GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 13 maart 2008 in de zaak met nummer 106.011.405/01 (915/07 GDW) van:
1. [X],
2. [Y],
gerechtsdeurwaarders te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin
[A],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. V.Y. Jokhan.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 16 augustus 2007 ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van de zijde van appellanten, verder te noemen de gerechtsdeurwaarders, waarbij zij tijdig hoger beroep hebben ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 17 juli 2007. Bij die met redenen omklede beslissing heeft de kamer het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 20 maart 2007 gegrond verklaard, de beslissing van de voorzitter vernietigd en de klacht gegrond verklaard, zonder het opleggen van een maatregel.
1.2. Van de zijde van klager is op 27 september 2007 een verweerschrift met bijlagen ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 januari 2008, tezamen met de zaken waarin respectievelijk [B] en [C] gelijksoortige klachten tegen de gerechtsdeurwaarders hebben ingediend. De gemachtigde van klager is verschenen. Voorts zijn gerechtsdeurwaarder sub 2 en de gemachtigde van de beide gerechtsdeurwaarders verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
De gemeente [plaats] heeft tegen klager op 13 december 2000, 5 april 2001, 26 november 2001 en 30 augustus 2002 besluiten genomen tot terugvordering van ten onrechte ontvangen bijstand. De besluiten zijn op 7 juni 2005 aan klager betekend door de gerechtsdeurwaarders, met bevel tot betaling van de hoofdsom, vermeerderd met onder andere een bedrag aan invorderingskosten ter hoogte van 15 procent van de vordering en 19 procent omzetbelasting daarover.
4. De beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze beslissing in zoverre vernietigen.
5. Het standpunt van klaagster
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij bij de betekening van de vorderingen van de gemeente [plaats] invorderingskosten in rekening hebben gebracht. Klager stelt dat op basis van jurisprudentie een gerechtsdeurwaarder slechts de verschuldigde hoofdsom mag executeren en geen kosten in rekening mag brengen waarvoor geen titel aanwezig is. De beslissing van de gemeente [plaats] levert een executoriale titel op in de zin van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gerechtsdeurwaarders mogen derhalve slechts de verschuldigde hoofdsom executeren en de executiekosten die uit voornoemd wetboek voortvloeien. Op basis van artikel 60 lid 1 Wet werk en bijstand is de gemeente verplicht om in een besluit tot terugvordering van kosten van bijstand te vermelden hetgeen teruggevorderd wordt, de termijn of termijnen waarbinnen moet worden betaald alsmede de wijze waarop het besluit bij gebreke van tijdige betaling, ten uitvoer wordt gelegd. In de eerdergenoemde besluiten wordt uitsluitend vermeld:
indien u het verschuldigde niet tijdig aan de sector terugbetaalt, dan zal het verschuldigde worden verhoogd met de wettelijke rente en met alle op de invordering betrekking hebbende kosten. Het verschuldigde zal worden ingevorderd hetzij door een maandelijkse inhouding op uw uitkering hetzij door het inschakelen van de deurwaarder.
In de besluiten worden de op de invordering betrekking hebbende kosten niet nader gedefinieerd zodat niet gesproken kan worden van het hebben van een titel voor deze kosten, aldus klager.
6. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
De besluiten van de gemeente [plaats] zijn, aldus de gerechtsdeurwaarders, een executoriale titel in de zin van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In de besluiten is klager (wederom) een betalingstermijn geboden voordat daadwerkelijk tot executiemaatregelen zal worden overgegaan. Daarbij is tevens aangekondigd wat de gevolgen zijn indien niet binnen de gestelde termijn wordt betaald. Aangezien klager niet heeft betaald is de executoriale titel op 7 juni 2005 aan klager betekend. De invorderingskosten worden bepaald door de gemeente. De gerechtsdeurwaarders brengen de gemeente, gebaseerd op een afspraak die reeds twintig jaar oud is, 15 procent over de hoofdsom in rekening aan honorarium en de gemeente heeft de gerechtsdeurwaarders de opdracht gegeven dit honorarium te beschouwen als kosten die betrekking hebben op de invordering. In de executoriale titel zelf staat vermeld dat het verschuldigde zal worden verhoogd met alle op de invordering betrekking hebbende kosten. Hiermee voorziet de titel in de invorderingskosten, aldus de gerechtsdeurwaarders. Ten slotte wijzen de gerechtsdeurwaarders nog op de mogelijkheid die klaagster had om na de betekening een verzetprocedure te starten teneinde de executie te voorkomen of op te schorten.
7.1. Het hof stelt voorop dat de kamer er kennelijk vanuit is gegaan dat de klacht zich alleen richtte tegen gerechtsdeurwaarder sub 1, terwijl uit de klacht blijkt dat deze is gericht tegen beide gerechtsdeurwaarders. Beide gerechtsdeurwaarders hebben de klacht ook als zodanig opgevat. Het hof zal daarvan bij zijn beoordeling van het hoger beroep dan ook van uit gaan.
7.2. Ten aanzien van de klacht is het hof van oordeel dat uit de executoriale titel - de besluiten van de gemeente [plaats] - volgt dat er kosten in rekening zullen worden gebracht. Dit is ook legitiem gezien het bepaalde in artikel 58 lid 4 van de Wet werk en bijstand waaruit blijkt dat de vordering, bij gebreke van tijdige betaling, kan worden verhoogd met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Het gaat daarbij niet om de exploot- en executiekosten. Die kosten vloeien immers al voort uit (het systeem van) de wet en daarvoor is geen afzonderlijke titel vereist. De invorderingskosten zien op de kosten die de gemeente moet maken om tot invordering te geraken. In dit geval zijn dat de kosten die de gemeente aan de gerechtsdeurwaarders hebben te voldoen. De gerechtsdeurwaarders hebben gesteld dat het percentage van vijftien procent dat zij berekenen over de vordering gebruikelijk is en is gebaseerd op een afspraak met de gemeente die reeds twintig jaar stand houdt. Dit percentage komt het hof niet excessief voor. Anders dan klager is het hof niet van oordeel dat sprake is van exorbitant hoge kosten. Het hof begrijpt dat het gaat om een forfaitair bedrag.
