ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ3685

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1020/2006 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De verplichtingen van notarissen bij rectificatieverzoeken en de zorgplicht ten opzichte van rechtszekerheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam zich gebogen over de vraag of een notaris verplicht is om rectificatiewerkzaamheden uit te voeren zonder dat daarvoor een opdrachtgever is gevonden die de notariskosten betaalt. De zaak betreft een klacht van twee klagers, die hebben vastgesteld dat in een akte, verleden op 30 oktober 1997, onjuiste kadastrale gegevens zijn vermeld. De notaris, die de opvolger is van de oorspronkelijke notaris, heeft aangegeven dat hij pas tot rectificatie bereid is als de kosten daarvoor zijn gedekt. De klagers zijn van mening dat de notaris zijn zorgplicht schendt door deze kosten in rekening te willen brengen, aangezien de rechtszekerheid in het geding is. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris niet kan worden verplicht tot rectificatie zonder dat er een opdrachtgever is die de kosten dekt. De klacht is ongegrond verklaard, omdat de partijen bij de akte niet bereid zijn om mee te werken aan de rectificatie. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer van toezicht, behoudens de vaststelling van de feiten, en verklaart de klacht ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen en de noodzaak van samenwerking tussen betrokken partijen bij rectificatieverzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 23 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 1020/2006 NOT van:
MR. [X],
notaris te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. P.J.H. [Y],
t e g e n
1. MR. W. LOUWMAN,
optredend als Bewaarder van het Kadaster en de openbare registers,
kantoorhoudend te Apeldoorn,
2. DE DIENST VOOR HET KADASTER EN DE OPENBARE REGSITERS,
gevestigd te Apeldoorn,
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. I.S.T.A. van Riet.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen de notaris, is bij een op 3 juli 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 1 juni 2006, waarbij de klacht van geïntimeerden verder te noemen, klagers, gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de notaris.
1.2. Van de zijde van klagers is op 4 augustus 2006 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2006. Klager sub 1 en zijn gemachtigde, alsmede de notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van een pleitnotitie.
2. De ontvankelijkheid van het beroep
Van de zijde van klagers is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zonder uitdrukkelijk beroep te doen op de overschrijding van de termijn zoals weergegeven in artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt, verder te noemen Wna, dit punt toch naar voren gebracht.
Artikel 107 lid 1 Wna luidt – voor zover hier van belang- :
“Tegen een beslissing van de kamer van toezicht kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de in artikel 104 bedoelde brief beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.”
De aanbiedingsbrief is gedateerd 1 juni 2006, de termijn van dertig dagen vangt aan op 2 juni 2006 en eindigt op 2 juli 2006, zijnde een zondag. Aangezien de Algemene Termijnenwet van toepassing is kan het beroepschrift tot uiterlijk maandag 3 juli 2006 in ontvangst worden genomen. In het onderhavige geval is het beroepschrift op 3 juli 2006 – derhalve binnen de wettelijke termijn - ter griffie van het hof ingekomen. De notaris is ontvankelijk in zijn beroep.
3. De ontvankelijkheid van klager sub 1
Klager sub 1, in zijn hoedanigheid van bewaarder van het Kadaster en de openbare registers, heeft op grond van zijn wettelijke bevoegdheid tot rectificatie van onjuistheden van de kadastrale gegevens zoals vermeld in artikel 59 lid 3 in verbinding met lid 1 van de Kadasterwet reeds een rechtens zelfstandig te respecteren belang, zodat hij ontvangen kan worden in zijn klacht.
4. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
5. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, behoudens de daarin vervatte vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve vernietigen.
6. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
7. Het standpunt van klagers
Klagers verwijten de notaris dat hij verwijtbaar handelt in de zin van artikel 98 Wna. Klagers hebben geconstateerd dat in een akte, verleden op 30 oktober 1997 voor notaris H. [Z] te [plaats], onjuiste kadastrale gegevens zijn vermeld. Klagers hebben de notaris verzocht de mogelijkheid te onderzoeken om deze akte te verbeteren. De notaris heeft echter aangegeven dat hij daartoe eerst bereid is nadat er een opdrachtgever bereid is gevonden de terzake te maken notariskosten te voldoen, temeer daar de desbetreffende akte is verleden voor de toenmalige notaris [Z], die deze kosten niet voor zijn rekening wenst te nemen. Bij herstel van een fout als de onderhavige is het Kadaster, aldus klagers, afhankelijk van de notaris. Het belang van de rechtszekerheid gebiedt de notaris zijn medewerking te verlenen aan het onderhavige verzoek zonder dat de kosten aan het kadaster in rekening worden gebracht. Daarnaast behoort de inhoud van een akte tot de verantwoordelijkheid en zorgplicht van de (opvolgend) notaris. Een rectificatieverzoek dient dan ook niet als een nieuwe opdracht te worden bezien, maar als een verzoek om te onderzoeken of een reeds verleden, onder zijn verantwoordelijkheid vallende akte wellicht aanvulling behoeft.
