ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ1170
Gerechtshof Amsterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen naheffing van vast recht door de griffier
In deze zaak hebben verzoekers, [X] en Loyens & Loeff N.V., bezwaar gemaakt tegen de naheffing van vast recht door de griffier van het Gerechtshof Amsterdam. De verzoekers stelden dat de griffier niet het recht had om het hogere vast recht na te heffen, aangezien er al een eerdere heffing had plaatsgevonden. De memorie van grieven, waarin de vorderingen van [X] waren vermeld, was op 19 mei 2005 ingediend en de heffing van het vast recht van € 291,-- vond plaats op 27 juni 2005. Verzoekers voerden aan dat zij erop mochten vertrouwen dat het geheven bedrag definitief was, vooral omdat de griffier geen mededeling had gedaan dat de heffing een voorlopig karakter had.
De griffier had op 28 februari 2006 aangegeven dat er een bedrag van € 4.449,-- aan vast recht moest worden nageheven, omdat het in de zaak niet ging om een vordering van onbepaalde waarde, maar om een vordering van € 158.000,--. De verzoekers waren van mening dat deze naheffing in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, zoals ook bevestigd door een eerdere uitspraak van de Hoge Raad. Het hof oordeelde dat de griffier op het moment van de oorspronkelijke heffing beschikte over alle benodigde gegevens en dat verzoekers de heffing als definitief mochten beschouwen.
Het hof verklaarde het verzet van verzoekers gegrond en gelastte de griffier om het vast recht vast te stellen op het oorspronkelijk geheven bedrag van € 291,--. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2006 door de rolraadsheer.