GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 30 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 1065/2006 NOT van:
MR [naam],
MR. [naam],
beiden notaris te [plaats],
APPELLANTEN,
MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. G.J. van Oosten.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 7 juli 2006 ingekomen een verzoekschrift van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, waarbij zij tijdig hoger beroep hebben ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder te noemen de kamer van 8 juni 2006, waarbij de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder te noemen, de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Op 29 augustus 2006 is van de zijde van klagers een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 november
2006. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord
gevoerd, de gemachtigde aan de hand van een pleitnotitie. Klagers zijn – met
bericht van verhindering – niet verschenen
2. De ontvankelijkheid van klagers
2.1. Klagers hebben onvoldoende eigen belang bij hun klacht om daarin te kunnen worden ontvangen. Klagers zijn immers niet persoonlijk betrokken bij het handelen van de notaris, waarop hun klacht betrekking heeft.
De zorg van klagers om de goede naam van de kamer van toezicht en van het notariaat in het algemeen – hoe zeer te respecteren ook - kan niet als een voldoende eigen belang worden aangemerkt.
2.2. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart klagers alsnog niet – ontvankelijk in hun klacht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en A.M.A. Verscheure en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 30 november 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
IN HET ARRONDISSEMENT GRONINGEN
Reg.nr.: 84622 KT/RK 06-2
Datum uitspraak: 8 juni 2006
BESLISSING in de zaak van:
mrs. [naam] en [naam],
notarissen te [plaats],
klagers,
mr. [naam],
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris,
gemachtigde mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam.
Klagers hebben bij brief van 8 december 2005 de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden (hierna: de Kamer te Leeuwarden) verzocht in overweging te nemen of de door de notaris gedane uitlating in een interview in de [krant] van 12 maart 2005 aanleiding vormt voor een tuchtrechtelijke vervolging.
Bij brief van 16 december 2005 heeft de Kamer te Leeuwarden klagers laten weten af te zien van een eigen initiatief tot tuchtrechtelijke actie. Klagers is vervolgens gevraagd of hun brief als een klacht moet worden opgevat.
Klagers hebben bij brief van 28 december 2005 voormelde vraag bevestigend beantwoord.
Bij brief van 18 januari 2006 heeft de Kamer te Leeuwarden het Gerechtshof te Amsterdam verzocht om naar analogie van artikel 98, derde lid, van de Wet op het notarisambt een andere Kamer van Toezicht aan te wijzen teneinde zich met de behandeling van de klacht te belasten.
Op 24 januari 2006 heeft de gemachtigde van de notaris een verweerschrift ingediend tegen de klacht.
Bij beslissing van 24 januari 2006 van het gerechtshof te Amsterdam is de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna: de Kamer) belast met de behandeling van de zaak.
Bij faxbericht van 16 maart 2006 heeft de gemachtigde van de notaris wederom schriftelijk gereageerd op de klacht.
Bij brief van 12 mei 2006 hebben klagers schriftelijk gereageerd op het verweer van de notaris. Voorts hebben zij de Kamer meegedeeld geen gebruik te zullen maken van de door de Kamer geboden gelegenheid het woord ter zitting te voeren.
De klacht is op 23 mei 2006 door de Kamer behandeld.
De notaris is toen verschenen, bijgestaan door zijn raadsman.
1. Vaststaande feiten
Op 12 maart 2005 verscheen een interview met de notaris in de [krant]. In dat interview zegt de notaris over de uitspraken van de Kamer (te Leeuwarden) dat dit “yn de measte gefallen it ferpleatsen is van fan lucht”.
2. Standpunt van klagers
De uitspraak van de notaris dat de uitspraken van de Kamer te Leeuwarden in de meeste gevallen “een verplaatsing van lucht” is, getuigt van weinig of geen eerbied voor de rechterlijke autoriteiten en is daardoor in strijd met de door de door de notaris afgelegde eed ingevolge artikel 3 Wna. Het geeft geen pas om zich uit te laten over het notariaat en het notariële tuchtrecht op de wijze als de notaris dat meent te moeten doen. Het tuchtrecht en daarmee het notariaat worden met deze uitlatingen geschoffeerd.
3. Standpunt van de notaris
De uitlating van de notaris is een stuk genuanceerder dan het lijkt en moet worden geplaatst in de context van het interview. Het thema van het interview betrof mensen die hun leven een andere wending geven. De notaris hoort daarbij.