7.3. Het zou zonder meer duidelijker voor klager zijn geweest als het desbetreffende invorderingspercentage in het besluit zelf zou zijn vermeld, maar de gerechtsdeurwaarders hebben reeds in het exploot van betekening en het bevel het totale verschuldigde bedrag vermeld. Vanaf dat moment was het bedrag van de invorderingskosten aan klager bekend en vanaf dat moment had hij daartegen in een executiegeschil tegen de gemeente kunnen opkomen.
Het hof van is oordeel dat de hoogte van het bedrag aan invorderingskosten een kwestie tussen klager en de gemeente betreft en dat de gerechtsdeurwaarders niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld door op deze wijze de vorderingen te verhogen met de invorderingskosten. Het hof zal de beslissing van de kamer dan ook vernietigen en de klacht alsnog ongegrond verklaren.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.5. Het vorenoverwogene leidt daarom tot de volgende beslissing.
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op donderdag 13 maart 2008 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 17 juli 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 176.2007 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
[ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 20 maart 2007 (zaaknummer 103.2007) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht.
Bij brief van 21 maart 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.
Op 2 april 2007 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juni 2007 alwaar de gemachtigden en [ ] zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 17 juli 2007.
2. De gronden van het verzet
Klager kan zich niet verenigen met de uitspraak van de voorzitter. Niet is onderbouwd dat het door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte percentage gebruikelijk is. De in rekening gebrachte kosten staan in geen enkele verhouding tot de omvang van de verrichte werkzaamheden.
3. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
4. De beoordeling van de gronden van het verzet
4.1 In zijn inleidende klacht heeft klager de gerechtsdeurwaarders verweten dat zij bij de betekening van een door de Gemeente [ ] uitgevaardigd besluit tot terugvordering van verleende bijstand ten onrechte invorderingskosten in rekening hebben gebracht, omdat daarvoor geen titel aanwezig was. In het besluit is weliswaar vermeld dat indien het verschuldigde niet tijdig wordt terugbetaald, het verschuldigde zal worden verhoogd met alle op de invordering betrekking hebbende kosten, maar de gemeente heeft verzuimd expliciet te vermelden hoeveel de invorderingskosten bedragen. Het percentage, 15%, dat de gerechtsdeurwaarder heeft gehanteerd, is niet door de gemeente bepaald. Dat blijkt uit geen enkel stuk. Volgens de algemene voorwaarden die de gerechtsdeurwaarder hanteert, mag 5% worden berekend. Afwijkende afspraken zijn mogelijk, mits schriftelijk. Die zijn er niet. Het mag niet zo zijn dat een gerechtsdeurwaarder zelfstandig een percentage bepaalt. Volgens de gemeente doet hij dat wel. Bovendien betreft het in dit soort situaties mensen aan de onderkant van de samenleving. Ook volgens het rapport Voorwerk wordt de staffel lager bij hogere bedragen en de algemene voorwaarden kennen een maximum van
€ 750,00.
4.2 De gerechtsdeurwaarders hebben verwezen naar hun verweerschrift. Het gehanteerde percentage is gebruikelijk. De gemeente bepaalt de hoogte van de kosten. Die afspraak is al twintig jaar oud. Klager had haar beklag daarover bij de gemeente moeten doen. Dit betreft zo’n afwijkende afspraak conform de algemene voorwaarden. Het betreft executiekosten waarvoor het Btag niet geldt. Het verzet is dus ongegrond.
4.3 Een besluit tot terugvordering van verleende bijstand is op grond van artikel 60 lid 3 van de Wet werk en bijstand (Wwb) een executoriale titel. Artikel 58 lid 4 Wwb maakt de gemeente bevoegd het bedrag van haar vordering te verhogen met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. De Kamer ziet voorshands aanleiding deze bepaling aldus uit te leggen dat de schuldenaar tot wie een uitvoerbaar verklaard besluit tot terugvordering is gericht en die het op de tenuitvoerlegging daarvan laat aankomen, in principe mede het wegens de tenuitvoerlegging verschuldigde honorarium van de daarmee belaste gerechtsdeurwaarder dient te voldoen. Deze uitleg past in het stelstel van het burgerlijk (proces)recht, waaraan het beginsel ten grondslag ligt dat degene die weigert in der minne aan zijn verplichtingen te voldoen, daartoe op zijn kosten van overheidswege kan worden gedwongen. Wel moet in het besluit met voldoende precisie zijn aangegeven, of daaruit kunnen worden afgeleid, welke kosten door de schuldenaar dienen te worden voldaan. De schuldenaar moet immers na lezing kunnen vaststellen welk geldsbedrag hij moet voldoen om (verdere) executie te voorkomen. Aan dit laatste voldoet het besluit niet. De gerechtsdeurwaarders hebben tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door invorderingskosten in rekening te brengen waarvan de omvang niet bepaald is in de titel die zij executeren.
4.4 De Kamer acht het verzet gegrond maar ziet geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel, omdat het onderwerp van de klacht niet eerder aan de Kamer is voorgelegd.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart het verzet gegrond;
? vernietigt de beslissing van de voorzitter;
? verklaart de klacht gegrond;
? ziet af van het opleggen van een maatregel.
Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.