ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.011.423/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over onterecht doorberekende kosten en gebrek aan communicatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. Klager, die zich als erfgenaam van een overleden persoon presenteert, heeft een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft twee punten: ten eerste dat de gerechtsdeurwaarder onterecht kosten heeft doorberekend voor beslag op onroerende zaken, en ten tweede dat de gerechtsdeurwaarder niet tijdig heeft gecommuniceerd over de afgelasting van een openbare verkoop. Het hof heeft vastgesteld dat klager geen eigen rechtens te respecteren belang heeft bij de klacht, omdat hij niet als gemachtigde van de overleden persoon kan optreden zonder bewijs van erfrecht. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder niet in gebreke is gebleven met betrekking tot de kosten, aangezien deze conform het geldende tarief zijn gemaakt. Wel heeft het hof geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de afgelasting van de verkoop, wat een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van klager met zich meebracht. Desondanks heeft het hof klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is vernietigd, en de klacht is ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Zaaknummer 106.011.423/01
Beslissing van 13 maart 2008 in de zaak onder rekestnummer 933/2007 GDW van:
MR. [naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
[naam],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.Ter griffie van het hof alhier is op 17 augustus 2007 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - waarbij appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 10 juli 2007, waarbij het tweede klachtonderdeel van de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klager, tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping aan de gerechtsdeurwaarder. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 18 september 2007 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 januari 2008. Klager alsmede de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1. De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen [naam] te [plaats], door de kantonrechter op 29 juli 2005 gewezen vonnis.
3.2. Op 15 november 2005 is ten laste van [naam] beslag gelegd op een deel van de inventaris van de door hem geëxploiteerde kapperszaak aan het.
3.3. Op 23 maart 2006 is de openbare verkoop van de in beslaggenomen roerende zaken aangezegd tegen 10 april 2006.
3.4. Op 30 maart 2006 is de aankondiging van de verkoop op het raam van de kapperszaak van [naam] aangeplakt.
3.5. De tegen 10 april 2006 aangekondigde verkoop is niet doorgegaan.
3.6. Op 25 april 2006 is door de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op het voortdurend recht van erfpacht, toebehorende aan [naam]. Dit beslag is door de gerechtsdeurwaarder (nog) niet overbetekend aan de hypotheekhouder.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij onterecht kosten heeft doorberekend van het beslag op onroerende zaken, terwijl dit beslag niet is overbetekend aan de hypotheekhouder.
4.2. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij [naam] of klager zelf niet op tijd heeft laten weten dat de openbare verkoop van de roerende zaken niet door zou gaan. De kapperszaak is op de dag van de aangekondigde verkoop de gehele dag gesloten gebleven, omdat de gerechtsdeurwaarder geen tijd van de verkoop had gemeld.
4.3 Klager heeft in hoger beroep verklaard dat [naam] op 3 augustus 2007 is overleden. In eerste instantie heeft de gerechtsdeurwaarder geen verweer gevoerd tegen het feit dat klager de klacht op eigen naam heeft ingediend.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep betoogd dat klager niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, nu klager slechts kan worden aangemerkt als belangenbehartiger van [naam] en ondertekenaar van de klacht, maar niet als gemachtigde. Daarom dient klager niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.
5.2. Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de kosten heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat de kosten conform het daarvoor geldende tarief zijn gemaakt.
5.3. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat de kamer een maatregel heeft opgelegd ter zake van een feit – het niet tijdig informeren van [naam] dat de openbare verkoop was afgelast - waartegen geen klacht is ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft in dat verband verklaard dat de openbare verkoop niet door is gegaan, omdat er op de aanplakking geen enkele reactie is gekomen. Er was voor [naam] geen aanleiding om de winkel te sluiten. [naam] had contact met de gerechtsdeurwaarder hebben kunnen opnemen of het noodzakelijk zou om zijn winkel te sluiten.
6. De beslissing
6.1. Art. 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) luidt als volgt:
De gerechtsdeurwaarder is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder onderscheidenlijk kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
Hierbij is niet bepaald wie als klager kan optreden. Ook elders in de GDW is daaromtrent niets bepaald.
Uit de parlementaire geschiedenis van de GDW blijkt echter wel dat de wetgever in gedachten heeft gehad wie als klager kan optreden (Tweede Kamer 1991-1992, wetsvoorstel 22.775, nr. 3 [Memorie van Toelichting]):
De tuchtrechtspraak is erop gericht, in het algemeen belang een optimaal functioneren van het ambt van gerechtsdeurwaarder binnen het rechtsbestel te verzekeren door in individuele gevallen tegen inbreuken op de ambtsplichten en de ambtsethiek op te treden (…) Daarin ligt besloten, dat de tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend ten dienste van het algemeen belang. De mogelijkheid voor particulieren om door middel van een klacht bezwaar te maken tegen een gerechtsdeurwaarder aanhangig te maken, is daarmee niet in tegenspraak. (…)
Even verderop in de Memorie van Toelichting wordt aangevoerd dat het moet gaan om
een particulier die zich door de behandeling van een gerechtsdeurwaarder in zijn belangen voelt aangetast.
Naar het oordeel van het hof houdt dit in dat de klager voldoende eigen belangen moet hebben, om als belanghebbende te worden aangemerkt en als klager te kunnen worden ontvangen in de tuchtprocedure.
6.2. Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak te weinig aanknopingspunten biedt om klager zelf aan te merken als belanghebbende. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten, richten de ambtshandelingen van de gerechtsdeurwaarder zich tegen [naam] en niet tegen klager.
