ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2380
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M.C. Groen
- V. van den Brink
- F.W.J. Meijer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in verzoek tot toepassing van de schone lei in schuldsanering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van de appellant in zijn verzoek tot toepassing van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling. De appellant, een 45-jarige gescheiden man, stond onder beschermingsbewind en was vrijgesteld van de sollicitatieplicht. De bewindvoerder had in haar eindverslag van 28 november 2008 geadviseerd om de schone lei toe te kennen, maar kwam hierop terug na het voorarrest van de appellant wegens mishandeling van een hulpkoster tijdens schoonmaakwerkzaamheden in een kerk. De bewindvoerder stelde dat de appellant zijn informatieverplichting had geschonden door niet te melden dat hij had gewerkt en dat hij in hechtenis zat.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2009 heeft de appellant verklaard dat hij slechts een vriendendienst wilde bewijzen door eenmalig schoonmaakwerk te verrichten. Hij erkende dat hij de hulpkoster te fel had bejegend, maar gaf aan dat hij niet op de hoogte was van de schoonmaakwerkzaamheden en dat hij geen vergoeding had ontvangen. De bewindvoerder handhaafde haar standpunt dat de appellant zijn verplichtingen had geschonden.
Het hof oordeelde dat de appellant niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij de gronden voor zijn beroep pas na het verstrijken van de beroepstermijn had aangevoerd. Het hof benadrukte dat in schuldsaneringszaken de hoofdregel is dat uit het beroepschrift moet blijken op welke gronden de appellant van mening is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Aangezien de appellant niet tijdig aan deze eis had voldaan, werd hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de schone lei.