ECLI:NL:GHAMS:2008:BF2176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.000.809/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens onzorgvuldig handelen bij inschrijving verstekvonnis en levering onroerende zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen. De klacht was ingediend door klagers tegen notaris mr. [naam] vanwege vermeend onzorgvuldig handelen. De kern van de klacht betrof de inschrijving van een verstekvonnis van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2006, waarbij klagers waren veroordeeld tot levering van onroerende zaken aan A. en B. zonder dat de notaris hen tijdig op de hoogte had gesteld van deze inschrijving. Klagers stelden dat zij niet de gelegenheid hadden gekregen om hun medewerking te verlenen aan de levering, wat hen in een nadelige positie plaatste. Het hof oordeelde dat de notaris had moeten nagaan of klagers op de hoogte waren van het verstekvonnis en hen had moeten informeren over de gevolgen van de inschrijving. De notaris had niet alleen de mededeling van de advocaat van A. en B. moeten aanvaarden dat klagers geen medewerking zouden verlenen. Het hof oordeelde dat de notaris in zijn zorgplicht tekort was geschoten door klagers niet tijdig te informeren en hen niet de kans te geven om te reageren. De klacht werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de notaris kreeg de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het hof vernietigde de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht en verklaarde de klacht voor het overige ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 16 september 2008 in de zaak onder nummer 200.000.809/01 NOT van:
MR. [naam],
notaris te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J. ter Meer,
tegen
1. [naam],
wonende te [plaats],
2. de besloten vennootscap met beperkte aansprakelijkheid
[naam],
gevestigd te [plaats],
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellant, verder te noemen de notaris, is bij een op 2 januari – naar het hof begrijpt 2008 – ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder te noemen de kamer, van 13 december 2007, waarbij de klacht van geïntimeerden, verder ook te noemen klagers gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris.
1.2. Van de zijde van klagers is op 21 februari 2008 een verweerschrift – met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 2 mei 2008 nog een aantal producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 mei 2008, alwaar zijn verschenen klager sub 1 en de notaris met zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een pleitnotitie, die aan het hof is overgelegd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1. Bij verstekvonnis van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2006, gewezen tussen A. en B.als eisers, en klagers en [naam] als gedaagden, is, voor zover hier van belang, voor recht verklaard dat: [A.] en [B.] gerechtigd zijn tot juridische levering van het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning met ondergrond gelegen te [plaats], kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie , nummer en gemeente [plaats], sectie, nummer door klagers. In dit vonnis is tevens voor recht verklaard dat klagers (en genoemde [naam]) gehouden zijn het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning met ondergrond te leveren aan [A.] en [B.] tegenover de verplichting van [A.] en [B.] om de koopprijs van € 640.000,00 te voldoen. In het dictum van het vonnis is voorts bepaald:
“ dat, indien gedaagden niet vrijwillig medewerking verlenen om aan bovenstaande veroordeling binnen een redelijke termijn van maximaal twintig dagen na betekening van dit vonnis te voldoen, dit vonnis overeenkomstig art. 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de notariële leveringsakte van gedaagden aan eisers van het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning met ondergrond, gelegen te [plaats], kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie, nummer en gemeente [plaats], sectie, nummer,”
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2. Op 6 april 2006 is het verstekvonnis aan klagers betekend; aan klager sub 1 in persoon en aan klager sub 2 en [naam] door middel van het achterlaten van het betekeningsexploot in de brievenbus .
3.3. Op 25 april 2006 is verzet ingesteld tegen het vonnis. [naam] is in 1995 overleden .
3.4. Bij brief van 26 april 2006, verzonden per gewone post, heeft een medewerker van het kantoor van de notaris klagers medegedeeld een verzoek te hebben ontvangen om het vonnis van de rechtbank in de openbare registers in te laten schrijven en dat de koopsom op 27 april 2006 aan de notaris zal worden overgemaakt. Bij de brief was een aflossingsnota gevoegd.
