ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1627

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.024.559/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris en kandidaat-notaris over verwaarlozing van belangen bij verdeling van woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klaagster tegen een notaris en een kandidaat-notaris. Klaagster, die samen met haar ex-partner eigenaar was van een woning, verwijt de notarissen dat zij haar belangen bij de verdeling van de woning grovelijk hebben verwaarloosd. De verdeling vond plaats op 20 juni 2005, waarbij klaagster en haar ex-partner een akte van verdeling hebben gepasseerd. Klaagster stelt dat de notarissen wisten dat het bedrag waarmee haar ex-partner was overbedeeld aanzienlijk hoger was dan het bedrag van € 20.000,00 dat in de schuldbekentenis was opgenomen. Ze betoogt dat de notarissen haar niet hebben gewezen op de risico's van de gemaakte afspraken en dat zij niet gelijkwaardig waren aan haar ex-partner, die veel mondiger was. De kandidaat-notaris heeft echter aangevoerd dat hij klaagster heeft gewezen op de onjuistheid van de WOZ-waarde als uitgangspunt voor de verdeling en dat hij haar belangen op een behoorlijke manier heeft behartigd. Het hof heeft de klacht tegen de kandidaat-notaris ongegrond verklaard, maar de klacht tegen de notaris gegrond, omdat deze haar dienst had moeten weigeren of een andere passeerdatum had moeten kiezen gezien de onderlinge verdeeldheid tussen klaagster en haar ex-partner. De notaris is bestraft met een waarschuwing.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 13 oktober 2009 in de zaak onder nummer 200.024.559/01 NOT van:
[klaagster],
wonende te [plaats], gemeente [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. G.A.E.M. Zinnicq Bergman,
t e g e n
1. MR. [notaris],
notaris te [plaats],
2. MR. [kandidaat-notaris],
thans kandidaat-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen: klaagster, is bij een op 5 februari 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Utrecht, verder te noemen: de kamer, van 7 januari 2009, waarbij de klacht van klaagster, tegen geïntimeerden, hierna te noemen: de notaris en de kandidaat-notaris, dan wel hierna tezamen te noemen: de notarissen, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris en de kandidaat-notaris is op 27 maart 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 8 juni 2009 is ter griffie van dit hof van de kant van de gemachtigde van de notarissen nog een brief met twee producties ontvangen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 juni 2009. Klaagster en haar gemachtigde alsmede de notaris, de kandidaat-notaris en hun gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klaagster aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
De feiten
3.1. Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
3.2. In hoger beroep heeft klaagster door middel van een zestal grieven haar bezwaren geuit over de beslissing van de kamer met betrekking tot de weergave van de feiten. Het hof zal bij de beoordeling – voor zover van belang – daarmee rekening houden.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster en [ex-partner], verder te noemen [ex-partner], met wie klaagster een affectieve relatie heeft gehad, waren tezamen eigenaar van een woning te [plaats]. Die woning is bij op 20 juni 2005 door de notaris verleden akte toebedeeld aan [ex-partner]. In de akte is onder meer bepaald dat de vordering van klaagster op [ex-partner] wegens overbedeling in onderling overleg zal worden bepaald. Klaagster verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij haar belangen bij deze verdeling grovelijk hebben verwaarloosd. Daartoe heeft zij gesteld dat de notarissen ten tijde van het passeren van de verdelingsakte op 20 juni 2005 al wisten dat het bedrag waarmee [ex-partner] bij de verdeling van de woning was overbedeeld, aanmerkelijk hoger was dan het bedrag van € 20.000,00, dat was opgenomen in de (concept)schuldbekentenis. Klaagster baseert zich daarbij op de omstandigheid dat [ex-partner] kort na het passeren door de notaris van de verdelingsakte een akte van geldlening onder hypothecair verband heeft doen passeren waarbij hij de woning met een hypotheek voor een totaalbedrag van € 405.000,00 heeft belast, met als hoofdsom een bedrag van € 300.000,00. Naar haar stelling kunnen de notaris en de kandidaat-notaris zich niet op hun ambtsgeheim beroepen. Ter adstructie daarvan heeft klaagster naar enige jurisprudentie verwezen.
