ECLI:NL:GHAMS:2006:AX9172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2013/05 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wilsbekwaamheid van een manisch-depressieve patiënt in notariële volmachtzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de klacht van klagers tegen notaris mr. [X]. De klagers, mevrouw [Y] en de heer [Z], hebben de notaris verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen en passeren van notariële akten, waarbij de wilsbekwaamheid van mevrouw [Y], een manisch-depressieve patiënt, ter discussie stond. De klagers stelden dat de notaris onvoldoende aandacht heeft besteed aan de geestelijke toestand van mevrouw [Y] en dat hij had moeten twijfelen aan haar wilsbekwaamheid, vooral gezien haar psychiatrische achtergrond en de herhaalde intrekking van volmachten.

Het hof heeft vastgesteld dat de notaris voorafgaand aan het passeren van de akten gesprekken heeft gevoerd met mevrouw [Y] en dat hij een verklaring van haar huisarts heeft ontvangen, waarin werd gesteld dat zij in staat was om zelfstandig beslissingen te nemen. Het hof oordeelde dat de notaris, gezien de omstandigheden, voldoende aanknopingspunten had om aan te nemen dat mevrouw [Y] wilsbekwaam was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen noodzaak was voor ondercuratelestelling van mevrouw [Y], wat het hof als een belangrijke factor meebracht in zijn beoordeling.

Desondanks oordeelde het hof dat de notaris niet voldoende zorgvuldigheid had betracht bij het passeren van de volmacht op 30 juni 2005, vooral omdat er signalen waren dat mevrouw [Y] onder druk stond van haar omgeving. Het hof legde de notaris de maatregel van waarschuwing op voor zijn onzorgvuldige handelen, maar verklaarde de klacht voor het overige ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van notarissen om de wilsbekwaamheid van hun cliënten zorgvuldig te beoordelen, vooral in gevallen waarin psychische aandoeningen een rol spelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 15 juni 2006 in de zaak onder rekestnummer 2013/2005 NOT van:
MR. [X],
notaris te [plaats],
APPELLANT
t e g e n
1. [Y],
2. [Z],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen de notaris, is bij een op 29 december 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder te noemen de kamer, van 20 oktober 2005, verzonden op 6 december 2005, waarbij de klacht van geïntimeerden, hierna te noemen klagers, tegen de notaris gegrond is verklaard en de notaris de maatregel van berisping is opgelegd. Op 2 februari 2006 is van de zijde van de notaris ter griffie van het hof een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ingekomen.
1.2. Van de zijde van klagers is op 1 maart 2006 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen. Op 10 mei 2006 is een aanvulling op dit verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 18 mei 2006. Klager sub 2. en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, beiden aan de hand van een pleitnotitie. Aan de kant van de notaris zijn tevens twee kantoorgenoten verschenen: de kandidaat-notarissen mr. [A] en mr. [B]. Mr. [B] heeft eveneens het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze beslissing derhalve vernietigen.
4. De feiten
4.1. Klaagster sub 1. is enig kind van wijlen de heer M. [Y] en mevrouw W.C. [Y]-[C], laatstgenoemde hierna: mevrouw [Y]. Mevrouw [Y] is psychiatrisch patiënt met een manisch-depressief ziektebeeld. Klager sub 2. is gehuwd met klaagster sub 1.
Na het overlijden van de heer [Y] in 1994 heeft klaagster alle financiële en andere aangelegenheden voor haar moeder geregeld op basis van een volmacht verleend op 12 oktober 1989.
4.2. Op 27 december 2004 heeft mevrouw [Y] ten overstaan van de notaris de volmacht van 12 oktober 1989 bij akte herroepen. Vervolgens heeft zij, eveneens ten overstaan van de notaris en bij akte, haar neef R.J.C. [C], hierna: [C], aangesteld als haar algemeen gevolmachtigde.