3.5 Bij brief van 27 april 2006 aan de notaris, tevens verzonden per fax, heeft de gemachtigde van klagers gesteld dat klagers ten onrechte zijn veroordeeld, en dat er een verzetprocedure aanhangig is gemaakt. Tevens is in deze brief gemeld dat op 1 mei 2006 een kort geding zal dienen waarin schorsing van de executie van het verstekvonnis wordt gevorderd.
3.6. Op 27 april 2006 heeft de notaris zorg gedragen voor inschrijving van het verstekvonnis in de openbare registers en heeft de notaris vervolgens een akte van levering gepasseerd waarbij de genoemde registergoederen worden doorgeleverd een zekere [C .].
3.7. Bij brief van 10 mei 2006 namens klagers is de notaris aansprakelijk gehouden voor alle schade die klagers zullen leiden als gevolg van het feit dat de notaris medewerking heeft verleend aan de doorlevering aan [C.]. In de brief is voorts vermeld dat klagers zich niet kunnen verenigen met de nota van afrekening zoals deze door de notaris aan klagers is verzonden.
3.8. Op 6 december 2006 is door de rechtbank te Arnhem vonnis gewezen in de verzetprocedure. Daarbij is het verstekvonnis van de rechtbank te Arnhem van 22 maart 2006 vernietigd en zijn de vorderingen van [A.] en [B.] afgewezen. Tegen dit vonnis zijn [A.] en [B.] in hoger beroep gekomen.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de notaris dat hij heeft zorg gedragen voor inschrijving van het verstekvonnis in de openbare registers waardoor de registergoederen aan [A.] en [B.] zijn overgedragen, zonder dat hij is nagegaan of klagers bekend waren met het verstekvonnis en – zo ja – of zij een rechtsmiddel hiertegen zouden instellen.
4.2. Voorts wordt de notaris verweten dat hij op de dag van inschrijving in de openbare registers een akte van levering heeft gepasseerd waarbij de registergoederen door [A.] en [B.] werden doorgeleverd aan [C.]. Hierdoor heeft de notaris zijn medewerking verleend aan een kennelijke poging van [A.] en [B.] om de registergoederen aan verhaal door klagers te onttrekken. Door aldus te handelen heeft de notaris geen rekening gehouden met de belangen van klagers.
4.3. Bovendien verwijten klagers de notaris dat hij is overgaan tot het opstellen van een onjuiste nota van afrekening. Hierop staan niet alleen vermeld de koopsom conform het vonnis en de aflossing van de hypothecaire geldlening, maar is tevens een bedrag van € 12.416, 56 in aftrek gebracht op de door klagers te ontvangen koopsom, welk bedrag klagers op grond van hetzelfde verstekvonnis aan [A.] en [B.] verschuldigd waren alsmede de notariële kosten. Klagers hebben de notaris tot het verrichten van die betalingen geen opdracht gegeven.
4.4. Ten slotte wordt de notaris verweten dat de akte van levering aan [C.] niet vermeldt dat zijn rechtsvoorgangers op dezelfde dag de eigendom van de geleverde registergoederen gekregen hadden op basis van een verstekvonnis waartegen nog een rechtsmiddel openstond, zodat er sprake kan zijn van een potentiële nietigheid van de titel.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klagers en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris stelt dat het niet aan hem is om een oordeel van de rechter in twijfel te trekken en zeker niet om de mening van de in het ongelijk gestelde partij te vragen alvorens over te gaan tot het verrichten van notariële vervolghandelingen op basis van het verstekvonnis. Tot het inschrijven van het vonnis was hij gehouden op grond van zijn ministerieplicht. Bovendien, zo voert hij aan, was het vonnis van 22 maart 2006 uitvoerbaar bij voorraad verklaard en was in het vonnis bepaald dat als klagers niet binnen twintig dagen na de betekening daarvan hun medewerking aan overdracht hadden verleend, het vonnis overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:300 BW in plaats van een notariële leveringsakte in het kadaster kon worden ingeschreven. Ook heeft de notaris in zijn beoordeling mee laten spelen dat klagers bijgestaan werden door een advocaat en dat [A.] en [B.] de notaris hadden medegedeeld dat klagers hun medewerking aan de levering zouden weigeren. De notaris voert ten slotte aan dat klagers ter voorkoming van reële executie van de registergoederen beslag hadden kunnen leggen.