4.2. Ook wordt de notaris en de kandidaat-notaris verweten dat zij hebben nagelaten klaagster er op te wijzen dat zij wegens overbedeling van [ex-partner] op een veel hoger bedrag dan genoemd bedrag van € 20.000,00 aanspraak kon maken. Naar haar berekening had klaagster aanspraak kunnen maken op een bedrag van € 95.610,00.
4.3. Bovendien verwijt klaagster de notaris en de kandidaat-notaris dat zij hebben verzuimd haar te wijzen op de risico’s die zij liep door van [ex-partner] geen betaling ineens te verlangen of een deugdelijke zekerheid daarvoor te stellen, bij voorbeeld in de vorm van het nemen van een hypotheek op de aan [ex-partner] toe te scheiden woning. In dat verband wijst klaagster er op dat [ex-partner] en zij niet gelijkwaardig aan elkaar waren aangezien [ex-partner] veel mondiger was dan klaagster.
4.4. Ten slotte wordt de kandidaat-notaris verweten dat hij, toen de raadsman van klaagster zich over deze aangelegenheid tot hem had gewend, rechtstreeks contact met klaagster heeft opgenomen en haar voor een nader gesprek heeft uitgenodigd.
5. Het standpunt van de notarissen
5.1. De notarissen hebben de stellingen van klaagster betwist en verweren zich als volgt.
5.2. Ten aanzien van het klachtonderdeel zoals genoemd in 4.1. heeft de kandidaat-notaris naar voren gebracht dat hij het dossier had overgenomen van de voordien ten kantore van de notaris werkzame kandidaat-notaris mr. [naam], verder te noemen: [X]. Uit de inhoud van het dossier blijkt naar de mening van de kandidaat-notaris dat klaagster en [ex-partner] reeds op 25 april 2005 met [X] hebben gesproken over de verdeling van de woning van partijen. Klaagster heeft toen aangegeven bij de waardetoekenning van de woning uit te willen gaan van de WOZ-waarde. Tevens heeft klaagster daarbij aangegeven geen aanspraak te willen maken op de overwaarde, maar die overwaarde met [ex-partner] te willen verrekenen door middel van (extra) alimentatiebetalingen.
Begin mei 2005 heeft de kandidaat-notaris klaagster en [ex-partner] voor een gesprek uitgenodigd. Reden daarvoor was dat klaagster van verrekening van de overwaarde wilde afzien. De kandidaat-notaris achtte zulks niet in haar belang. De kandidaat-notaris zegt in dat gesprek partijen te hebben voorgehouden dat de WOZ-waarde van de desbetreffende woning niet de grondslag behoorde te zijn voor een onderlinge verdeling omdat dit in het nadeel van klaagster zou zijn. Hij heeft partijen er daarbij ook op gewezen dat zij om fiscale redenen niet zonder meer van verrekening konden afzien. Naar zijn zeggen heeft de kandidaat-notaris voor de waardebepaling juist aangedrongen op een (recent) taxatierapport, maar klaagster volhardde in haar voornemen de overwaarde anderszins en op een ander moment te willen verrekenen. Volgens de kandidaat-notaris wilden partijen evenmin een overzicht van het totaal van de te verdelen goederen met daarbij de daaraan toe te kennen waarden in de akte van verdeling opgenomen zien.
Behalve het concept van de te passeren akte van verdeling heeft de kandidaat-notaris klaagster ook een brief toegestuurd. Daarin deelde hij haar mee dat hij bij het opstellen van het concept er van is uitgegaan dat klaagster in onderling overleg de eventuele overbedeling wenste te regelen. Hij vermeldde daarbij graag van klaagster te vernemen of dat uitgangspunt juist was.