4.3. Op 7 juni 2005 heeft mevrouw [Y], tijdens een bezoek aan haar dochter en schoonzoon in [plaats], de volmacht aan [C] bij onderhandse akte herroepen. Een fotokopie van de onderhandse akte is op 13 juni 2005 gewaarmerkt door mr. O.C. Breider, kandidaat-notaris, waarnemende het kantoor van mr. R.J.P. van Kessel, notaris te Amersfoort.
4.4. Op 30 juni 2005 heeft mevrouw [Y] ten overstaan van de notaris bij akte verklaard terug te komen van de herroeping bij onderhandse akte van 7 juni 2005 en – opnieuw – [C] aangesteld tot haar algemeen gevolmachtigde.
5. Het standpunt van klagers
5.1. Klagers verwijten de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen en passeren van drie aktes, te weten de intrekking van de volmacht op 27 december 2004, de verlening van de algemene volmacht aan [C] op 27 december 2004 en het opnieuw verlenen van de algemene volmacht aan [C] op 30 juni 2005. Klagers stellen dat mevrouw [Y] op grond van haar psychiatrische stoornis als volledig wilsonbekwaam is te beschouwen. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door onvoldoende alert te zijn op signalen die duidelijk maakten dat mevrouw [Y] wilsonbekwaam was en door [C] en zijn vader werd gemanipuleerd, door onvoldoende kritische vragen te stellen en door enkel af te gaan op een verklaring van een huisarts, in plaats van een specialist op het terrein van de geestesziekten.
De notaris had zijn diensten moeten weigeren, in elk geval ten aanzien van de akte van 30 juni 2005, toen voor de notaris duidelijk had moeten zijn dat na herhaaldelijk intrekken en verlenen van een volmacht de (echte) wil van mevrouw [Y] niet kon worden bepaald. Ook de korte tijd tussen de herroeping van 7 juni 2005 en het opnieuw verlenen van een volmacht aan [C] op 30 juni 2005 had bij de notaris wantrouwen moeten wekken. Bovendien was de notaris inmiddels in bezit van vier brieven van de zijde van klagers waarin de toestand van mevrouw [Y] tot uitdrukking werd gebracht.
5.2. Aangezien [C] jarenlang in [plaats] heeft gewoond en zijn vader reeds zijn hele leven in [plaats] woont is het, aldus klagers, zeer waarschijnlijk dat de notaris tenminste een van beiden reeds persoonlijk kende. Dit heeft mogelijk een rol gespeeld bij de weinig kritische en partijdige handelwijze van de notaris.
5.3. Voorts heeft de notaris vragen van klagers ontwijkend, onvolledig dan wel geheel niet beantwoord. Het betreft brieven die klagers aan de notaris hebben gestuurd op 9 januari 2005, 20 maart 2005 en 8 juni 2005. Voorts heeft mr. O.C. Breider namens klagers een brief gestuurd op 15 februari 2005.
5.4. Tevens hebben klagers bij eerdergenoemde brief van 20 maart 2005 aan de notaris verzocht hun een gewaarmerkte kopie te verschaffen van een reeds in hun bezit zijnde gewone kopie van de verleende volmacht van 27 december 2004. De notaris heeft geweigerd klagers zekerheid te bieden omtrent de beweringen van [C] over het bestaan van deze volmacht.
5.5. Tenslotte hebben klagers uitdrukkelijk aan de notaris verzocht om een kopie van zijn rekening ten name van mevrouw [Y]. Het is klagers niet duidelijk of het aan haar in rekening gebrachte bedrag ad € 3500,- klopt dan wel of de notaris een extra hoge rekening heeft opgemaakt. Hoe dan ook, stellen klagers, de notaris heeft nooit aan mevrouw [Y] duidelijk gemaakt dat intrekking van een volmacht ook onderhands, en dus zonder kosten, zou kunnen plaatsvinden.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. Ten aanzien van de intrekking van de volmacht aan klaagster sub 1. en de verlening van de algemene volmacht aan [C] op 27 december 2004 stelt de notaris het volgende.