5.3. Ten aanzien van de opvolgende levering aan [C.] betoogt de notaris dat er sprake is geweest van een normale levering, waarbij de partijen op de hoogte waren van de voorafgaande rechterlijke procedure en de strekking van het verstekvonnis. In dat verband wijst de notaris er op dat hij partijen nader heeft geïnformeerd dat er wellicht risico’s aan de titel waren verbonden. Het opnemen van een waarschuwing daarvoor in de leveringsakte zou niets toevoegen. De notaris stelt voorts dat er geen sprake was van benadeling van klagers omdat hij de kopende partij kende.
5.4. Vervolgens stelt de notaris dat hij door zijn kosten en een veroordeling tot betaling van een geldsom te verrekenen met de ontvangen koopsom uitvoering heeft gegeven aan het bepaalde in het verstekvonnis van 22 maart 2006. Het is gebruikelijk dat de kosten van de notaris in mindering worden gebracht van de koopsom. Daaraan hoeft geen schriftelijke opdracht van klagers ten grondslag te liggen.
6. De beoordeling
6.1. Het hof is van oordeel dat het op de weg van de notaris zou hebben gelegen
om klagers tijdig op de hoogte te stellen van zijn voornemen om over te gaan tot inschrijving in de openbare registers van het vonnis van 22 maart 2006 en te informeren of klagers vrijwillig hieraan hun medewerking zouden verlenen. De notaris had niet uitsluitend mogen afgaan op de mededeling van de advocaat van [A.] en [B.] dat klagers hun medewerking niet zouden willen verlenen aan de levering..
Door eerst na ommekomst van de twintig dagen termijn (begonnen op 6 april 2006, de datum van de betekening van het verstekvonnis) klagers op 26 april 2006 per gewone post een brief te sturen waarin hij heeft medegedeeld dat hij van [A.] en [B.] een verzoek tot inschrijving van het vonnis heeft ontvangen en dat op basis van die inschrijving op 27 april 2007 de koopsom zou worden ontvangen heeft de notaris niet aan die verplichting voldaan. Aangenomen moet worden dat deze brief klagers nimmer op tijd heeft kunnen bereiken, zodat klagers de mogelijkheid om actie te ondernemen naar aanleiding van de inhoud van de brief, is ontnomen. Dit klachtonderdeel is gegrond.
6.2. Met betrekking tot het klachtonderdeel ten aanzien van het passeren van de akte van levering aan [C.] op 27 april 2006 is het hof van oordeel dat de notaris ook hier onjuist heeft gehandeld. Klagers waren niet tijdig geïnformeerd over de ophanden zijnde levering en zodoende werden zij voor een voldongen feit geplaatst. De notaris diende gelet op de hier voorgaande overweging de nodige tijd in acht te nemen ten einde de reactie van klagers af te wachten alvorens zijn medewerking aan doorlevering te geven, hetgeen hij niet heeft gedaan. Op zichzelf is het passeren van de akte van levering niet onjuist, maar, gelet op de gang van zaken voorafgaand aan het passeren van de akte van levering is het handelen van de notaris in strijd met de op hem rustende plicht rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van derden. Dit deel van het klachtonderdeel is gegrond.
6.3 Het hof kan klagers niet volgen in hun betoog dat de notaris zich hierdoor schuldig zou maken aan medewerking een poging om de registergoederen aan het verhaal door klagers te onttrekken. Het enkele feit dat hier sprake was van een doorverkoop en –levering op dezelfde dag van een zelfde onroerende zaak voor eenzelfde prijs aan een naamgenoot van een van de verkopers, kan deze stelling van klagers niet dragen. Voor het overige hebben klagers hun stelling niet nader onderbouwd, zodat de klacht op dit onderdeel ongegrond is.
