ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ6267
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.B.C.M. van der Reep
- J.C.W. Rang
- E.J.H. Schrage
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de noodzaak van funderingsherstel en de bijdrageverplichting van mede-eigenaren
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van de besloten vennootschappen Nobillon Beheer B.V. en Estrada Vastgoedbeheer B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had geoordeeld dat de eisen van de artikelen 5:65 en 3:172 jo 170 van het Burgerlijk Wetboek cumulatief gelden, wat door de appellanten werd betwist. In een tussenarrest van 6 september 2007 oordeelde het hof dat in dit geval enkel artikel 5:65 BW van toepassing was, dat bepaalt dat mandelige zaken op kosten van alle mede-eigenaren vernieuwd moeten worden indien nodig. Het hof concludeerde dat de noodzaak voor funderingsherstel niet voldoende was aangetoond door Nobillon c.s. en dat de vernieuwing van de fundering niet onmiddellijk noodzakelijk was.
De zaak draaide om de vraag of de fundering van de gemene muur in een zodanige staat verkeerde dat vernieuwing noodzakelijk was. Het hof oordeelde dat de rapportages van deskundigen, waaronder Berkhout en een expert van Fugro, aantoonden dat de fundering in een acceptabele staat verkeerde en dat er geen directe noodzaak was voor herstel. De deskundigen concludeerden dat de fundering nog een levensduur had van 10 tot 15 jaar en dat de zakkingsnelheid binnen de aanvaardbare grenzen viel.
Het hof benadrukte dat bij de uitleg van het begrip 'noodzaak' uit artikel 5:65 BW terughoudendheid moet worden betracht. Het hof wees erop dat eigenaren van naburige erven zorgvuldig met elkaars belangen moeten omgaan en dat de noodzaak voor vernieuwing niet te snel aangenomen mag worden. Uiteindelijk werd de vordering van Nobillon c.s. afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij Nobillon c.s. in de proceskosten van het hoger beroep werden veroordeeld.