8. Het standpunt van de notaris
8.1. De notaris betwist de stellingen van klagers en verweert zich als volgt.
8.2. De notaris stelt zich op het standpunt dat hij juist heeft gehandeld. In dat verband verwijst hij naar de brieven gedateerd 7 mei 2004 die hij heeft verstuurd naar zijn ambtsvoorganger mr. H. [Z], en de overige betrokkenen. Deze brieven gaan over het onderzoek en de kosten daarvan. Niemand heeft zich bereid verklaard de kosten op zich te nemen. Naar de mening van de notaris is er geen sprake van klachtwaardig handelen, maar is er eigenlijk sprake van een tariefsgeschil. Het gaat daarbij om de principiële vraag of de notaris werkzaamheden mag declareren die mogelijk leiden tot verbeteringen van akten uit het protocol van zijn ambtsvoorganger.
8.3. Ten slotte verzoekt de notaris het hof om klagers te veroordelen in de kosten van de onderhavige tuchtzaak en - wellicht ten overvloede - te bepalen dat klagers deze kosten zonodig verhalen op diegenen die noopten tot het onderzoek.
9. De beoordeling
9.1. Aan het oordeel van het hof is onderworpen de vraag of de notaris juist heeft gehandeld door eerst de betaling van zijn te verlenen diensten zeker te stellen alvorens over te gaan tot het rectificeren van de akte, dan wel dat de notaris de rectificatiewerkzaamheden om niet zou dienen te verrichten ten behoeve van de rechtszekerheid.
9.2. In onderhavige zaak staat vast dat het initiatief tot rectificeren van de akte is uitgegaan van klagers. De oorspronkelijk belanghebbenden: De Gemeentekring Almelo en D. en J.M. Eshuis, hebben, na te zijn aangeschreven door de notaris inzake het verzoek tot rectificatie van klagers, niet gereageerd. Dit leidt er toe dat van die zijde geen wens tot rectificatie bestaat, laat staan dat daartoe een opdracht dan wel volmacht is verstrekt of dat de kosten van de notaris door hen worden voldaan. Mr. [Z] heeft zich –na telefonisch contact – evenmin bereid verklaard de kosten voor zijn rekening te willen nemen.
9.3. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris verklaard dat, indien er sprake zou zijn van een door hem zelf gemaakte fout, hij bereid zou zijn de akte kosteloos te rectificeren. Niet is gesteld noch gebleken dat mr. [Z] of de notaris aangesproken kunnen worden op de fout in de akte.
9.4. Het hof is van oordeel dat van de notaris in het onderhavige geval niet gevergd kan worden dat hij tot rectificatie overgaat, nu onweersproken is vast komen te staan dat de partijen bij de te rectificeren akte niet bereid zijn om mee te werken aan de rectificatie van de akte. De klacht is ongegrond. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven Het hof zal de beslissing zoals reeds aangegeven in rubriek 5. dan ook vernietigen.
9.5. Het hof wijst af de door de notaris verzochte veroordeling van klagers in de kosten van dit geding, reeds omdat daarvoor in de onderhavige tuchtprocedure geen plaats is.
9.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
9.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
10. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 1 juni 2006, behoudens de daarin vervatte vaststelling van de feiten, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart klager sub 1 ontvankelijk in de klacht;
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.D.R.M Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 november 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO
Klachtzaak: 16 05 Wna
UITSPRAAK
inzake: 1. Mr. W. Louwman,
ten deze optredende als Bewaarder van het Kadaster en de openbare registers,
en
2. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers,
beiden kantoorhoudende respectievelijk gevestigd te Apeldoorn,
klagers,
gemachtige: mr. I.S.T.A. van Riet, advocaat te Apeldoorn.
tegen: mr. A. [X],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris,
gemachtigde: mr. P.J.H. [Y], notaris te [plaats].
1 Verloop van de procedure
Op 23 november 2005 heeft klager sub 1 een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer.
