ECLI:NL:GHAMS:2009:BI3658
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- P.J.W.M. Sliepenbeek
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een kind en belangenafweging
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2009, gaat het om een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een kind door de biologische vader. De moeder, die de appel heeft ingediend, is bijgestaan door haar advocaat, terwijl de man, de biologische vader, ook vertegenwoordigd was door zijn advocaat. Tijdens de zitting waren ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en een bijzonder curator aanwezig. De Raad had eerder een rapport uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om op de hoogte te worden gebracht van zijn biologische vader, maar dat erkenning door de man op dat moment niet in het belang van het kind zou zijn.
Het hof heeft de belangen van de moeder, het kind en de man tegen elkaar afgewogen. De moeder heeft aangegeven dat zij het kind zal informeren over zijn biologische vader, maar dat zij zich zorgen maakt over de gevolgen van erkenning door de man, gezien zijn verleden van mishandeling en bedreiging. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder angst- en paniekklachten vertoont en dat de erkenning door de man zou kunnen leiden tot een ongestoorde opvoeding van het kind. De bijzonder curator heeft ook verklaard dat de erkenning in strijd zou zijn met de belangen van het kind, gezien de aanhoudende conflicten tussen de ouders.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de belangen van de moeder en het kind zwaarder wegen dan het belang van de man bij erkenning. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de man tot erkenning afgewezen. Deze beslissing is genomen in het kader van de bescherming van het kind en het waarborgen van een stabiele opvoedingssituatie.