ECLI:NL:GHAMS:2009:BI6173
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging schuldsaneringsregeling en ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Utrecht had op 2 februari 2009 de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, omdat de appellant zijn informatieverplichting niet was nagekomen. De appellant had zijn vertrek van het adres waarop hij in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) stond ingeschreven niet aan de bewindvoerder gemeld, waardoor hij onvindbaar was geworden. Dit leidde tot een boedelachterstand en de rechtbank oordeelde dat de schuldsaneringsregeling niet naar behoren kon worden uitgevoerd.
In hoger beroep stelde de appellant dat hij de oproeping voor de zitting van 26 januari 2009 niet had ontvangen en dat hij pas op 16 februari 2009 kennis had kunnen nemen van het vonnis. Hij voerde aan dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, waardoor hij ontvankelijk zou moeten zijn in zijn hoger beroep. Het hof overwoog echter dat de termijn voor het instellen van hoger beroep strikt diende te worden nageleefd, vooral in zaken waar een korte termijn geldt. De appellant had het hoger beroep pas op 17 februari 2009 ingesteld, wat na de wettelijke termijn van acht dagen was.
Het hof concludeerde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij niet tijdig had gereageerd op het vonnis van de rechtbank. De beslissing van het hof was dat de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep, en daarmee werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in het faillissementsrecht en de verantwoordelijkheden van de schuldenaar met betrekking tot zijn inschrijving in de GBA.