De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 5 december 2005. Vervolgens heeft klager sub 1 bij brief van 25 januari 2006 gerepliceerd en is door de notaris op 13 februari 2006 gedupliceerd.
De klachtzaak is ter zitting van 22 mei 2006 behandeld. Klager sub 2 heeft zich met instemming van de notaris ter zitting aan de zijde van klager sub 1 gevoegd en diens stellingen en verzoeken overgenomen. Klager sub 1 is in persoon verschenen, klagers hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. Van Riet. De notaris is niet in persoon verschenen, doch in de persoon van zijn gemachtigde mr. [Y].
2 Toetsingskader
In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).
3 Feiten
Gelet op hetgeen klager(s) en de notaris over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.
? Op 30 oktober 1997 zijn voor de toenmalige notaris [Z] akten verleden betreffende een grondruil waarbij partij waren De Gemeentekring Almelo, mevrouw Derdika Eshuis (geboren op 11 maart 1915) en mevrouw Johanna Maria Eshuis (geboren op 17 april 1921).
? In die akten staat onder meer vermeld:
”percelen landbouwgrond gelegen nabij de Almeloseweg te Vriezenveen, uitmakende ter plaatse kennelijk aangeduide delen tezamen ter grootte van ongeveer 2.20.00 ha. van de percelen kadastraal gemeente Vriezenveen sectie K nummers 848, 847, 1048, 978 gedeeltelijk”.
? Op 31 oktober 1997 zijn in het openbare register van het Kadaster de betreffende akten in deel 8088/6 en 9675/48 ingeschreven.
? Bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1999 is notaris [X], met ingang van de datum van beëdiging, benoemd als opvolger in het protocol (als bedoeld in artikel 1 Wna) van notaris [Z]. De beëdiging heeft plaatsgevonden op 31 maart 1999.
? Op 21 maart 2003 is een relaas van bevindingen opgemaakt door J.J.F. Klarenbeek, landmeetkundig cartografisch specialist, werkzaam in dienst van klager sub 2. In dat relaas is onder meer vermeld: “In akte 8088/6 en 9675/48 is genoemd perc. VZV 978 ged., dit had moeten zijn perc. VZV K 565 ged.”
? De constatering dat in de akten een verkeerd nummer is vermeld heeft geleid tot een rectificatieverzoek dd. 22 juli 2003 van de Bewaarder (conform artikel 59 Kadasterwet) aan notaris [X] (door tussenkomst van notaris [L] te [plaats]).
4 Standpunten
De klacht komt op het volgende neer. Klagers hebben vastgesteld dat in een akte, verleden op 30 oktober 1997 voor notaris [Z], onjuiste kadastrale gegevens zijn vermeld. Klagers hebben de notaris verzocht de mogelijkheid te onderzoeken om de betreffende akte te verbeteren. De notaris heeft echter aangegeven dat hij daartoe eerst bereid is nadat er een opdrachtgever bereid is gevonden de terzake te maken notariskosten te voldoen, temeer daar de betreffende akte is verleden voor de toenmalige notaris [Z], die deze kosten niet voor zijn rekening wenst te nemen. Met dit standpunt handelt de notaris volgens klagers verwijtbaar in de zin van artikel 98 Wna.
Bij herstel van een fout als de onderhavige is het Kadaster, aldus klagers, afhankelijk van de notaris. Het belang van de rechtszekerheid gebiedt de notaris zijn medewerking te verlenen aan het onderhavige verzoek zonder dat de kosten aan het kadaster in rekening worden gebracht. Daarnaast behoort de inhoud van een akte tot de verantwoordelijkheid en zorgplicht van de (opvolgend) notaris. Een rectificatieverzoek dient dan ook niet als een nieuwe opdracht te worden bezien, maar als een verzoek om te onderzoeken of een reeds verleden, onder zijn verantwoordelijkheid vallende akte wellicht aanvulling behoeft.
De notaris stelt zich op het standpunt dat door hem correct is gehandeld. De notaris wijst op de naar de verschillende partijen gezonden brieven die handelen over het onderzoek en de kosten daarvan. Naar zijn mening is geen sprake van klachtwaardig handelen, maar is eigenlijk sprake van een tariefsgeschil. Het gaat daarbij om de principiële vraag of de notaris werkzaamheden mag declareren die mogelijk leiden tot verbeteringen van akten uit het protocol van zijn ambtsvoorganger.
