ECLI:NL:GHAMS:2007:BA4006
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Visser
- A.C. Faber
- P.C. Römer
- Rechtspraak.nl
Rechtsbescherming bij overgang van onderneming en beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om de rechtsbescherming van een werknemer bij de overgang van een onderneming. De werknemer, aangeduid als [werkneemster], was in dienst van [X], handelend onder de naam Velser Rubberfabriek Hollandia. Op 10 februari 1999 werd haar medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 1 maart 1999 beëindigd zou worden, omdat de afdeling waar zij werkzaam was, gesloten zou worden. [Werkneemster] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen, omdat [X] niet de vereiste ontslagvergunning had verkregen. Na een periode van ziekte en zwangerschapsverlof heeft [werkneemster] zich niet meer op het werk gemeld. De onderneming van [X] ging op 14 november 2000 over op Hollandia Satineerbedrijf B.V. De centrale vraag in deze procedure is of de vordering van [werkneemster] op [X] is overgegaan op Hollandia, nu zij de onderneming heeft overgenomen. Het hof oordeelt dat de vordering van [werkneemster] niet op Hollandia is overgegaan, omdat zij op het moment van de overgang niet meer als een bij de onderneming werkzame werknemer kan worden beschouwd. Het hof benadrukt dat de bescherming van artikel 7:663 BW niet alleen geldt voor werknemers die op het moment van de overgang feitelijk werkzaam zijn, maar ook voor werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben, ongeacht hun feitelijke werkzaamheden op dat moment. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling van de vordering van [werkneemster].