6.4. In zijn algemeenheid is het hof van oordeel dat het de notaris is toegestaan zijn honorarium te verrekenen bij een afrekening als de onderhavige, behoudens in geval zou blijken dat degene die het honorarium verschuldigd is, daartegen bezwaren heeft. De wijze waarop de notaris in gebreke is gebleven door klagers niet tijdig op de hoogte te stellen van de voorgenomen inschrijving van het vonnis in de openbare registers en het daarmee gepaard gaande verzenden van de nota op een te laat tijdstip leiden er toe dat de notaris in dit geval niet zonder meer tot bedoelde verrekening kon overgaan, aangezien hij klagers niet in de gelegenheid had gesteld om op de nota te reageren.
Het verrekenen van een andere schuld van klagers aan [A.] en [B.] zonder expliciete toestemming van klagers was niet geoorloofd; ook dit klachtonderdeel is dus gegrond.
6.5. Ten slotte is het hof van oordeel dat klagers tevergeefs het klachtonderdeel met
betrekking tot de zogenaamde waarschuwing in de akte van levering hebben voorgedragen. De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij [C.] afdoende heeft geïnformeerd over aan de doorlevering ten grondslag liggende titel en de risisco’s die daar eventueel aan waren verbonden. .
6.6. Nu het hof, anders dan de kamer, ook klachtonderdeel 4.2. bij de beoordeling heeft betrokken en de klacht gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond wordt verklaard, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.7. Het hof is van oordeel dat de handelwijze van de notaris laakbaar is en wel dermate dat het hof de maatregel van waarschuwing passend en geboden acht.
6.8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer 13 december 2007, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel 4.1., het klachtonderdeel betreffende het passeren van de leveringsakte zoals genoemd in 4.2. en het klachtonderdeel 4.3. gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 september 2008 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2007/847
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaats]
en
[naam]
gevestigd te [plaats]
klagers,
gemachtigde: mr. E.H.H. Schelhaas,
tegen
mr. [naam]
notaris te [plaats].
1. Het verloop van de procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de brief met bijlagen van de gemachtigde van klagers van 21 juni 2007 waarbij een klacht is ingediend tegen mr. [naam] notaris te [plaats] (hierna: de notaris);
- de brief van de notaris van 9 juli 2007;
- de brief van de gemachtigde van klagers van 17 september 2007;
- de brief van de notaris van 2 oktober 2007;
- de brief van de gemachtigde van klagers van 5 november 2007.
De klacht is behandeld op de openbare zitting van de Kamer van Toezicht van 12 november 2007. Na daartoe te zijn uitgenodigd zijn klagers, bijgestaan door hun gemachtigde en de notaris ter zitting verschenen.
2. De feiten.
2.1 Bij verstekvonnis van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2006 is, voor zover hier van belang, voor recht verklaard dat A. van [A.] en A.J. van [B.] (hierna: [A.] en [B.]) gerechtigd zijn tot juridische levering van het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning met ondergrond gelegen te [plaats], kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie, nummer en gemeente [plaats], sectie , nummer door klagers. In dit vonnis is tevens voor recht verklaard dat klagers gehouden zijn genoemd bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning met ondergrond te leveren aan [A.] en [B.] tegenover de verplichting van [A.] en [B.] om de koopprijs van € 640.000,00 te voldoen. In punt 3.3. van het vonnis is opgenomen dat de rechtbank:
“3.3. bepaalt dat, indien gedaagden niet vrijwillig medewerking verlenen om aan bovenstaande veroordeling binnen een redelijke termijn van maximaal twintig dagen na betekening van dit vonnis te voldoen, dit vonnis overeenkomstig artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de notariële leveringsakte van gedaagden aan eisers van het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning met ondergrond, gelegen te [plaats], kadastraal bekend als gemeente [plaats], sectie , nummer en gemeente [plaats], sectie , nummer ,”
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Op 25 april 2006 is verzet ingesteld tegen dit vonnis.