5.3. De kandidaat-notaris heeft verder gesteld dat hij, voorafgaand aan het passeren daarvan, de akte van verdeling met de notaris heeft doorgenomen en haar heeft gevraagd een en ander bij het passeren nogmaals onder de aandacht van partijen te brengen. Klaagster heeft ten tijde van het passeren van de akte de notaris, op haar daarop gerichte vraag, bevestigd dat zij volledig akkoord was met de gang van zaken rond de wijze van verdeling. Aansluitend aan het passeren van de akte heeft de kandidaat-notaris met partijen besproken – onder meer – om de schuldbekentenis ten belope van € 20.000,00 schriftelijk vast te leggen. Tijdens die bespreking hebben partijen de kandidaat-notaris overigens geen (andere) bedragen genoemd. Zij zijn niet meer overeengekomen dan dat [ex-partner], in het kader van de verdeling van alle zaken wegens overbedeling een bedrag groot € 20.000,00 aan klaagster verschuldigd zou zijn. Nadien heeft de kandidaat-notaris overeenkomstig de afspraak met partijen een schuldbekentenis op schrift gesteld en die aan hen toegezonden met het verzoek deze getekend aan hem terug te sturen. Aan dit verzoek is, om de kandidaat-notaris onbekende redenen, niet voldaan. Ten slotte heeft de kandidaat-notaris, met betrekking tot het verwijt dat hij zich rechtstreeks tot klaagster en niet tot haar raadsman had gewend toen deze hem over die aangelegenheid had benaderd, naar voren gebracht dat hij zich het ongebruikelijke daarvan niet heeft gerealiseerd.
5.4. De notaris heeft nog naar voren gebracht dat het de bank is geweest die, ter verkrijging van meer zekerheid van [ex-partner], in verband met diens zakelijke bezigheden heeft verlangd hypotheek op de aan hem toegedeelde woning te verlenen.
6. De beoordeling
6.1. Bij de beoordeling van de klachtonderdelen zal het hof de klacht onder 4.1., 4.2. en 4.3. gezamenlijk behandelen, aangezien deze klachtonderdelen nauw met elkaar zijn verweven.
Het hof is dienaangaande van oordeel dat de belangen van klaagster niet grovelijk zijn verwaarloosd door de kandidaat-notaris. In de stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de kandidaat-notaris de belangen van klaagster op een behoorlijke manier heeft behartigd. Aan dat oordeel ligt het navolgende ten grondslag.
De kandidaat-notaris heeft bij antwoord in eerste aanleg naar voren gebracht dat hij het dossier van [X] heeft overgenomen bij zijn aantreden op het kantoor van de notaris op 2 mei 2005 en bij de bespreking van begin mei 2005 met klaagster en [ex-partner] de aantekeningen van [X] als grondslag heeft genomen. Tijdens die bespreking is de verdeling op basis van de WOZ-waarde besproken, waarbij de kandidaat-notaris onweersproken naar voren heeft gebracht dat deze grondslag ten nadele van klaagster zou zijn. Blijkens de brief van 11 mei 2005 bij de conceptakte van verdeling is de positie van klaagster duidelijk uiteengezet. Weliswaar had het op de weg van de kandidaat-notaris gelegen zich nader te informeren hetgeen hieromtrent met [X] was besproken, doch klaagster heeft vervolgens geen bezwaren gemaakt tegen de inhoud van de op 11 mei 2005 door de kandidaat-notaris aan haar gezonden brief met het concept van de akte van verdeling, want zij is op 20 juni 2005 bij het passeren van de akte van verdeling aanwezig geweest. De kandidaat-notaris mocht dan ook uitgaan van de bedoeling van partijen met betrekking tot de verdeling van de woning, zeker nu klaagster niet heeft gereageerd op de passage dat er in het concept van was uitgegaan dat de overbedeling in onderling overleg geregeld zou worden. Ook de notaris mocht daar vanuit gaan.