Op 3 december 2004 heeft de ten kantore van de notaris werkzame kandidaat-notaris mr. J. [D] mevrouw [Y] thuis bezocht voor een bespreking betreffende het herroepen van de volmacht van 12 oktober 1989. Tijdens deze bespreking heeft mevrouw [Y] aan de kandidaat-notaris duidelijk gemaakt dat zij de volmacht wenste te herroepen. Zij is door de kandidaat-notaris uitdrukkelijk op de gevolgen hiervan gewezen, doch bleef bij haar wens. De kandidaat-notaris was van mening dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het vermogen van mevrouw [Y] om haar wil in vrijheid te bepalen en dat zij zeer wel in staat was haar standpunt duidelijk te maken. Voorts is op 18 december 2004 aan de notaris een verklaring van huisarts P.J. Peet ter beschikking gesteld, door hem opgesteld na een huisbezoek aan mevrouw [Y]. Uit deze verklaring blijkt dat de huisarts van oordeel is dat "Mevr [Y] inzicht heeft in de gevolgen van het nemen van beslissingen aangaande haar leefsituatie en in staat is deze zelfstandig te nemen”. Vervolgens is mevrouw [Y] op 27 december 2004 op het kantoor van de notaris verschenen. Zij heeft de notaris in duidelijke bewoordingen te kennen gegeven dat het haar wens was de destijds verleende volmacht te herroepen, met het doel dat haar dochter vanaf dat moment haar belangen niet meer kon behartigen. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris zich bij hen gevoegd en heeft mevrouw [Y] nogmaals deze wens herhaald. De notaris stelt dat er voor hem geen enkele reden was te twijfelen aan de bekwaamheid van mevrouw [Y] om haar wil te bepalen, haar wensen duidelijk te maken en te overzien wat de gevolgen waren van het passeren van de akte.
6.2. Naar aanleiding van de herroeping van de volmacht op 7 juni 2005 is mevrouw [Y] op 22 juni 2005 ten kantore van de notaris verschenen, aldus de notaris. Zij heeft toen een bespreking gehad met kandidaat-notaris mr. [B]. Mevrouw [Y] gaf te kennen dat zij spijt had van de herroeping en dat deze min of meer was afgedwongen door haar schoonzoon, onder het dreigement dat zij anders haar dochter en kleinkinderen niet meer zou mogen zien. De notaris stelt dat mevrouw [Y] aan de kandidaat-notaris de opdracht heeft gegeven de oude toestand te herstellen, waarbij [C] opnieuw de volmacht zou verkrijgen. Vervolgens heeft de notaris op 21 juni 2005 gesproken met de huisarts van mevrouw [Y], H.C. de Lathouder, die te kennen gaf te vermoeden dat mevrouw [Y] bij de ondertekening van de onderhandse herroeping heeft gehandeld onder druk van haar schoonzoon, die de volmacht zou misbruiken en haar “zogezegd financieel zou uitkleden”. De huisarts verklaarde tevens dat mevrouw [Y] absoluut niet dement is en best in staat is haar wil te verklaren. Vervolgens heeft de notaris op 30 juni 2005 de akte gepasseerd, in het bijzijn van twee getuigen, met volledige voorlezing van de akte. Voorafgaande aan de ondertekening is de zaak voor alle zekerheid nogmaals, in het bijzijn van de getuigen, uitvoerig met mevrouw [Y] besproken.
6.3. In hoger beroep heeft de notaris aan zijn stellingen in de rubrieken 6.1. en 6.2. nog het volgende toegevoegd:
- Klagers achten mevrouw [Y] op 7 juni 2005, bij het optekenen van de onderhandse akte van herroeping blijkbaar wel volkomen wilsbekwaam, doch vijf maanden eerder, op 27 december 2004, en drie weken later, op 30 juni 2005 blijkbaar niet.
– De rechtbank Dordrecht heeft in haar vonnis van 7 december 2005 als volgt geoordeeld:
(...)
“Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en het verhandelde ter zitting, waaronder het verhoor van verweerster (mevrouw [Y]; hof), niet gebleken van de noodzaak tot ondercuratelestelling van verweerster. Hetgeen verzoekster (klaagster sub 1; hof) daartoe heeft aangevoerd komt, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, onvoldoende voor om aan te nemen dat een dergelijke verstrekkende maatregel noodzakelijk is. De karakterisering door verzoekster van haar moeder noch het feit dat verweerster lijdt aan manische depressiviteit kunnen in het onderhavige geval leiden tot de conclusie dat bij verweerster sprake is van een geestelijke stoornis tengevolge waarvan zij, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen. Een medische verklaring ontbreekt ook.
Wel is uit de stukken en bij de behandeling ter zitting van de rechtbank voldoende gebleken dat verweerster duurzaam niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Op grond hiervan acht de rechtbank de maatregel van onderbewindstelling aangewezen met het oog op de vermogensrechtelijke belangen van verweerster. Niettegenstaande de bezwaren van verzoekster, welke bezwaren de rechtbank ongegrond voorkomen, zal de rechtbank, daarbij overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:435 lid 3 BW rekening houdende met de uitdrukkelijke voorkeur van verweerster, R.J.C. [C] als bewindvoerder benoemen.
(...)
Hieruit blijkt, volgens de notaris, onomstotelijk dat de rechter het niet nodig achtte een psychiater te raadplegen. Overigens was bij het door klaagster sub 1. ingediende verzoekschrift tot onder curatele stelling ook geen psychiatrisch rapport gevoegd. De notaris voegt hieraan toe dat door hem wel degelijk is gepoogd een psychiater in te schakelen. Kandidaat-notaris mr. J. [D] heeft op 8 december 2004 een verzoek ingediend bij de afdeling psychiatrie van het Albert Schweitzer ziekenhuis te Ridderkerk. Achterliggende reden hiervoor was dat de notaris verwachtte dat rond de intrekking en volmachtverlening veel commotie zou ontstaan. De psychiaters konden of wilden niet ingaan op het verzoek. Vervolgens heeft eerdergenoemde huisarts P.J. Peet een verklaring afgegeven.
6.4. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat ziet op het in rekening gebrachte honorarium stelt de notaris dat dit geheel in overeenstemming is met hetgeen eerder met mevrouw [Y] is afgesproken. Voorts wijst de notaris erop dat het niet aan een derde – niet-belanghebbende – is om zich hierover te beklagen.
7. De beoordeling
7.1. Uitgangspunt van de beoordeling door het hof is dat een psychiatrisch patiënt met een manisch-depressief ziektebeeld, die niet onder curatele is gesteld, niet zonder meer wilsonbekwaam kan worden geacht. Nagegaan moet worden of er, in de concrete omstandigheden van het geval, voor de notaris voldoende aanknopingspunten waren om uit te gaan van de wilsbekwaamheid van mevrouw [Y].
7.2. Ten aanzien van de gang van zaken voorafgaande aan en tijdens het passeren van de akten op 27 december 2004 overweegt het hof het volgende. Gebleken is dat mevrouw [Y] vooraf aan huis is bezocht door kandidaat-notaris mr. J. [D] en dat zij te kennen heeft gegeven de volmacht van 12 oktober 1989 te willen herroepen. Zij is door mr. [D] geïnformeerd over de gevolgen hiervan en bleef bij haar wens. Mr. [D] zag geen redenen te twijfelen aan het vermogen van mevrouw [Y] om haar wil in vrijheid te bepalen. Voorts is op 18 december 2004 een verklaring van huisarts P.J. Peet aan de notaris ter beschikking gesteld, waaruit bleek dat deze mevrouw [Y] in staat achtte zelfstandig beslissingen te nemen aangaande haar leefsituatie. Op 27 december 2004 heeft de notaris zelf gesproken met mevrouw [Y] en vervolgens tevens in aanwezigheid van mr. Van Troost. Niet is gebleken dat dit gesprek de notaris reden heeft gegeven te twijfelen aan de bekwaamheid van mevrouw [Y] om haar wil te bepalen, haar wensen duidelijk te maken en te overzien wat de gevolgen waren van het passeren van de akten.
