arrestnummer:
parketnummer: 23-000547-06
datum uitspraak: 17 november 2006
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 25 januari 2006 in de strafzaak onder parketnummer 13-463305-05 van het openbaar ministerie tegen
[ verdachte ]
[ adres en woonplaats ]
[ geboorteplaats] [ 1975 ]
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens mededeling van de raadsman op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder feit 1 en 3 tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2006 en op de terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2006.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal worden vernietigd.
Bespreking van de gevoerde verweren
Door en namens de verdachte zijn verweren gevoerd als weergegeven in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnota van de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De stelling dat een kunstzinnige uitleg - daar gelaten de vraag of de aan verdachte verweten uitlatingen als zodanig kunnen worden aangemerkt- nimmer beledigend is vindt geen steun in het recht, zodat het primaire verweer reeds hierom wordt verworpen.
De in de onder 2 bewezenverklaarde passages zijn op zichzelf beledigend. Verdachte heeft deze uitlatingen gedaan in de context van bijbelpassages waarin onder meer het praktiseren van homosexualiteit wordt veroordeeld. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet gelovig is en geen christelijke boodschap wil uitdragen. Hij heeft op een "mild provocerende, vermakelijk stekende wijze geprobeerd de aandacht van een aantal lezers te trekken", aldus verdachte, als, zoals het hof begrijpt, bijdrage aan een debat over door hem vermoede fundamentalistisch-christelijke opvattingen. Wat daarvan ook zij, ook binnen die context had het debat zeer wel gevoerd kunnen worden zonder de bewezenverklaarde passages. De passages zijn niet noodzakelijk voor het (kunnen) voeren van het door verdachte bedoelde debat, zijn zodanig grievend en buiten de grenzen van het aanvaardbare dat zij als beledigend dienen te worden opgevat.
Ook de onder 4 bewezenverklaarde passages zijn op zichzelf beschouwd beledigend. Verdachte heeft deze uitlatingen gedaan in de context van een column naar aanleiding van de discussie in de media over de film van Mel Gibson met de titel 'The passion of the Christ'. Ook hier heeft verdachte "op een mild provocerende, vermakelijk stekende wijze geprobeerd de aandacht van een aantal lezers te trekken".
Ook binnen die context had het debat zeer wel gevoerd kunnen worden zonder vermelding van de tenlastegelegde passages. De passages zijn ook hier niet noodzakelijk voor het (kunnen) voeren van het door verdachte bedoelde debat zijn zodanig grievend en buiten de grenzen van het aanvaardbare dat zij als beledigend dienen te worden opgevat.
Het hof is voorts van oordeel dat gelet op de bewoordingen, gebezigd in genoemde passages niet anders kan worden geconcludeerd dan dat verdachte zich beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, als ras, in de zin van artikel 137c Wetboek van Strafrecht.
De verweren worden dan ook verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
- ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde -
in de periode van 1 juli 2004 tot en met 4 april 2005 te Amsterdam zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homosexuelen, wegens hun homosexuele gerichtheid, door teksten te plaatsen op het internet op de locatie: http://home.planet.nl/~dooij051 met de volgende inhoud:
- homo's, die wij vunzige flikkers noemen (blz. 66) en
- daarom hoeven de homo's niet meer onherroepelijk ter dood gebracht worden, indien ze
op onreine wijze bij elkaar liggen, maar mag het wel (blz. 117) en
- daarom is de doodstraf voor een homofiel in mijn ogen nog een te milde straf; (blz. 84)
- ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde -
in de periode van 25 februari 2004 tot en met 4 april 2005 te Amsterdam zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door op de internetpagina http://home.planet.nl/~dooij051/heilige geest.htm teksten te plaatsen met de volgende inhoud:
- weer zo'n groepje daglichtschuwende wetteloze joden (blz. 44) en
- ook vandaag nog gedragen de Joden zich dus als beesten (blz. 46).
Hetgeen onder feit 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen, wegens hun homosexuele gerichtheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De politierechter in de rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van EUR 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met dien verstande dat ingevolge de Aangepaste Richtlijn herberekening vervangende hechtenis geldboete de vervangende hechtenis bij een geldboete van EUR 1000,- subsidiair 15 dagen zal bedragen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beledigende uitlatingen ten aanzien van groepen mensen, te weten homofiele en/of Joodse mensen. Verdachtes uitlatingen op het internet zijn op zich genomen onnodig grievend.
Gebleken is ook dat onnodig mensen metterdaad zijn gekwetst en beledigd door de uitlatingen van verdachte.
Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke verworvenheid in de samenleving.
Het internet is een uitstekend en makkelijk toegankelijk medium om van deze vrijheid gebruik te maken en een mening te uiten. De keerzijde hiervan is dat een ieder, zonder enige hinder of controle, teksten openbaar kan maken waardoor anderen onnodig gekwetst en gegriefd worden, terwijl met dit openbaar maken van dergelijke uitlatingen geen te respecteren doelen worden gediend. Overschrijding van de grenzen van het aanvaardbare dient dan ook te worden bestraft.
Nu ter terechtzitting bovendien gebleken is dat verdachte zelf niet overtuigd is van het ontoelaatbare van zijn handelen en daardoor de kans op recidive aanwezig is, is het Hof van oordeel dat de navolgende straf passend en geboden is.
Blijkens en hem betreffend uittreksel van het Justitieel Documentatieregister van 5 oktober 2006 is verdachte niet eerder veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de 24e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.W.J. den Ottolander, mr. F.A. Hartsuiker en mr. N.A. Schimmel in tegenwoordigheid van mr. C.C.A. Bos-van Hasselt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2006.