Ter terechtzitting heeft de kandidaat-notaris nog gesteld dat er voorafgaand aan het passeren van de verdelingsakte commotie tussen partijen ontstond betreffende de inhoud daarvan. Dienaangaande heeft de kandidaat-notaris de notaris er op gewezen dat de verdelingsakte onder deze omstandigheden niet kon worden gepasseerd. De notaris heeft de akte vervolgens toch gepasseerd. Het hof is alles overziend van oordeel dat de kandidaat-notaris zijn best heeft gedaan om de belangen van klaagster zo goed mogelijk te behartigen. De klacht is ongegrond voor zover gericht tegen de kandidaat notaris. .
6.2. Voor zover de klacht zich richt tegen de notaris geldt het navolgende. Onder de gegeven omstandigheden had de notaris haar dienst moeten weigeren, dan wel een andere passeerdatum dienen te kiezen, nu er sprake was van onderlinge verdeeldheid tussen klaagster en [ex-partner]. De notaris heeft ter terechtzitting gesteld dat zij in laatste instantie is ingeschakeld en dat zij de akte goed heeft doorgesproken en. tijdens het passeren heeft gevraagd of klaagster en [ex-partner] akkoord konden gaan met de inhoud van de verdelingsakte. De notaris heeft evenwel ook toegegeven dat zij zich had gerealiseerd dat de inhoud van de verdelingsakte één van de partijen zou gaan opbreken en dat zij had geconstateerd dat de cijfers die als grondslag voor de verdeling dienden, niet door [ex-partner] waren aangeleverd. Dit alles tezamen beschouwd, mede gelet op de waarschuwing van de kandidaat-notaris, diende grond voor de notaris te zijn om haar dienst te weigeren. Het hof is van oordeel dat de klacht in zoverre gegrond is en dat aan de notaris een maatregel dient te worden opgelegd.
6.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende de communicatie buiten de advocaat van klaagster om is het hof van oordeel dat deze gedragsregel geldt voor de advocatuur en niet voor het notariaat. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.4. Aangezien het hof tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5. Het bewijsaanbod van de notarissen met betrekking tot het horen van de ex-partner van klaagster zal het hof passeren als onvoldoende onderbouwd, nu niet is gesteld noch gebleken waarover de ex-partner van klaagster zou kunnen verklaren.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing – behoudens de daarin vervatte feiten en met inachtneming van het vorenstaande – en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klachten ten aanzien van de kandidaat-notaris ongegrond;
- verklaart de klacht ten aanzien van de notaris gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en G. Kleykamp-van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 13 oktober 2009 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT
BESLISSING van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Utrecht op de klacht van:
mevrouw [klaagster],
wonende te [plaats],
klaagster,
gemachtigde: mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann
-t e g e n-
1. mw. mr. [notaris], notaris te [plaats], en
2. mr. [kandidaat-notaris], destijds als kandidaat-notaris verbonden aan het kantoor van de notaris,
beklaagden, tezamen hierna ook: de notarissen,
gemachtigde, mr. J.M.A.H. van der Ploeg.
De procedure
Op 2 juni 2008 heeft de gemachtigde van klaagster aan deze Kamer een tegen de notaris en tegen de kandidaat-notaris gerichte klacht toegezonden, met daarbij enige bijlagen.
De kandidaat-notaris heeft bij brief van 31 juli 2008, eveneens met enige bijlagen, op de klacht gereageerd.
De gemachtigde van klaagster heeft op 24 november 2008 nog twee stukken aan de Kamer toegezonden.
De klacht is op 26 november 2008 mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- klaagster vergezeld van haar gemachtigde, en
- de notarissen, vergezeld van hun gemachtigde.
De gemachtigde van klaagster heeft de klacht toegelicht mede aan de hand van overgelegde aantekeningen. Klaagster heeft ook zelf enige inlichtingen verschaft.