Het hof is van oordeel dat, gezien het voorgaande, er voor de notaris onvoldoende aanknopingspunten waren om te veronderstellen dat mevrouw [Y] buiten staat was de consequenties van het tekenen van de akten te overzien en hij zijn ministerie diende te weigeren. Het hof heeft bij deze overwegingen betrokken dat de notaris wel degelijk heeft geprobeerd een verklaring van een psychiater te verkrijgen, en daarmee ook blijk heeft gegeven van mogelijke twijfel aan de bekwaamheid van mevrouw [Y] om beslissingen als in casu te nemen. Het feit dat, bij het achterwege blijven van een dergelijke verklaring, de notaris zich samen met de kandidaat-notaris en gebruikmakend van een verklaring van een huisarts, niet zijnde de eigen huisarts van mevrouw [Y], ervan vergewist heeft dat mevrouw [Y] te dezer zake wilsbekwaam was, acht het hof een alternatief dat als afdoende kan worden beschouwd.
7.3. Ten aanzien van de gang van zaken voorafgaand aan - en tijdens het passeren van de tweede herroeping van de volmacht en het verlenen van een nieuwe volmacht aan [C] op 30 juni 2005 overweegt het hof het volgende. Mede uit het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat kandidaat-notaris mr. [B] uitgebreid met mevrouw [Y] heeft gesproken en dat zij hem helder heeft duidelijk gemaakt waarom zij de recente herroeping van de volmacht aan [C] ongedaan wilde maken. Dat de notaris de akte heeft gepasseerd in aanwezigheid van twee getuigen met volledige voorlezing na uitgebreid met mevrouw [Y] te hebben gesproken en na ook informatie te hebben gekregen van de huisarts van mevrouw [Y], die onder meer haar uitlatingen bevestigde dat zij zou hebben gehandeld onder druk van haar schoonzoon, is naar het oordeel van het hof een zorgvuldige handelwijze geweest. Behalve de diverse uitlatingen van de zijde van klagers waren er voor de notaris onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat mevrouw [Y] niet overeenkomstig haar vrije wil handelde. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat de intrekking van de volmacht op 7 juni 2005 onderhands geschiedde ten huize van klagers, klaarblijkelijk buiten aanwezigheid van anderen dan klagers. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
7.4. De stellingen van klagers dat de notaris weinig kritisch en partijdig zou zijn opgetreden omdat hij [C] dan wel diens vader persoonlijk zou kennen, acht het hof onvoldoende onderbouwd en worden als ongegrond afgedaan.
7.5. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat ziet op de stellingen van klagers dat de notaris een aantal brieven niet zou hebben beantwoord overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier is het hof gebleken dat klager sub 2. op 9 januari 2005 een brief heeft geschreven aan de notaris en vervolgens op 12 januari 2005 telefonisch contact heeft opgenomen met de notaris. Op de vraag van klager sub 2. of zijn brief zou worden beantwoord heeft de notaris, zo blijkt uit zijn eigen overgelegde aantekeningen, klaarblijkelijk ontkennend geantwoord en verwezen naar de mondelinge toelichting die hij reeds gegeven zou hebben. Op 13 januari 2005 heeft de notaris vervolgens toch een brief geschreven waarin echter noch aan genoemde brief van 9 januari 2005, noch aan het eerder gevoerde telefoongesprek is gerefereerd. Het hof is van oordeel dat dit een verwarrende wijze van communiceren is, die de notaris te verwijten valt. Ook het feit dat klager sub 2. blijkbaar zelf contact met de notaris heeft moeten opnemen om na te gaan of zijn brief was ontvangen en zou worden beantwoord getuigt naar het oordeel van het hof niet van een zorgvuldige bejegening door de notaris.
In eerdergenoemd telefoongesprek heef de notaris tevens gesuggereerd dat mr. O.C. Breider, de kandidaat-notaris die klager sub 2. adviseerde, zich direct tot de notaris kon wenden. Mr. Breider heeft dit gedaan bij brief van 15 februari 2005. Het is het hof niet gebleken dat deze brief, op welke wijze dan ook, door de notaris is beantwoord. Het hof acht dit onzorgvuldig.
