ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ3148

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
763/2006 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake klacht tegen notaris over afhandeling nalatenschap

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben de appellanten, J.A. [K], S.C. [K] en H.A. [K], een klacht ingediend tegen notaris Mr. [X] over de afhandeling van de nalatenschap van hun overleden vader. De klacht betreft onder andere het niet waarheidsgetrouwe spreken door de notaris over een bespreking met erfgenamen, het niet onafhankelijk optreden van de notaris, en onjuiste voorlichting over de geldigheid van een codicil en de verdeling van de nalatenschap. De kamer van toezicht had eerder de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, maar zonder oplegging van een maatregel aan de notaris. De appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling van de zaak op 12 oktober 2006 is de notaris verschenen, terwijl de klagers niet aanwezig waren. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer in eerste aanleg zijn vastgesteld, en heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof oordeelt dat de notaris in strijd met de waarheid heeft gesproken over de bijeenkomsten op 4 juni 2004, maar dat hij na confrontatie met deze onwaarheid zijn excuses heeft aangeboden. Het hof concludeert dat er geen reden is voor een tuchtrechtelijke maatregel, aangezien de notaris niet als partijnotaris heeft opgetreden en de klagers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun beschuldigingen. De klacht over de onjuiste voorlichting over de codicil en de en/of-rekeningen wordt ongegrond verklaard. Het hof verwerpt het beroep van de klagers en bevestigt de beslissing van de kamer van toezicht.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 23 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 763/2006 NOT van:
1. J.A. [K],
wonende te [plaats],
2. S.C. [K],
wonende te [plaats],
3. H.A. [K],
wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
t e g e n
MR. [X],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 10 mei 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 20 april 2006, waarbij de klacht van klagers gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan geïntimeerde, verder te noemen de notaris, en voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 15 juni 2006 een verweerschrift - met één bijlage - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2006. De notaris is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klagers zijn – zonder bericht van verhindering – niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de notaris dat hij over de afspraak met betrekking tot de bespreking op zijn kantoor met de overige erfgenamen van vrijdag 4 juni 2004 niet de waarheid heeft gesproken.
4.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij zich niet onafhankelijk heeft opgesteld en zich niet heeft kenbaar gemaakt als partijnotaris.
4.3. Ook verwijten klagers de notaris dat hij de erfgenamen niet correct heeft voorgelicht over de geldigheid van het codicil.
4.4. Eveneens wordt de notaris verweten dat hij de erfgenamen verkeerd heeft voorgelicht met betrekking tot de en/of-rekeningen.
4.5. Bovendien verwijten klagers de notaris dat hij de erfgenamen verkeerd heeft voorgelicht over de auto en de elektrische herenfiets.
4.6. Ten slotte wordt de notaris verweten dat hij heeft geweigerd de en/of-rekeningen te laten blokkeren tot de nalatenschap was afgewikkeld.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klagers en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris heeft gesteld dat de verhouding tussen klaagster en de weduwe reeds was verstoord voor de bespreking van 4 juni 2004.
5.3. De notaris heeft verder betoogd dat hij, mede gelet op zijn geheimhoudingsplicht, niet gehouden was aan klaagster sub 1 mede te delen op welk tijdstip hij de andere erfgenamen zou spreken. De notaris kan erkennen dat het beter was geweest niet in strijd met de waarheid te ontkennen dat hij de andere erfgenamen op een ander tijdstip zou ontvangen.
5.4. Voorts voert de notaris aan dat hij steeds heeft aangegeven dat het legateren van geldbedragen bij codicil nietig is. Ook stelt de notaris dat hij de erfgenamen correct heeft voorgelicht over de en/of-rekeningen, de fiets en de auto.
5.5. Tot slot is de notaris van mening dat het niet op zijn weg lag de en/of-rekeningen te blokkeren, maar dat dit een taak van de erfgenamen was.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek heeft in hoger beroep met betrekking tot de klachtonderdelen zoals genoemd in de rubrieken 4. 1. t/m 4.5. naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer waarmee het hof zich verenigt. Het hof voegt daaraan slechts toe dat de klacht met betrekking tot het laten blokkeren van de en/of-rekeningen ongegrond is nu zodanige blokkering door de banken waar de en/of-rekeningen worden gehouden kan worden bewerkstelligd door bekendmaking aan die banken van het overlijden van de rekeninghouder en deze bekendmaking door iedere belanghebbende kan worden gedaan. Het is niet uitsluitend en ook niet in de eerste plaats de notaris die deze melding kan en moet doen.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.3. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.D.R.M Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 november 2006 door de rolraadsheer.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht
Klachtnummer: KvT 01/06
Datum: 20 april 2006
Beslissing op de klacht van:
J.A. [K],
wonende te [plaats],
klaagster 1
en
S.C. [K],
wonende te [plaats],
klager 2
en
H.A. [K],
wonende te [plaats],
klager 3
tegen
Mr. [X],
notaris te [plaats],
verweerder.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘klagers’ en ‘de notaris.’