De gemachtigde van de notarissen heeft daarop het standpunt van de notarissen uiteengezet mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Hij heeft verzocht nog enkele stukken in het geding te brengen, welk verzoek de Kamer heeft afgewezen nadat de gemachtigde van klaagster hiertegen bezwaar had gemaakt. De notarissen hebben vervolgens zelf ook enige inlichtingen verschaft.
De Kamer heeft vervolgens de uitspraak bepaald op heden.
De feiten
a. Klaagster heeft een affectieve relatie gehad met de heer [ex-partner] die in maart 2005 is geëindigd. Zij waren tezamen eigenaar van de woning aan de [straat] [nummer] te [plaats].
b. In het kader van de verdeling en verrekening is de woning toegedeeld aan [ex-partner]. Daartoe is ten overstaan van de notaris op 20 juni 2005 een akte van verdeling gepasseerd, waarin -onder meer- is opgenomen dat een eventuele overbedeling door partijen in onderling overleg zal worden voldaan.
c. Voorafgaand aan het passeren van de akte, volgens klaagster op 20 juni 2005 maar volgens de kandidaat-notaris aanmerkelijk eerder, hebben klaagster en [ex-partner] een gesprek gehad met de kandidaat-notaris. In dat gesprek bleek [ex-partner] bereid aan klaagster een bedrag van € 20.000,00 te betalen wegens overbedeling, met welk bedrag klaagster akkoord ging. De kandidaat-notaris heeft na het passeren van de verdelingsakte een schuldbekentenis opgemaakt en aan [ex-partner] toegezonden. Daarin verklaart [ex-partner] zich voor dat bedrag schuldig en verplicht zich de hoofdsom in maandelijkse termijnen van € 300,00 aan klaagster te voldoen. De kandidaat-notaris heeft die schuldbekentenis niet getekend terugontvangen.
d. [Ex-partner] heeft na het passeren van de akte tot verdeling op dezelfde dag de hypotheek op de desbetreffende woning verleend voor een bedrag van € 300.000,00 als hoofdsom tot zekerheid voor verstrekte en/of nog te verstrekken geldleningen/kredieten en eventuele borgstellingen.
De klacht, het verweer en de beoordeling daarvan
3.1 Klaagster verwijt de notarissen dat zij haar belangen grovelijk hebben verwaarloosd. Daartoe heeft zij gesteld dat de notarissen ten tijde van het passeren van de verdelingsakte op 20 juni 2005 al wisten dat het bedrag waarmee [ex-partner] bij de verdeling van de woning was overbedeeld aanmerkelijk hoger was dan € 20.000.00 zoals dat in de (concept)schuldbekentenis was opgenomen. Zij baseert zich daarbij op de omstandigheid dat [ex-partner] kort na het passeren voor de notaris van de verdelingsakte een hypotheekakte heeft doen passeren waarbij hij de woning aan de [straat] [nummer] te [plaats] met hypotheek heeft belast voor een totaalbedrag van € 405.000,00 met een bedrag van € 300.000,00 als hoofdsom. Naar haar stelling kunnen de notarissen zich niet op hun ambtsgeheim beroepen. Ter adstructie daarvan heeft klaagster naar enige jurisprudentie verwezen. Klaagster verwijt de notarissen dat zij hebben nagelaten haar erop te wijzen dat zij wegens overbedeling van [ex-partner] op een veel hoger bedrag dan € 20.000,00, naar haar berekening € 95.610,00, aanspraak kon maken. Bovendien hebben de notarissen verzuimd haar te wijzen op de risico’s die zij liep door van [ex-partner] wegens de overbedeling geen betaling ineens te verlangen of een deugdelijke zekerheid daarvoor, bij voorbeeld in de vorm van het nemen van een hypotheek op de aan [ex-partner] toe te scheiden woning. Daarbij komt dat partijen niet gelijkwaardig aan elkaar waren aangezien [ex-partner] veel mondiger was dan klaagster, zo heeft zij betoogd.