Vervolgens heeft klager sub 2. zich bij brief van 20 maart 2005 tot de notaris gewend met een verzoek om hem een gewaarmerkt afschrift van de volmacht van 27 december 2004 aan [C] te verstrekken. Op 25 april 2005 reageert de notaris op deze brief door het toezenden van de akte houdende intrekking van de volmacht van 27 december 2004. De notaris is echter niet met zoveel woorden ingegaan op het verzoek van klager sub 2. Ook dit acht het hof onzorgvuldig.
Tenslotte heeft klager sub 2. zich bij brief van 8 juni 2005 tot de notaris gericht, met het verzoek om de volmacht aan [C] van 27 december 2004 door te halen. Alhoewel kort hierop opnieuw ten overstaan van de notaris volmacht is verleend aan [C] heeft de notaris op geen enkele wijze gereageerd op deze brief, hetgeen naar het oordeel van het hof onzorgvuldig is. Het hof komt, dit alles overziende, dan ook tot de conclusie dat de notaris in zijn schriftelijke communicatie met klager onzorgvuldig is geweest en legt de notaris hiervoor de maatregel van waarschuwing op.
7.6. Voorts hebben klagers gesteld dat zij geen gewaarmerkte kopie van de verleende volmacht van 27 december 2004 hebben ontvangen van de notaris, ondanks hun verzoek daartoe. Uit het dossier is het hof gebleken dat de notaris bij zijn brief van 25 april 2005 klagers, als belanghebbenden, een afschrift heeft verstrekt van de akte houdende herroeping volmacht. Klagers waren echter geen belanghebbenden bij de akte waarin de volmacht werd verleend en overigens blijkt ook reeds uit het verzoek dat klagers beschikten over een kopie van deze akte, verstrekt door [C]. Het hof acht het dan ook niet onzorgvuldig dat de notaris, alhoewel niet uitdrukkelijk, dit verzoek van klagers heeft afgewezen en verklaart dit onderdeel van de klacht ongegrond.
7.7. Ten slotte overweegt het hof ten aanzien van het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de declaratie van de notaris aan mevrouw [Y] dat klagers, nu zij geen cliënt noch belanghebbenden in deze zijn, niet kunnen worden ontvangen in dit klachtonderdeel.
7.8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
8. De mededeling van de opgelegde maatregel
8.1. Tot voor kort placht dit hof bij oplegging in hoger beroep van de maatregelen waarschuwing en berisping in de uitspraak te bepalen dat de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris door de griffier zal worden opgeroepen om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting teneinde aanwezig te zijn bij de alsdan door de voorzitter uit te spreken maatregel.
8.2. Een en ander was gegrond op het ingevolge artikel 107, derde lid, Wna in hoger beroep van overeenkomstige toepassing zijnde voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna inhoudende dat in een vergadering van de kamer van toezicht de voorzitter de waarschuwing of berisping uitspreekt in aanwezigheid van de notaris of kandidaat-notaris, die daarvoor bij aangetekende brief wordt opgeroepen. Van het uitspreken dient volgens het hiervoor bedoelde voorschrift een proces-verbaal te worden opgemaakt waarvan bij aangetekende brief een afschrift aan de notaris of kandidaat-notaris moet worden gezonden. Indien deze niet verschijnt deelt de secretaris de inhoud van de waarschuwing of berisping bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan hem mee.
8.3. Tegen een beslissing van de kamer van toezicht kan ingevolge artikel 107 Wna hoger beroep worden ingesteld bij dit hof. Het gevolg hiervan is dat de beslissing van de kamer ten tijde van de uitspraak nog niet onherroepelijk is en dus op dat moment nog niet vaststaat dat een bij die beslissing opgelegde waarschuwing of berisping gehandhaafd blijft. Het voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna kan dan ook als zinvol worden aangemerkt voor de beslissing en de tenuitvoerlegging daarvan in eerste aanleg door de kamer van toezicht.