6.3. Blijkens de inhoud van de klachtbrief van 6 februari 2007 heeft klager deze brief ondertekend tijdens de afwezigheid van [naam], die toentertijd in het buitenland verbleef. Uit de overige stukken, die bij de klacht zijn ingediend, blijkt niet dat er sprake is van enige bevoegde vertegenwoordiging van [naam] door klager. Dat blijkt ook niet uit de andere stukken die zich in het dossier van de eerste aanleg bevinden.
6.4. In hoger beroep heeft klager betoogd de partner van [naam] te zijn, tevens boekhouder en zaakwaarnemer. In dat verband heeft hij verwezen naar enkele
mailberichten gewisseld tussen hem en het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Dat alles maakt klager nog geen gemachtigde van [naam], die op eigen naam deze procedure kan voeren.
Ter terechtzitting heeft klager vervolgens gesteld dat, nu [naam] is overleden, hij erfgenaam is van [naam]. Het hof heeft klager daarop in de gelegenheid gesteld om van zijn erfgenaamschap te doen blijken, bijvoorbeeld door een verklaring van erfrecht aan het hof over te leggen. Ondanks de toezegging van klager zulks te doen, is bij het hof geen desbetreffende verklaring van erfrecht ontvangen, noch enig andere akte waaruit dat klager (mede-)erfgenaam is van [naam]. Nu klager het hof ook niet op andere wijze van zijn erfgenaamschap van [naam] heeft doen blijken, moet het hof er mitsdien van uitgaan dat van een zodanig erfgenaamschap geen sprake is.
6.5. Een en ander betekent dat klager geen eigen rechtens te respecteren belang had bij de indiening van de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder en dat hij evenmin als gemachtigde van [naam] deze klacht op eigen naam kon indienen.
6.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 10 juli 2007 en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht.
Deze beslissing is gewezen op donderdag 13 maart 2008 door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 10 juli 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 83.2007 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 12 februari 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij aangehechte brief van 14 maart 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
Bij brief ingekomen op 18 juni 2007 heeft de gemachtigde van klager aanhouding van de behandeling verzocht.
De klacht is behandeld ter zitting van 19 juni 2007 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.
Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 10 juli 2007.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen [ ] te Amsterdam door de kantonrechter op 29 juli 2005 gewezen vonnis.
b. Op 15 november 2005 is ten laste van [ ] beslag op de inboedel behorende bij zijn kapperszaak gelegd.
c) Op 23 maart 2006 is de openbare verkoop van de inbeslaggenomen roerende zaken aangezegd tegen 10 april 2006.
d) Op 30 maart 2006 is de aankondiging op het raam van de kapperszaak van [ ] aangeplakt.
e) Wegens gebrek aan belangstelling is de tegen 10 april 2006 aangekondigde verkoop niet doorgegaan.
f) Op 25 april 2006 is door de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op een onroerende zaak. Dit beslag is door de gerechtsdeurwaarder (nog) niet overbetekend aan de hypotheekhouder.
2. De klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze (1) ten onrechte kosten heeft berekend. De kosten van het beslag onroerende zaken lijken aan de hoge kant, omdat dit beslag niet is overbetekend aan de hypotheekhouder. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder daarnaast (2) [ ] of hem niet tijdig te hebben laten weten dat de openbare verkoop niet doorging. Daardoor is de winkel ten onrechte de gehele dag gesloten geweest en is omzetverlies geleden.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Besloten is dat de openbare verkoop op het laatste moment niet door moest gaan, omdat er op de aanplakking geen enkele reactie kwam. Het sluiten van de kapperszaak is op eigen initiatief gedaan en [ ] had van te voren kunnen informeren of het sluiten van de winkel wel nodig was. De eventuele omzetschade heeft hij dus aan zichzelf te wijten. Indien de opdrachtgever om verdere executiemaatregelen verzoekt, zal alsnog de overbetekening aan de hypotheekhouder plaatsvinden, aldus de gerechtsdeurwaarder.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Het verzoek om aanhouding wordt gelet op het tijdstip waarop het verzoek is gedaan door de Kamer afgewezen.
4.2 De Kamer gaat ervan uit dat klager de klacht op eigen naam heeft ingediend, als belangenbehartiger van [ ]. Als zodanig is de klacht ontvankelijk. De gerechtsdeurwaarder heeft op dat punt ook geen verweer gevoerd.
4.3 Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen (kandidaat) gerechtsdeurwaarders. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde.
Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder [ ] zich opgeworpen als zijnde de gerechtsdeurwaarder tegen wie de klacht kan worden geacht te zijn gericht. Hiermee is in de aanhef van de beschikking rekening gehouden.
4.4 Uit de brief van de gerechtsdeurwaarder van 5 februari 2007 blijkt niet dat onjuiste bedragen zijn berekend dan wel nodeloos kosten zijn veroorzaakt. Klager heeft dit laatste wel gesuggereerd, maar niet concreet aangegeven welke kosten onjuist zouden zijn. Dat het beslag niet aan de hypotheekhouder is overbetekend, kan bij gebreke aan belang door klager niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. In de wet is op niet naleving van dit voorschrift geen sanctie verbonden. Voor zover hier enige schade voor de hypotheekhouder uit zal volgen kan de hypotheekhouder de executant daarop aanspreken. Klachtonderdeel 1 dient ongegrond te worden verklaard.
4.5 Naar het oordeel van de Kamer had het wel op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen [ ] tijdig in kennis te stellen van het feit dat de aangekondigde verkoop geen doorgang zou vinden. Dit geldt te meer nu de aangekondigde verkoop een ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [ ]. Niet valt in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder dat in dit geval niet had kunnen doen. De door de gerechtsdeurwaarder gegeven reden kan het verzuim niet rechtvaardigen. Klachtonderdeel 2 is terecht voorgesteld en dient gegrond te worden verklaard.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht temen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;
? legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
? verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door mrs. S.G. Ellerbroek, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.C.J.J.M. Seuren, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.