Klaagster verwijt de kandidaat-notaris ook dat hij, toen haar raadsman zich over deze aangelegenheid tot hem had gewend, rechtstreeks contact met haar heeft opgenomen en haar voor een nader gesprek heeft uitgenodigd.
De notarissen hebben daartegen ingebracht dat mr. [X], die destijds aan het kantoor van de notaris was verbonden, reeds op 25 april 2005 met klaagster en [ex-partner] gesproken heeft over (in hoofdzaak) de verdeling van de gezamenlijke woning. Klaagster en haar partner hebben daarbij aangegeven bij de waardetoekenning aan hun woning uit te willen gaan van de WOZ-waarde. Klaagster heeft in dat gesprek ook aangegeven geen aanspraak te willen maken op de overwaarde, maar die overwaarde onderling te willen verrekenen door middel van (extra) alimentatiebetalingen.
Begin mei 2005 heeft de kandidaat-notaris klaagster en [ex-partner] voor een gesprek uitgenodigd. Reden daarvoor was dat klaagster van verrekening van de overwaarde wilde afzien hetgeen de kandidaat-notaris niet in haar belang achtte. De kandidaat-notaris zegt in dat gesprek partijen te hebben voorgehouden dat de WOZ-waarde van de desbetreffende woning niet de grondslag behoorde te zijn voor een onderlinge verdeling omdat dit in het nadeel van klaagster zou zijn. Hij heeft er daarbij ook op gewezen dat zij om fiscale redenen niet zonder meer van verrekening konden afzien. Naar zijn zeggen heeft de kandidaat-notaris voor de waardebepaling juist aangedrongen op een (recent) taxatierapport, maar klaagster volhardde in haar voornemen de overwaarde anderszins en op een ander moment te willen verrekenen. Partijen wilden evenmin in de akte van verdeling een verslag van het totaal van de te verdelen goederen met daarbij de daaraan toe te kennen waarden opgenomen zien, aldus de kandidaat-notaris.
Behalve het concept van de te passeren akte van verdeling heeft de kandidaat-notaris klaagster ook een brief toegestuurd. Daarin deelde hij haar mee dat hij in het concept ervan is uitgegaan dat klaagster in onderling overleg de eventuele overbedeling wenst te regelen. Hij vermeldde daarbij graag te vernemen of dat juist is.
De kandidaat-notaris heeft verder gesteld dat hij, voorafgaand aan het passeren daarvan, de akte van verdeling met de notaris heeft doorgenomen en haar heeft gevraagd dit een en ander bij het passeren nogmaals onder de aandacht van partijen te brengen. Klaagster heeft ten tijde van het passeren van de akte de notaris, op haar daarop gerichte vraag, bevestigd dat zij volledig akkoord was met de gang van zaken rond de wijze van verdeling. Aansluitend aan het passeren van de akte heeft de kandidaat-notaris met partijen gesproken -onder andere- om de schuldbekentenis ten belope van € 20.000,00 schriftelijk vast te leggen. Tijdens die bespreking hebben partijen de kandidaat-notaris overigens geen bedragen genoemd. Zij zijn niet meer overeengekomen dan dat [ex-partner] wegens overbedeling in het kader van de verdeling van alle zaken een bedrag groot € 20.000,00 aan klaagster verschuldigd zou zijn. Nadien heeft de kandidaat-notaris overeenkomstig de afspraak een schuldbekentenis op schrift gesteld en die aan partijen toegezonden met het verzoek deze getekend aan hem terug te sturen. Aan dit verzoek is, om de kandidaat-notaris onbekende redenen, niet voldaan.
Met betrekking tot het verwijt dat hij zich rechtstreeks tot klaagster en niet tot haar raadsman had gewend toen deze hem over deze aangelegenheid had benaderd heeft de kandidaat-notaris verklaard dat hij zich het ongebruikelijke daarvan niet heeft gerealiseerd.