8.4. Ingevolge artikel 98, tweede lid, Wna is tegen de beslissing in hoger beroep van dit hof geen hogere voorziening toegelaten. Het gevolg hiervan is dat een beslissing van het hof ten tijde van de uitspraak onherroepelijk is en de daarbij opgelegde waarschuwing of berisping dus vaststaat. Verder is van belang dat het hof een vergadering als bedoeld in artikel 103, vijfde lid, Wna niet kent. Het uitspreken van de waarschuwing of berisping vindt dan ook plaats ter terechtzitting van het hof. Het uitspreken voordien van de beslissing van het hof - waaronder het mededelen van een eventueel oplegde maatregel – vindt ingevolge het samenstel van bepalingen van de artikelen 107, derde lid, en 104, eerste lid, Wna eveneens ter terechtzitting plaats terwijl een afschrift van deze beslissing bij aangetekende brief aan de betrokken notaris of kandidaat-notaris wordt gezonden. Toepassing van het voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna voor de beslissing en tenuitvoerlegging daarvan in hoger beroep door het hof, kan daarom niet als zinvol worden aangemerkt.
8.5. Op grond van het al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat er aanleiding bestaat om een notaris of kandidaat-notaris aan wie bij beslissing in hoger beroep een waarschuwing of berisping is opgelegd, niet meer op te roepen om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting. Het hof is van oordeel dat een maatregel als hiervoor bedoeld als medegedeeld geldt op het tijdstip waarop de beslissing waarbij deze is opgelegd, wordt uitgesproken. Oproeping om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting kan dus achterwege blijven. Wel zal het hof in de gevallen waarin een notaris of kandidaat-notaris niet bij de behandeling ter terechtzitting is verschenen, bepalen dat een afschrift van de beslissing bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan deze zal worden verzonden.
8.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
9. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in het onderdeel van de klacht genoemd in rubriek 5.5.;
- verklaart het onderdeel van de klacht genoemd in rubriek 5.3. gegrond en legt de notaris hiervoor de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, J.C.W. Rang en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 15 juni 2006.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam
Reg.nr. 28/05
Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:
mw. [Y]
dhr. [Z]
wonende te [plaats]
klagers,
- tegen -
mr. [X],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
1. Het verloop van de procedure
1.1
De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- klaagschrift d.d. 10 juli 2005;
- verweerschrift d.d. 19 augustus 2005;
- reactie op het verweerschrift d.d. 25 september 2005.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 20 oktober 2005. Hierbij zijn zowel klagers als de notaris verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.
2. Inhoud van de klacht
2.1
De moeder van klaagster, mevrouw W.C. [Y]-[C] (hierna: de moeder) is volgens klagers al ruim 30 jaar bekend als psychiatrisch patiënte met een manisch depressief ziektebeeld, waardoor zij niet goed in staat is voor zichzelf te zorgen. Klaagster is bij volmacht d.d. 12 oktober 1989 aangesteld als gevolmachtigde voor de moeder. Op 27 december 2004 is bij akten gepasseerd door de notaris, eerdergenoemde volmacht herroepen en is de heer R.J.C. [C] (hierna: de neef) aangesteld als gevolmachtigde.
Op 7 juni 2005 is bij akte gepasseerd door kandidaat-notaris mr. O.C. Breider, als waarnemer van notaris mr. R.J.P. van Kessel te Amersfoort, de volmacht d.d. 27 december 2004, herroepen. Op 30 juni 2005 is voor de tweede maal een volmacht gepasseerd door de notaris, waarin de neef wordt aangesteld als gevolmachtigde.
2.2
In essentie stellen klagers dat de notaris onzorgvuldig gehandeld heeft bij het opstellen en passeren van de volmacht d.d. 30 juni 2005. Klagers stellen dat zij de notaris na het passeren van de volmacht d.d. 27 december 2004 schriftelijk op de hoogte hebben gebracht van de psychische aandoening van de moeder. Klagers verwijten de notaris dat hij, voorafgaand aan het passeren van de tweede notariële volmacht, geen psychiater heeft ingeschakeld om inzicht te krijgen in de aandoening van de moeder.
