GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 29 september 2009 in de zaak onder nummer 200.022.538/01 NOT van:
[klaagster],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. S. Harpman,
MR. [notaris],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen: klaagster, is bij een op 14 januari 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 16 december 2008, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, hierna te noemen: de notaris, gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 20 februari 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 juni 2009. Klaagster en haar gemachtigde alsmede de notaris zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij haar heeft aangeraden een huwelijk dan wel een geregistreerd partnerschap aan te gaan, zonder haar te waarschuwen voor de gevolgen die deze beslissing zou hebben voor de Anw-uitkering die zij als weduwe toentertijd ontving.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stelling van klaagster betwist en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris heeft betoogd dat hij niet was betrokken bij de uitkering van klaagster en te dier zake geen diensten heeft verleend: de uitkering is in de gesprekken tussen de notaris en klaagster niet ter sprake geweest. Het had op de weg van klaagster gelegen om zich betreffende de Anw-uitkering tot de Sociale Verzekeringsbank, verder: de SVB, te wenden ter verkrijging van verdere informatie.
6.1. Het hof is van oordeel dat de klacht van klaagster jegens de notaris, inhoudende dat hij ter gelegenheid van het verzoek van klaagster om advies over gelijkstelling van haar kinderen en haar stiefkinderen als erfgenamen in haar uiterste wilschikking, haar niet heeft gewezen op de gevolgen van dit advies voor de Anw-uitkering van klaagster, geen doel treft.
Ter terechtzitting is door de notaris gesteld en door klaagster niet betwist dat klaagster op de hoogte was van standpunt van de SVB in deze kwestie. Zij was in de periode dat zij vanaf 1993 ongehuwd samenwoonde reeds gekort op die uitkering. Bovendien is en wordt klaagster – gelet op de in het geding gebrachte brief van 3 oktober 2008 van de SVB – regelmatig geïnformeerd door de SVB over de rechten en plichten ten aanzien van de Anw-uitkering.
De klacht is ongegrond.
6.2. Aangezien het hof tot een andere beslissing is gekomen dat de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
- het hof vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en G. Kleykamp-van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 29 september 2009 door de rolraadsheer.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht
KvT Klachtnummer: 05/08
Datum: 16 december 2008
Beslissing op de klacht van:
[klaagster],
gevestigd te [plaats],
klager
[notaris],
notaris te [plaats],
verweerder.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘klaagster’ respectievelijk ‘de notaris.’
1. Verloop van de procedure
1.1. De kamer beslist op de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- het klaagschrift dat op 18 juli 2008 door de kamer is ontvangen;
- het verweerschrift dat op 12 augustus 2008 door de kamer is ontvangen;
- de mondelinge behandeling van 4 november 2008;
2.1. Klaagster is in 1992 weduwe geworden en heeft hierdoor aanspraak gekregen op een uitkering ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet, thans de Algemene Nabestaanden Wet (Anw). Vanaf 1993 is klaagster gaan samenwonen met haar huidige partner. Dit samenwonen heeft geleid tot een korting op haar Anw-uitkering.
2.2. De notaris was ervan op de hoogte dat klaagster weduwe was en samenwoonde met haar partner. Op 7 november 2006 heeft klaagster zich met haar partner tot de notaris gewend om een advies te krijgen inzake een mogelijke wijziging van haar testament. Klaagster en haar partner wilden namelijk dat ingeval van het overlijden van één van hen, de stiefkinderen en de eigen kinderen gelijk behandeld zouden worden. De notaris heeft klaagster medegedeeld dat het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap fiscale voordelen zou opleveren in geval van overlijden, ten aanzien van de kinderen en de stiefkinderen.
2.3. Klaagster heeft op 30 november 2006 een door de notaris opgesteld testament ondertekend. In dit testament is een regeling getroffen op basis van de situatie op dat moment. Tevens is een regeling getroffen voor het geval dat klaagster ten tijde van haar overlijden gehuwd zou zijn met of geregistreerd partner zou zijn van haar partner.
2.4. Klaagster heeft begin 2007 telefonisch contact gezocht met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB heeft haar kennelijk op haar vraag medegedeeld dat, aangezien zij al jarenlang samenwoonde, een huwelijk of geregistreerd partnerschap geen gevolgen zou hebben voor haar (reeds gekorte) Anw-uitkering.
2.5. Op 13 maart 2007 zijn klaagster en haar partner een geregistreerd partnerschap aangegaan. Hierover is geen contact geweest met de notaris. De SVB heeft hierop de volledige Anw-uitkering van klaagster beëindigd.
3.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij, wetende dat klaagster weduwe was en een Anw-uitkering ontving, haar heeft aangeraden een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap aan te gaan, zonder te waarschuwen voor de gevolgen die dit voor haar Anw-uitkering zou hebben.
4.1. De notaris betwist dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. De notaris voert hiervoor aan dat hij niet (direct) betrokken was bij en geen diensten heeft verleend die verband houden met de uitkering van klaagster en dat klaagster hem hierover niet volledig heeft geïnformeerd. Voorts voert de notaris aan dat klaagster bekend was, althans kon zijn, met de problematiek van de nabestaandenuitkering en dat het aan de SVB was om juiste informatie te geven.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Op een notaris rust de wettelijke plicht om bij de uitoefening van zijn ambt de belangen van de bij de rechtshandeling betrokken partijen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te behartigen.
5.2. Naar aanleiding van het verzoek van klaagster om advies over gelijkstelling van haar kinderen en stiefkinderen als erfgenamen, heeft de notaris de mogelijkheid van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap aangedragen. Aangezien de notaris wist dat klaagster weduwe was, had het op zijn weg gelegen klaagster erop te wijzen dat het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap mogelijk (financiële) consequenties zou hebben voor haar persoonlijke situatie, bijvoorbeeld in de vorm van doorverwijzing naar een andere instantie. Dit heeft de notaris echter nagelaten. In zoverre heeft de notaris onvoldoende zorg betracht. Klaagster is echter daardoor niet benadeeld, omdat zij zich ter zake tijdig bij de juiste instantie heeft geïnformeerd. Het feit dat klaagster, afgaande op de kennelijke onjuiste informatie van de SVB, een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waardoor zij haar recht op de Anw-uitkering is verloren, is niet aan de notaris te verwijten.
5.3. Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht gegrond wordt verklaard. Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden wordt geen aanleiding gezien de notaris een maatregel op te leggen.
6.1. verklaart de klacht gegrond;
6.2. bepaalt dat geen maatregel zal worden opgelegd aan de notaris.
Deze beslissing is genomen door mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. C.H. Kemp-Randewijk, mr. J.H. Jochems, mr. F. Hoppel en mr. W. van Ringelesteijn, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2008.