De notaris heeft nog naar voren gebracht dat het de bank is geweest die van [ex-partner], in verband met diens zakelijke bezigheden, heeft verlangd de hypotheek op zijn woning te verlenen zulks ter verkrijging van meer zekerheid .
De Kamer overweeg hieromtrent als volgt. De kandidaat-notaris heeft gesteld, en klaagster heeft niet weersproken, dat hij klaagster erop heeft gewezen dat de WOZ-waarde van de woning van partijen als uitgangspunt voor de verdeling daarvan onjuist was en dat klaagster zich tekort zou doen door daaraan vast te houden. Klaagster heeft ook niet weersproken dat de kandidaat-notaris er bij haar op heeft aangedrongen de economische waarde van de woning als grondslag te nemen voor de verdeling. Bovendien is onweersproken dat de kandidaat-notaris erop heeft gewezen dat het uitgangspunt van de WOZ-waarde voor de verdeling fiscale gevolgen zou (kunnen) hebben, in die zin, dat de fiscus de overbedeling zou kunnen aanmerken als een schenking, waarin ligt besloten dat de verdeling op basis van de WOZ-waarde geen verdeling bij helfte is. Op grond hiervan is de Kamer van oordeel dat klaagster zich ervan bewust moet zijn geweest dat haar ex-partner bij de verdeling van de woning door toescheiding daarvan aan hem met de WOZ-waarde als uitgangspunt met een substantieel bedrag werd overbedeeld.
Klaagster heeft verder onweersproken gelaten dat partijen zelf het bedrag van € 20.000,00 wegens overbedeling hebben vastgesteld en dat zij de kandidaat-notaris niet hebben gekend in de berekening die tot de totstandkoming van dat bedrag heeft geleid. De Kamer is verder van oordeel dat de kandidaat-notaris op genoegzame wijze klaagster heeft gewezen op de risico’s die de wijze waarop partijen de verdeling en verrekening wilden bewerkstelligen met zich bracht. Ook overigens hebben de kandidaat-notaris en de notaris voldoende zorg betracht bij de door hen verrichte dienstverlening waarvoor partijen zich tot hen hadden gewend. Daaraan doet niet af dat de notarissen wisten dat [ex-partner] voor € 300.000,00 hypotheek zou verlenen aan de bank op de aan hem toegescheide woning. Immers, hun ambtsgeheim stond eraan in de weg om klaagster daarvan op de hoogte te stellen. Bovendien valt uit de verlening van de hypothecaire zekerheid op zichzelf niet zonder meer de waarde van de woning af te leiden. Niet is komen vast te staan dat [ex-partner] in het kader van de hypotheek voor privédoeleinden over meer geld kon beschikken. De jurisprudentie waarop klaagster heeft gewezen ter adstructie dat de notarissen zich niet op hun ambtsgeheim kunnen beroepen ziet overigens ook niet op de situatie die thans ter beoordeling voorligt. De Kamer oordeelt de klachten dan ook ongegrond.
Met klaagster is de Kamer van oordeel dat het beter was geweest indien de kandidaat-notaris niet rechtreeks contact met klaagster had opgenomen maar met haar raadsman toen hij ervan op de hoogte was dat klaagster zich in verband met een klacht tot deze had gewend. De Kamer is verder van oordeel dat de kandidaat-notaris van de met cliënten gevoerde gesprekken beter aantekening had behoren te houden maar die omstandigheden zijn naar het oordeel van de Kamer niet klachtwaardig.
Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.
4. De beslissing
De Kamer:
verklaart de klacht van klaagster ongegrond
Gewezen te Utrecht door mr. H.J. Schepen, plv. voorzitter, mr. H.J.Th.G. Tomlow, mr. G.J. Beens, mr. P. Krepel en mr. H. Hilberts, leden, bijgestaan door mr. L. Heij, secretaris, en uitgesproken op 7 januari 2009.
De secretaris De plv. voorzitter
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de verzenddatum daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Civiele Griffie, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Aan partijen toegezonden op: 7 januari 2009.