2.2 Bij brief van 26 april 2006, verzonden per gewone post, heeft een medewerker van het notariskantoor van de notaris klagers laten weten een verzoek te hebben ontvangen om het vonnis van de rechtbank bij het Kadaster in te laten schrijven, zodat de eigendom van genoemde onroerende zaken overgaat op [A.] en [B.]. De koopsom zal op 27 april 2006 aan de notaris worden overgemaakt. Tevens heeft de notaris een aflossingsnota aan klagers verzonden. Bij brief van 27 april 2006 aan de notaris, verzonden per fax, heeft de gemachtigde van klagers gesteld dat klagers ten onrechte zijn veroordeeld en een verzetprocedure aanhangig is gemaakt. Tevens is in deze brief gemeld dat op 1 mei 2006 een kort geding zal dienen waarin schorsing van de executie van het eerdere verstekvonnis wordt gevorderd. Op 27 april 2006 heeft de notaris zorg gedragen voor inschrijving van het verstekvonnis in het Kadaster en heeft de notaris een akte van levering gepasseerd waarbij de genoemde onroerende zaken worden doorgeleverd aan [[C.]. Op 4 mei 2006 hebben klagers ten laste van [C.] conservatoir beslag doen leggen op de genoemde onroerende zaken.
2.3 Bij brief van 10 mei 2006 aan de notaris heeft de gemachtigde van klagers de notaris aansprakelijk gehouden voor alle schade die klagers zullen leiden als gevolg van het feit dat de notaris medewerking heeft verleend aan de doorlevering aan [C.]. Tevens kunnen klagers zich niet verenigen met de nota van afrekening zoals deze door de notaris aan klagers is verzonden. Bij brief van 11 mei 2006 heeft de notaris hierop gereageerd. Tussen partijen heeft dienaangaande een verdere briefwisseling plaatsgevonden.
2.4 Op 6 december 2006 is door de rechtbank Arnhem vonnis gewezen in de verzetprocedure en is het verstekvonnis van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2006 vernietigd en zijn de vorderingen van [A.] en [B.] afgewezen. Tegen dit vonnis zijn [A.] en [B.] in hoger beroep gekomen.
3. De klacht en het verweer daartegen.
3.1 Klagers verwijten de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld en stellen daartoe het volgende. De notaris heeft zorg gedragen voor inschrijving van het verstekvonnis van 22 maart 2006 waardoor de genoemde onroerende zaken op naam van [A.] en [B.] zijn overgedragen. De notaris heeft geen contact opgenomen met klagers met de vraag of zij op de hoogte waren van dit vonnis en of zij een rechtsmiddel zouden instellen tegen dit vonnis. De brief van 26 april 2006 werd door klagers op de dag van de inschrijving en levering ontvangen. De notaris heeft hiermee dan ook niet de zorgvuldigheid betracht die een goed notaris betaamt. De notaris heeft zich onvoldoende vergewist van de potentiële nietigheid die een verstekvonnis met zich kan brengen en heeft de belangen van klagers niet betrokken bij zijn handelwijze. Ten tweede had de notaris niet mogen meewerken aan de akte van levering waarbij de onroerende zaken op dezelfde dag direct werden doorgeleverd aan [C.]. De notaris heeft hierdoor medewerking verleend aan kennelijke poging van [A.] en [B.] om de zaken aan verhaal te onttrekken. De notaris had zich dan ook de vraag moeten stellen of hij door het passeren van de akte van levering meewerkte aan het onttrekken aan verhaal van de onroerende zaken en had zijn ministerie moeten weigeren. De notaris heeft geen rekening gehouden met de belangen van klagers.
Voorts stellen klagers zich op het standpunt dat de door de notaris opgestelde nota van afrekening niet juist is. De notaris heeft immers middels de nota van afrekening ten onrechte een op basis van het vonnis bijkomende veroordeling ter hoogte van € 12.416,56 aan [A.] en [B.] uitgekeerd. Tevens heeft de notaris notariële kosten in rekening gebracht die niet in opdracht van klagers zijn gemaakt. De notaris heeft hiermee meegewerkt aan een vorm van verrekening waarbij de belangen van klagers zijn geschonden.
Ten slotte verwijten klagers de notaris dat hij in de akte van levering aan [C.] geen waarschuwing heeft opgenomen die erop neerkomt dat zijn rechtsvoorgangers op dezelfde dag geleverd hebben gekregen op basis van een verstekvonnis waartegen nog een rechtsmiddel openstond, zodat sprake is van potentiële nietigheid van de betreffende titel.
3.2 De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van onzorgvuldigheid handelen. De notaris heeft daartoe allereerst gesteld dat het niet aan de notaris is om het oordeel van de rechter in twijfel te trekken en zeker niet om de mening te vragen van de in het ongelijk gestelde partij alvorens over te gaan tot een notariële (vervolg)transactie. Het maatschappelijk verkeer vergt dat een rechterlijke uitspraak wordt geëerbiedigd, ook al is deze neergelegd in een verstekvonnis. Het vonnis van 22 maart 2006 was uitvoerbaar bij voorraad. Het niet meewerken aan de transactie zou een verkapte schorsende werking geven aan het hoger beroep, hetgeen niet de bedoeling is van een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De notaris zou zich daarmee boven de rechter stellen. Door niet mee te werken aan de transactie zou de in het gelijk gestelde partij zich beroepen op partijdigheid ten aanzien van de in het ongelijk gesteld partij. Het rechtsverkeer mag en moet er van uit gaan dat de rechter de belangen van alle partijen heeft afgewogen. De notaris heeft enkel uitvoering gegeven aan het vonnis. Klagers zijn op de hoogte gesteld van de inschrijving en de daarop volgende levering.
Voorts stelt de notaris dat de opvolgende levering een normale levering is geweest, waarbij de desbetreffende partijen op de hoogte waren van de voorafgaande rechterlijke procedures en de strekking van het verstekvonnis. De notaris stelt dat hij partijen behoorlijk heeft geïnformeerd over de mogelijke risico’s die aan de titel verbonden waren. De notaris kende de kopende partij en stelt dat van een mogelijk motief tot benadeling geen sprake is geweest.
Ten aanzien van de verrekening stelt de notaris zich op het standpunt dat hij hiermee eveneens uitvoering heeft gegeven aan het verstekvonnis van 22 maart 2006. Het is in de lijn van het vonnis dat deze kosten verrekend worden met de te ontvangen koopsom. De notariële kosten die in rekening zijn gebracht zien op de gebruikelijke royementskosten die ten laste van de verkoper komen, daar hoeft naar het oordeel van de notaris geen schriftelijke opdracht aan ten grondslag te liggen.
Ten slotte stelt de notaris dat de waarschuwing die klagers in de akte van levering opgenomen hadden willen zien, geen toegevoegde waarde zou hebben, nu partijen reeds geheel op de hoogte waren van de voorafgaande rechterlijke procedures en de strekking van het verstekvonnis.
4. De beoordeling.
4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wna zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.
4.2 Op 25 april 2006 heeft de notaris een verzoek ontvangen tot inschrijving van het vonnis van 22 maart 2006 in het Kadaster. De notaris stelt dat de opdrachtgevers hebben gezegd dat klagers geen medewerking verlenen aan de levering waartoe zij ingevolge het vonnis gehouden zijn. De notaris heeft klagers op 26 april 2006 per gewone post een brief gestuurd waarin hij meldt dat hij een verzoek tot inschrijving heeft ontvangen en dat hij de koopsom op 27 april 2006 zal ontvangen. In deze brief heeft de notaris niet aan klagers gevraagd of zij bereid waren vrijwillig medewerking te verlenen aan het leveren van de genoemde onroerende zaken. De Kamer is van oordeel dat de notaris hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. In het vonnis van 22 maart 2006 heeft de rechtbank onder punt 3.3. immers, kort samengevat, bepaald dat het vonnis in de plaats zal treden van de notariële akte tot levering indien gedaagden (klagers) niet vrijwillig meewerken aan de levering van de genoemde onroerende zaken. Gelet hierop is de Kamer van oordeel dat het op de weg van de notaris had gelegen om in dit geval eerst contact op te nemen met klagers om te vragen of zij vrijwillig medewerking wilden verlenen aan de ten uitvoer legging van het vonnis. De notaris heeft niet kunnen volstaan met de opmerking van de opdrachtgevers dat klagers geen medewerking verlenen. Van een zorgvuldig notaris mag verwacht worden dat hij alle betrokken partijen bij een transactie op de hoogte brengt van de voorgenomen handelingen en partijen ook de gelegenheid geeft daarop te reageren voordat hij tot de benodigde handelingen overgaat. De Kamer acht dit te meer van belang nu sprake was van een verstekvonnis en de gevolgen van de inschrijving in het onderhavige geval dermate groot zijn, dat zorgvuldigheid van de notaris geboden was.
De notaris heeft in dit geval echter enkel op 26 april 2006, derhalve op de dag voordat inschrijving in het Kadaster plaats zou vinden, per gewone post een brief aan klagers verzonden waarin hij klagers voor het eerst op de hoogte heeft gesteld van het feit dat het vonnis zou worden ingeschreven. Deze brief kon klagers op zijn vroegst bereiken op de dag dat de inschrijving zou plaatsvinden, waardoor klagers op dat moment voor een voldongen feit waren geplaatst. Van de notaris had in ieder geval verwacht mogen worden dat hij de reactie van klagers op zijn brief van 26 april 2006 zou afwachten voordat hij tot inschrijving van het vonnis zou overgaan. Nu de notaris dit niet heeft gedaan is sprake van een handelwijze van de notaris die in strijd is met de op hem rustende zorgplicht.
4.3 Voorts hebben klagers gesteld dat de nota van afrekening onjuist nu de notaris een onrechtmatige verrekening heeft toegepast en de notaris ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht waartoe klagers geen opdracht hadden gegeven. Bezien in het licht van het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris niet zonder meer tot verrekening van deze kosten kon overgaan. De notaris heeft klagers te laat op de hoogte gesteld van de inschrijving van de akte in de registers en klagers niet gevraagd of zij medewerking wilden verlenen. Doordat klagers niet zijn betrokken bij deze handelingen, acht de Kamer het dan ook onzorgvuldig van de notaris toch tot verrekening en het in rekening brengen van kosten over te gaan in de nota van afrekening. De notaris had hiervoor eerst contact met klagers op dienen te nemen. Doordat de notaris dit niet heeft gedaan heeft hij dan ook onzorgvuldig gehandeld.
4.4 Ten slotte hebben klagers zich op het standpunt gesteld dat de notaris een waarschuwing hadden dienen op te nemen in de leveringsakte waarbij de onroerende zaken werden doorgeleverd aan [C.]. Deze waarschuwing had, naar het oordeel van klagers, opgenomen moeten worden zodat de verkrijger bij de doorlevering wist dat de rechtsvoorgangers op dezelfde dag geleverd hadden gekregen op basis van een verstekvonnis waartegen nog rechtsmiddelen open stonden. De Kamer is van oordeel dat de notaris niet gehouden was een dergelijke waarschuwing in de leveringsakte op te nemen. De notaris heeft gesteld dat [C.] bij de doorlevering op de hoogte was van het feit dat [A.] en [B.] dezelfde dag geleverd hadden gekregen en op welke basis dit was gebeurd. Tevens heeft de notaris gesteld dat hij partijen bij de doorlevering voldoende heeft geïnformeerd over de status van de eerste transactie en de risico’s die daaraan verbonden waren. De Kamer is dan ook niet gebleken dat voor [C.] onvoldoende duidelijk was op basis waarvan hij geleverd kreeg en wat de risico’s daarvan waren. De Kamer is gelet op deze omstandigheden dan ook van oordeel dat niet kan worden gesteld dat de notaris verplicht was een waarschuwing op te nemen in de leveringsakte waarbij aan [C.] werd geleverd.
4.5 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Kamer van oordeel dat de notaris zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk notaris betaamt. De klacht is derhalve gegrond. Gezien de ernst van het verwijt dat de notaris te maken valt, bestaat aanleiding de notaris de maatregel van waarschuwing op te leggen.
5. De beslissing.
De Kamer van Toezicht:
- verklaart de klacht tegen notaris mr.[naam] gegrond;
- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.P.M. Kester, plv. voorzitter, mr. W.H. van Empel, E. Bos, mr. T.K. Lekkerkerker en mr. P.F. Heuff plv. leden en in tegenwoordigheid van mr. W.E.M. van Erp, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 13 december 2007.
De secretaris De plv. voorzitter