Verloop van de procedure
1. De kamer beslist op de volgende processtukken:
- het klaagschrift dat op 11 januari 2006 door de kamer is ontvangen;
- het verweerschrift dat op 2 februari 2006 door de kamer is ontvangen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 maart 2006.
Feiten
Bij de beoordeling van de klacht wordt van het volgende uitgegaan.
2. Op 2 april 2004 is de vader van klagers, hierna te noemen ‘erflater,’ overleden. Erflater is, na het overlijden van de moeder van klagers, in tweede echt gehuwd met mevrouw [H], hierna te noemen ‘de weduwe.’ Erflater en de weduwe hebben vooraf huwelijksvoorwaarden gemaakt. Tussen hen bestond geen enkele gemeenschap van goederen. Wel was opgenomen dat alle niet op naam staande roerende zaken die bij onder andere de ontbinding van het huwelijk aanwezig zouden zijn en waarvan niet zou blijken aan wie deze toebehoorden, geacht werden aan ieder van de echtgenoten voor de onverdeelde helft toe te behoren. Voorts was in de huwelijksvoorwaarden een verblijvingsbeding opgenomen.
3. Erflater heeft op 25 november 1998 een testament gemaakt, verleden voor een andere notaris, waarbij hij zijn drie kinderen tot enige erfgenamen van zijn nalatenschap heeft benoemd. Voorts heeft erflater op 31 oktober 2001 een codicil geschreven waarin hij onder meer geldbedragen heeft gelegateerd aan de weduwe en aan de drie stiefkinderen.
4. De notaris is door de predikant van de weduwe benaderd met het verzoek een bespreking te houden met erflaters erfgenamen, weduwe en drie stiefkinderen en om als boedelnotaris op te treden. De notaris heeft een bespreking gepland op vrijdagochtend 4 juni 2004. Klager sub 2 heeft op het laatste moment afgezegd, zeggende dat hij alleen ’s middags kon. Hiermee geconfronteerd deelde klaagster sub 1 mee alleen ’s ochtends te kunnen. Daarop heeft de notaris alleen klaagster sub 1 en klager sub 3 verzocht vrijdagochtend 4 juni 2004 te komen. De notaris heeft gezegd dat de andere betrokkenen hadden afgezien van voorlezing van de stukken en genoegen namen met het ontvangen van kopieën. De notaris heeft de overige betrokkenen echter op vrijdagmiddag 4 juni 2004 ontvangen voor het voorlezen van de stukken. Nadat klaagster sub 1 dit had vernomen, heeft zij de notaris hierop aangesproken. De notaris heeft haar zijn excuses aangeboden.
5. De notaris heeft tegen klagers gezegd dat het legateren van geldbedragen bij codicil nietig is, maar heeft hen tevens gevraagd of zij de legaten desalniettemin wilden bekrachtigen. Voorts heeft de notaris gezegd dat de auto, de elektrische fiets en de saldi van de en/of-rekeningen aan erflater en zijn echtgenote gezamenlijk in eigendom toebehoorden.
6. Bij brief van 16 juni 2004 heeft de notaris klagers onder meer geschreven dat de auto een gemeenschappelijke roerende zaak is, indien deze van een gemeenschappelijke rekening is betaald. Tevens heeft de notaris in zijn brief van 17 juni 2004 aan de weduwe, die hij in kopie aan de erfgenamen heeft gestuurd, geschreven dat het in principe zo is dat bij en/of-rekeningen diegene die meer heeft ingelegd dan de helft, voor dat gedeelte eigenaar is van het door hem of haar gestorte vermogen.
7. Klaagster sub 1 heeft de en/of-rekeningen geblokkeerd. Na afgifte van de verklaring van erfrecht heeft de notaris op 29 juni 2004 zijn taak van boedelnotaris neergelegd.
Klacht
8. De klacht strekt ertoe dat de kamer een passende maatregel treft tegen de notaris om de volgende redenen.
9. De notaris heeft niet de waarheid gesproken over de afspraak op vrijdag 4 juni 2004.
10. De notaris heeft zich niet onafhankelijk opgesteld en zich niet kenbaar gemaakt als partijnotaris.
11. De notaris heeft de erfgenamen voorts niet correct voorgelicht over de geldigheid van het codicil.
12. De notaris heeft de erfgenamen verkeerd voorgelicht over de en/of- rekeningen.
13. De notaris heeft de erfgenamen onvolledig voorgelicht over de auto en de elektrische herenfiets.
14. Tot slot heeft de notaris geweigerd de en/of-rekeningen te laten blokkeren tot de nalatenschap geregeld was.
Verweer
15. De notaris heeft als verweer aangevoerd dat er voor de bespreking van 4 juni 2004 al onenigheid tussen klaagster en de weduwe was.
