dien verstande dat het totaal van deze uitkeringen nimmer de waarde van deze legaten zal overtreffen. Het bedrag van gemelde legaten zal door de legatarissen afzonderlijk van hun overig vermogen belegd dienen te worden.”
(...)
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het namens de bewindvoerder door de notaris gedane verzoek een machtiging op grond van artikel 1:441 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen om voormelde akte te laten passeren, afgewezen.
3.2. De bewindvoerder verzoekt de beschikking waarvan beroep te vernietigen en alsnog de gevraagde machtiging te verlenen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Appellant stelt in hoger beroep dat de kantonrechter de gevraagde machtiging ten onrechte niet heeft verleend op de grond dat in de akte zou worden afgeweken van de erfopvolging bij versterf, waardoor rechthebbende beduidend minder gaat ontvangen dan haar legitieme portie. Volgens appellant strekt de akte er uitsluitend toe de omvang vast te stellen van de vordering van rechthebbende op haar moeder, zoals die vordering aan rechthebbende toekomt op basis van de door erflater bij testament gemaakte ouderlijke boedelverdeling. Indien de legitieme portie van rechthebbende wordt geschonden, heeft zij uit dien hoofde een vordering tot voldoening in geld van hetgeen haar legitieme portie tekort is gedaan. Bij deze akte wordt volgens appellant op geen enkele wijze beschikt over deze vordering, noch over eventuele andere aan haar als legitimaris toekomende rechten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de notaris als gemachtigde van appellant verklaard dat, nu gelet op het nieuwe erfrecht namens rechthebbende nog tot vijf jaar na het overlijden van erflater een beroep kan worden gedaan op de legitieme portie, ook als de akte wordt gepasseerd conform de conceptakte, nu berusting niet meer aan de orde is.
Namens appellant is voorts aangevoerd dat de bewindvoerder desondanks wel een machtiging van de kantonrechter nodig heeft om namens rechthebbende akkoord te gaan met de conceptakte, nu het niet gaat om een gewone beheershandeling maar om een rechtshandeling waarbij de omvang van de vordering van rechthebbende op haar moeder wordt vastgesteld, terwijl rechthebbende niet in staat is zelf over haar vermogensrechtelijke belangen te oordelen.
4.2. De bewindvoerder heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat rechthebbende niet weigerachtig is haar toestemming te verlenen, maar dat zij hiertoe niet in staat is: zij is geestelijk gehandicapt en heeft het geestelijk niveau van een zes- tot zevenjarige. Zij verblijft in een gezinsvervangend tehuis. Zij begrijpt dat haar broer bewindvoerder is en zij accepteert dat. Uit het testament blijkt dat erflater het met name van belang achtte dat rechthebbende goed verzorgd wordt door haar familie, aldus de bewindvoerder. Er zijn volgens de bewindvoerder thans voldoende middelen beschikbaar voor rechthebbende om haar goed te verzorgen alsmede voor extra’s zoals vakanties en concertbezoeken. Rechthebbende kan echter zelf niet verantwoord met geld omgaan. Van haar zakgeld koopt zij mokken en tandenborstels totdat haar kamer ermee vol staat.
4.3. Het hof overweegt als volgt. Uit hetgeen ter terechtzitting is verklaard is aannemelijk geworden dat rechthebbende het geestelijke niveau van een zes- tot zevenjarige heeft. Rechthebbende moet gelet hierop naar het oordeel van het hof niet in staat worden geacht haar mening kenbaar te maken met betrekking tot de complexe materie van de akte vaststelling ouderlijke boedelverdeling. Het hof zal daarom rechthebbende niet horen.
4.4. De rechtshandeling waarbij de vordering van rechthebbende op haar moeder wordt vastgesteld, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezien als een loutere beheershandeling zodat op grond van artikel 1:441 BW een machtiging van de kantonrechter vereist is indien de toestemming van de rechthebbende ontbreekt of de rechthebbende niet in staat is deze toestemming te verlenen. In dit geval is voldoende gebleken dat recht-hebbende niet in staat is haar toestemming te verlenen, zodat een machtiging vereist is.
Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat de mogelijkheden van rechthebbende om een beroep te doen op de legitieme portie door de conceptakte vaststelling ouderlijke boedelverdeling niet worden beperkt, nu zij ook na vaststelling van de ouderlijke boedelverdeling nog een beroep op haar legitieme portie zal kunnen doen zoals in de wet is bepaald. Bij de beslissing om een beroep te doen op de legitieme portie zou zich ten aanzien van de bewindvoerder een belangenverstrengeling kunnen voordoen, onder meer nu de bewindvoerder tevens erfgenaam is en hetgeen hem op grond van het legaat toekomt door instelling van deze vordering ook verminderd zou worden. In dit verband overweegt het hof dat - mede gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de bewindvoerder is verklaard en de inhoud van de conceptakte - niet is gebleken van een zodanige belangenverstrengeling dat rechthebbende hierdoor nadeel zal ondervinden, in die zin dat zij minder zal ontvangen dan zij gelet op haar goede verzorging nodig heeft. Het hof zal de beschikking waarvan beroep derhalve vernietigen en de machtiging verlenen.
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende,
verleent de bewindvoerder machtiging om namens rechthebbende in te stemmen met de aan deze beschikking gehechte conceptakte tot vaststelling van de ouderlijke boedelverdeling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.M.C. Tilleman, M. Wigleven, en M. Perfors in tegenwoordigheid van mr. C. Neve als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2006 door de rolraadsheer.