5 Ontvankelijkheid
Klager sub 1 heeft desgevraagd zijn bevoegdheid om in deze klachtprocedure zelfstandig op te treden gegrond op zijn bevoegdheid om ex artikel 59 Kadasterwet aan de notaris een verzoek te doen tot rectificatie. De Kamer vindt in die bevoegdheid onvoldoende grond om aan te nemen dat daarmee de wetgever aan de Bewaarder een zelfstandige bevoegdheid heeft willen geven om dat verzoek te vervolgen met een klacht jegens de notaris gebaseerd op het bepaalde in de Wna. Dit temeer daar in artikel 8 van de Organisatiewet Kadaster is vermeld dat het bestuur van het kadaster deze Dienst in en buiten rechte vertegenwoordigt zonder dat daarbij is verwezen naar de (zelfstandige) bevoegdheden van de Bewaarder. Klager sub 1 zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Gelet op artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster bezit de Dienst voor het kadaster en de openbare registers rechtspersoonlijkheid. Krachtens het bepaalde in artikel 2a Kadasterwet heeft deze Dienst onder meer als doel de bevordering van de rechtszekerheid ten aanzien van registergoederen. Uit het voorgaande volgt dat klager sub 2 in deze klachtprocedure kan worden ontvangen.
6 Overwegingen
Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
Bij de beoordeling van de onderhavige klacht neemt de Kamer tot uitgangspunt dat, gelet op de bijzondere betekenis die in het rechtsverkeer aan een notariële akte moet kunnen worden toegekend, van een notaris bij het verlijden van een akte de grootst mogelijke zorgvuldigheid mag worden verlangd ten aanzien van de juistheid van hetgeen in die akte is vermeld. De verplichtingen die daaruit voor de verlijdende notaris voortvloeien eindigden niet nadat de onderhavige akte was ingeschreven in de kadastrale registers. Indien, zoals in casu, eerst na die inschrijving een fout in een notariële akte wordt ontdekt dan vloeit uit de oorspronkelijke opdracht tot het verlijden van een akte voor notaris en diens publieke ambt, de verplichting voort - tegenover alle bij de rechtshandeling betrokken partijen en derden die op juiste inhoud van de akte mogen vertrouwen -, dat hij de mogelijkheden tot verbetering van de betreffende akte onderzoekt. Indien uit dat onderzoek blijkt dat de fout in de akte een gevolg is van een handelen of nalaten van een ander dan de notaris kan hij trachten de gemaakte onderzoekskosten en rectificatiekosten op die ander te verhalen.
In deze zaak heeft klager zich niet gericht tot notaris [Z] die de betreffende akte heeft verleden maar tot notaris [X] die het protocol waarin deze akte zich bevindt op 17 maart 1999 heeft overgenomen. Die overname van het protocol heeft plaatsgevonden onder de toen geldende bepalingen van de Wet op het notarisambt (Wna-oud). Blijkens het bepaalde in artikel 68a lid 4 Wna-oud “verrigt de nieuw benoemde notaris ten aanzien van de door hem overgenomen minuten, registers en repertoria al datgene, waartoe de afgetreden notaris bevoegd of verpligt zou zijn geweest”. Met deze bepaling werd verzekerd dat de ambtsbediening van een defungerend notaris zoveel mogelijk ongewijzigd voortgang vond doordat de opvolgende notaris ten aanzien van de rechten en plichten met betrekking tot het protocol - jegens alle bij het protocol betrokken partijen – met de gedefungeerde notaris werd gelijk gesteld.
Uit het voorgaande volgt dat de Kamer van oordeel is dat notaris [X] met de overname van het vorenbedoelde protocol, op welke overname artikel 68a lid 4 Wna-oud van toepassing is, ook de verplichting van notaris [Z] heeft overgenomen om de mogelijkheid tot verbetering van de tot zijn protocol behorende akte(n) te onderzoeken, zonder dat de notaris daartoe een nieuwe opdracht mag verlangen en/of duidelijkheid over de betaling van de te maken notariskosten of zekerheid daarvoor mag eisen.
De klacht is derhalve gegrond. De Kamer ziet in de bijzondere omstandigheden van deze zaak, in het bijzonder dat partijen in de onderhavige kwestie een principiële uitspraak hebben beoogd, aanleiding om aan de notaris geen maatregel op te leggen.
7 Beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,
- verklaart de klacht gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. Van Eerden, J.E. Huisman, mr. W. Meijling en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van
G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2006.
Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.
Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Afschrift verzonden: 1 juni 2006