16. De notaris stelt dat hij, mede gezien zijn geheimhoudingsplicht, niet gehouden was aan klaagster sub 1 mededeling te doen op welk tijdstip hij de andere belanghebbenden zou spreken. Wel erkent de notaris dat het beter was geweest niet in strijd met de waarheid te ontkennen dat hij de andere belanghebbenden op een ander tijdstip zou ontvangen.
17. Voorts voert de notaris aan dat hij steeds heeft gezegd dat het legateren van geldbedragen bij codicil nietig is. Tevens stelt de notaris dat hij de erfgenamen correct heeft voorgelicht over de en/of-rekeningen, de fiets en de auto.
18. Tot slot stelt de notaris dat het niet op zijn weg lag de en/of-rekeningen te blokkeren, maar dat dit een taak van de erfgenamen was.
Beoordeling van het geschil
19. Vaststaat dat de notaris, in strijd met wat van een notaris mag worden verwacht, niet de waarheid heeft gesproken met betrekking tot de verschillende bijeenkomsten op 4 juni 2004. De klacht is op dit punt dan ook gegrond. Aangezien de notaris echter aanstonds nadat hij hiermee door klaagster sub 1 is geconfronteerd, deze onwaarheid heeft erkend en zijn excuses hiervoor heeft aangeboden, wordt er geen reden aanwezig geacht om hem op deze grond een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.
20. Klagers verwijten de notaris voorts dat hij zich niet bekend heeft gemaakt als partijnotaris en zich niet onafhankelijk heeft opgesteld. In de eerste plaats wordt overwogen dat de notaris namens de weduwe was aangezocht als boedelnotaris en dat niet is gebleken dat de notaris is opgetreden als partijnotaris. Klagers hebben voorts onvoldoende onderbouwd dat de notaris zich partijdig heeft opgesteld. De door klagers aangehaalde passage uit het verweerschrift van de notaris met betrekking tot de onenigheid tussen klaagster sub 1 en de weduwe geeft immers slechts weer wat de notaris van de predikant van de weduwe heeft vernomen. Uit het feit dat erflater in zijn codicil een geldbedrag aan de weduwe heeft gelegateerd, heeft de notaris voorts in redelijkheid op kunnen maken dat erflater de bedoeling had zijn echtgenote verzorgd achter te laten.
21. Niet betwist is voorts dat de notaris reeds tijdens de bespreking op 4 juni 2004 aan de erfgenamen duidelijk heeft gemaakt dat het legateren van geldbedragen bij codicil nietig is. Niet gezegd kan dan ook worden dat de notaris de erfgenamen op dit punt onjuist of onvolledig heeft voorgelicht.
22. Voor zover de notaris de erfgenamen tijdens de bespreking op 4 juni 2004 niet volledig duidelijk heeft kunnen maken hoe de verdeling van de en/of-rekeningen diende plaats te vinden, wordt geoordeeld dat hij door het sturen van de brieven van 16 en 17 juni 2004 voldoende aan zijn informatieplicht heeft voldaan.
23. De bijeenkomst van 4 juni 2004 was bedoeld om de stukken aan de erfgenamen voor te lezen. De notaris was tijdens deze bijeenkomst niet volledig op de hoogte van de financiën van erflater en de weduwe en kon dit ook niet zijn, aangezien hij niet over dagafschriften van alle rekeningen beschikte. Hij is voor wat betreft de auto en de fiets uitgegaan van wat de weduwe hem hierover heeft verteld. In zijn brief van 16 juni 2004 heeft de notaris erfgenamen aangegeven hoe de situatie zou zijn indien de auto en de fiets van de gemeenschappelijke rekening zouden zijn betaald. Hiermee heeft de notaris de erfgenamen op dat moment voldoende geïnformeerd.
24. Tot slot wordt geoordeeld dat de notaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet op zijn weg lag de en/of-rekeningen te laten blokkeren. Dit dienden de erfgenamen zelf te doen, hetgeen klaagster sub 1 uiteindelijk ook heeft gedaan.
Beslissing
de Kamer van Toezicht:
verklaart de klacht dat de notaris in strijd met de waarheid heeft gesproken, gegrond;
verstaat dat hiervoor geen tuchtmaatregel wordt opgelegd;
verklaart de overige klachten ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.F.Th. Snelders, mr. J.H. Jochems, mr. F. Hoppel en mr. W. van Ringelesteijn, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 20 april 2006.