In het interview kwamen de tuchtzaken die tegen de notaris hebben gediend, ter sprake. Naar de mening van de notaris dienen zijn collega’s lichtvaardig klachten tegen hem in bij de Kamer te Leeuwarden. De uitspraken van de Kamer te Leeuwarden waarbij aan hem een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, zijn in het merendeel van de gevallen door de notariskamer van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd. Hij vroeg en vraagt zich nog steeds af of de leden van de Kamer hun tijd niet beter kunnen besteden dan aan klachten die uiteindelijk ongegrond worden verklaard. In dat licht moet dan ook zijn uitlating worden gezien.
De notaris erkent dat hij zijn mening beter op een andere wijze naar voren had kunnen brengen. Hij betwist dat hij uitspraken van de Kamer te Leeuwarden niet zou respecteren.
De notaris heeft zowel de ringvoorzitter als de voorzitter van de Kamer te Leeuwarden verzocht om te bemiddelen. Tot een bemiddelingsgesprek is het echter niet gekomen. Ook een poging om rechtstreeks via de telefoon in contact te komen met de klagers, is mislukt omdat klagers weigerden de notaris te woord te staan.
4. Beoordeling
De vraag die voorligt is, of de notaris met zijn uitlating in de [krant] heeft gehandeld in strijd met de door hem afgelegde eed en daarmee de eer en goede naam van het notariaat en de notariële tuchtrechtspraak heeft aangetast. Deze vraag dient mede te worden beoordeeld in het kader van artikel 10 EVRM dat een ieder recht geeft op vrijheid van meningsuiting.
De Kamer is van oordeel dat de uitlating op zich, los van de context, de waardigheid van het ambt van notaris en het aan dat ambt verbonden tuchtrechterlijk college aantast. De uitlating van de notaris dat beslissingen van de Kamer van Toezicht in de meeste gevallen niet meer zouden behelzen dan het verplaatsen van lucht, suggereert de zinloosheid van de notariële tuchtrechtspraak. Bovendien kan met die uitspraak het noodzakelijk vertrouwen in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het college worden ondermijnd.
In aanmerking moeten echter worden genomen de omstandigheden waaronder de notaris deze uitlating heeft gedaan. De notaris is meerdere malen voor de Kamer te Leeuwarden verschenen in verband met klachten die door collega-notarissen dan wel op hun instigatie tegen hem waren ingediend. De voor de notaris negatieve beslissingen die daarin zijn gegeven, zijn in het merendeel van de gevallen door de notariskamer van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd. De notaris heeft uiting willen geven aan zijn ongenoegen over het feit dat naar zijn mening lichtvaardig klachten (tegen hem) worden ingediend en dat vervolgens een aantal goed betaalde functionarissen –waaronder hijzelf- tijd en energie moeten steken in zaken die uiteindelijk niets opleveren. Dat uit het interview genoemde genuanceerdheid onvoldoende is gebleken, kan de notaris slechts in die zin worden verweten dat hij niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt –voorzover hem die was geboden- om het artikel voor de publicatie nog eens door te nemen. Dat met zijn uitlating het aanzien van het notariaat en van de notariële tuchtrechtspraak zou zijn geschonden, is naar het oordeel van de Kamer niet het geval.
Naast hetgeen hiervoor is overwogen moet de uitlating van de notaris ook worden beoordeeld in het licht van het Europees grondrecht van de vrijheid van meningsuiting en de bescherming die dat recht geeft. Van belang daarbij is dat er in een democratie ruimte moet zijn voor uitspraken die kunnen schokkeren en voor sommigen beledigend kunnen zijn.
Voor de Kamer is duidelijk dat de bewoordingen van de notaris genuanceerder moeten worden opgevat en dat hij in geen geval uit respectloosheid jegens de Kamer te Leeuwarden heeft gehandeld, hetgeen met name is gebleken tijdens de behandeling ter zitting. Dat klagers de uitlating van de notaris als een aantasting van de waardigheid van het notariaat zien, is duidelijk. Dit neemt echter niet weg dat de uitlating van de notaris moet worden beschouwd als het geven van zijn mening over een kwestie die hem bijzonder raakt en waardoor hij zich gekwetst voelt.
Met het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel zou naar het oordeel van de Kamer dan ook een onevenredig zware inbreuk worden gemaakt op genoemd recht van vrijheid van meningsuiting.
De klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De Kamer van Toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven te Groningen op 8 juni 2006 door mr. W. Duitemeijer, voorzitter, mrs. M.M. Overes-Hulst, F. Bergman, A.J.M. Jansen en J. Kuipers, leden, bijgestaan door W.J. Vos, secretaris, en uitgesproken ter openbare vergadering van de Kamer.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam