GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ APPELLANT ] B.V.,
gevestigd te [ W ],
APPELLANTE,
procureur: mr. A. van Hees,
de vennootschap naar vreemd recht
PRODUCE AGENCIES LIMITED,
gevestigd te Pukehohe, Nieuw Zeeland,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna wederom aangeduid als [ Appellant ] res¬pec¬tie¬ve¬lijk Produce.
Het hof heeft op 11 oktober 2007 een tussenarrest ge¬wezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Hierop hebben beide partijen een akte genomen. Vervolgens heeft [ Appellant ] nog een akte tot rectificatie genomen.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1 In het tussenarrest heeft het hof aan¬gekondigd dat het voornemens is een deskundige te benoemen. Dit voornemen heeft het hof aan partijen voorgelegd en par¬tijen hebben hiermee ingestemd. Partijen zijn het erover eens dat als deskundige kan worden benoemd de heer E.J. Steenge.
2.2 Het deskundigenonderzoek in deze zaak betreft de markt¬prijs van de in het voorjaar van 1999 door Produce aan [ Appellant ] afgeleverde uien. Het gaat om een partij uien van 348.880 kilo, die was aangetast door zwarte schimmel en om die reden is onderworpen aan een drogingsproces (“regra¬ding”). Het hof gaat ervan uit dat de prijs¬stelling voor klasse I uien tot stand komt in een mondiaal functio¬nerende markt en dat dat hetzelfde is voor klasse I uien die zijn aangetast door zwarte schimmel. Voorts wenst het hof van de deskundige informatie over de redelijkheid van de door [ Appellant ] verkregen verkoopprijs van de aangetaste uien.
2.3 Aan de deskundige zullen de volgende vragen worden voor¬ge¬legd:
1. Tussen welke uitersten bewoog de marktprijs zich in het voorjaar van 1999 voorzover het betreft door zwarte schimmel aangetaste uien van klasse I? Wat waren in die periode de meest gangbare prijzen voor deze uien?
2. Heeft de omvang van de aantasting door zwarte schimmel invloed op de prijsvorming? Zo ja, kunt u inzicht geven welke invloed de mate van aantasting op de prijsvorming heeft? Welke andere factoren waren daarnaast destijds (eventueel) van belang voor de prijsvorming op de markt?
3. Is de verkoopprijs van fl. 0,63 per kilo die [ Appellant ] in het voorjaar van 1999 voor de partij aangetaste uien heeft ontvangen een redelijke prijs te noemen, of had [ Appellant ] een hogere prijs kunnen realiseren? Konden de uien na “regrading” wederom als uien van klasse I op de markt worden gebracht?
4. Heeft u voor het overige nog opmerkingen met betrekking tot de prijsvorming, die voor de be¬oordeling van de deze zaak van be¬lang zijn?
2.4 De onder (d) door Produce voorgestelde vraag zal het hof niet aan de deskundige voorleggen. In rechtsoverweging 4.16 van het tussenarrest is reeds vastgesteld dat de uien binnen een termijn van enkele weken dienden te worden afgezet. De overige door partijen voorgestelde vragen behoeven – naast de vragen die het hof onder woorden bracht – niet afzonderlijk te worden gesteld; zij vallen daarmee samen.
2.5 Zoals in het tussenarrest is overwogen, zal het voorschot voor de kosten van het deskundigenbericht voor rekening van Produce komen.
2.6 Nadat de deskundige zijn rapport bij het hof heeft inge¬diend, zal het hof partijen – eerst Produce en vervolgens [ Appellant ] - in de gelegenheid stellen bij akte op het deskun¬digen¬rapport te reageren.
2.7 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de onder 2.3 genoemde vragen;
benoemt tot deskundige voor dit onderzoek:
E.J. Steenge, agrarisch adviesbureau
Noordlangeweg 42
4486 PR Colijnsplaat;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen voor 1 december 2008 kopieën van de overige gedingstukken en - voorzover mogelijk - de andere door de des¬kundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zul¬len doen toekomen;
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek par¬tijen in de gelegenheid te stellen opmer¬kingen te maken en ver¬zoe¬ken te doen en om in het schrifte¬lijk bericht te doen blijken of aan dit voor¬schrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkin¬gen en/of verzoe¬ken;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek overigens zelf¬stan¬dig - in de zin van artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat wil zeggen niet on¬der leiding van het hof - zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskun¬dige te bepalen tijdstip;
bepaalt dat de des¬kundige een voor¬schot toekomt van € 10.000,- (inclusief btw);
bepaalt dat Produce vóór 1 december 2008 als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van € 10.000,- ter griffie van het hof zal de¬poneren door overma¬king op de rekening bij de Rabobank, num¬mer 30.00.047.45, ten name van Gerechtshof Amsterdam, onder vermelding van ‘voor¬schot deskundige, zaak [ Appellant ] / Produce Agencies, zaaknummer 106.003.188/01’.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het des¬betreffende voor¬schot de deskundige hiervan in kennis zal stel¬len en dat de deskun¬dige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, ondertekend be¬richt zal inleveren ter griffie van het hof vóór 2 maart 2009;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht zijn decla¬ra¬tie ter griffie zal indienen onder vermelding van zaaknummer 106.003.188/01;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 31 maart 2009 voor het nemen van een akte na deskundigenbericht aan de zijde van Produce;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, R.E. de Winter en C.A. Joustra en in het openbaar uitgesproken door de rolraads¬heer op 4 november 2008.