3. Standpunt van de notaris
3.1
De notaris betwist onzorgvuldig te hebben gehandeld. Ter onderbouwing voert de notaris aan dat hij, voorafgaand aan het passeren van de volmacht d.d. 27 december 2004, tweemaal uitvoerig met de moeder heeft gesproken. De tweede maal heeft de notaris in het bijzijn van kandidaat-notaris mr. J. [D] met de moeder gesproken. Op verzoek van de neef, heeft huisarts P.J. Peet op 14 december 2004 een gesprek met de moeder gehad en naar aanleiding van deze bespreking schriftelijk verklaard dat de moeder in staat is zelfstandig beslissingen te nemen en de gevolgen hiervan kan overzien.
3.2
Voorafgaand aan het passeren van de notariële volmacht d.d. 30 juni 2005 heeft een bespreking plaatsgehad tussen kandidaat-notaris mr. [B] en de moeder. Voorts heeft de huisarts van de moeder, de heer H.C. de Lathouder, de notaris op 21 juni 2005 opgebeld en gemeld dat hij vermoedde dat klager de moeder onder druk heeft gezet om de volmacht d.d. 27 december 2004 te herroepen. Tevens heeft de huisarts gemeld dat de moeder niet dement is, maar niet sterk in haar schoenen staat. De notaris stelt dat hij geen aanwijzingen zag om te vermoeden dat de moeder niet in staat was zelfstandig beslissingen te nemen en de gevolgen hiervan kon overzien.
4. De beoordeling
4.1
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de WNA. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
4.2
Vaststaat, dat de notaris er na het passeren van de volmacht op 27 december 2004 en dus ruim voor het passeren van de akte van 30 juni 2005 schriftelijk door klagers op is gewezen, dat de moeder aan een psychische aandoening leed.
Het had dan ook van de notaris mogen worden verwacht, dat hij, alvorens de akte van 30 juni 2005 te passeren, zich door het inwinnen van een deskundig psychiatrisch oordeel ervan had vergewist of de moeder voldoende in staat was haar wil te bepalen.
Noch op grond van de bespreking tussen de kandidaat-notaris mr. [B] noch op grond van de, door de notaris niet uit zichzelf gevraagde, mededeling van de huisarts van de moeder, dat zij niet dement was, mocht de notaris ervan uitgaan, dat laatstgenoemde voldoende in staat was haar wil te bepalen, omdat niet is gebleken, dat de kandidaat-notaris en de huisarts over de voor het onderkennen van psychische problematiek vereiste deskundigheid beschikten.
Er was te meer reden voor nader onderzoek, nu de aan klaagster verleende volmacht in ongeveer een half jaar tweemaal is herroepen en de moeder ook volgens haar huisarts niet sterk in haar schoenen stond.
4.3
De notaris heeft dan ook onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij het opstellen en passeren van de notariële volmacht op 30 juni 2005 en in zoverre is de klacht dan ook gegrond.
Het nagaan of, zoals in dit geval, de wil van de volmachtgeefster overeenstemt met de te passeren akte is een essentieel onderdeel van de taak van de notaris en nu hij daarmee in gebreke is gebleven is zijn handelen dermate onzorgvuldig te achten, dat de maatregel van berisping zal worden opgelegd.
5. De beslissing
De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam,
verklaart de klacht gegrond met oplegging van de maatregel van berisping.
Deze beslissing is gegeven op 20 oktober 2005 door mrs. F.W.H. van den Emster, R. van der Galiën, J.H.J. Preller, R.G.M. Gores en R. Veenendaal in tegenwoor-digheid van de secretaris, W. Blokland.
Uitgesproken ter openbare vergadering op 17 november 2005.
De secretaris, De voorzitter,
W. Blokland F.W.H. van den Emster
Deze beslissing is verzonden op:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.