ECLI:NL:GHAMS:2009:BK3831

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.038.150/01 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over onrechtmatige ingebruikname van bonenloods

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam. De voorzieningenrechter had op 16 juli 2009 geoordeeld dat [appellant] de bonenloods, gelegen op het terrein van de voormalige cacaofabriek, zonder toestemming van [geïntimeerde] in gebruik had genomen. [Geïntimeerde] had gevorderd dat [appellant] de bonenloods binnen vijf dagen zou ontruimen, met de mogelijkheid om dit vonnis zelf ten uitvoer te leggen indien nodig. Het hof heeft de feiten die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld, overgenomen, aangezien daarover geen geschil bestond. Het hof oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat de bonenloods ten tijde van de ingebruikneming door [appellant] in gebruik was bij [geïntimeerde]. Dit oordeel wordt niet beïnvloed door het feit dat [geïntimeerde] geen aangifte heeft gedaan van de kraak.

De grieven van [appellant] zijn verworpen. Grief 1, die zich richtte tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de bonenloods in gebruik was bij [geïntimeerde], faalt omdat getuigenverklaringen bevestigen dat de loods daadwerkelijk in gebruik was. Grief 2, die betoogde dat de belangen van [appellant] zwaarder zouden moeten wegen dan die van [geïntimeerde], wordt eveneens verworpen. Het hof concludeert dat [appellant] in de afgelopen vijf jaar niet op andere wijze heeft geprobeerd woonruimte te verkrijgen, wat zijn belangen niet versterkt.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en verwijst [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 303,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is uitgesproken op 4 augustus 2009.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[Appellant],
wonend te [plaats],
APPELLANT,
vertegenwoordigd door:
mr. B.G. Meijer, advocaat te Amsterdam,
tegen
de vennootschap onder firma [geïntimeerde],
gevestigd te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
vertegenwoordigd door:
mr. D. Bode, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Bij spoedappeldagvaarding van 20 juli 2009 is appellant, […], in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam van 16 juli 2009 in deze zaak onder zaak- en rolnummer 430402/KG ZA 09-1275 gewezen tussen geïntimeerde, […], als eiseres en – onder meer – [appellant] als gedaagde. De dagvaarding in hoger beroep bevat twee grieven.
1.2 Ter terechtzitting van het hof van 22 juli 2009 heeft [appellant], overeenkomstig de dagvaarding in hoger beroep, twee grieven voorgesteld, enkele producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – kort gezegd – de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3 Partijen hebben bij die gelegenheid de zaak doen bepleiten door hun advocaten, onder overlegging van pleitnota’s. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van - naar het hof begrijpt - het hoger beroep.
1.4 Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Beoordeling
2.1 De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.3, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
2.2 Het gaat – kort gezegd - in deze zaak om het volgende. Begin april 2009 heeft [appellant] de zogeheten bonenloods op het aan [geïntimeerde] in eigendom toebehorende fabrieksterrein van de voormalige cacaofabriek, gelegen aan de [straat] te [plaats], zonder toestemming van [geïntimeerde] in gebruik genomen als woon- en werkruimte. [Geïntimeerde] is bezig met herontwikkeling van het voormalige fabrieksterrein en op de plaats van de bonenloods zal een appartementencomplex worden gerealiseerd.
2.3 [Geïntimeerde] heeft in kort geding gevorderd dat [appellant] en de personen, wier naam en woonplaats in redelijkheid kunnen worden achterhaald, die verblijven aan de [straat] te [plaats] worden veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis de bonenloods leeg en ontruimd aan [geïntimeerde] op te leveren, met machtiging aan [geïntimeerde] om deze ontruiming zo nodig zelf met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen en met bepaling dat [geïntimeerde] dit vonnis gedurende één jaar na ontruiming opnieuw ten uitvoer kan leggen in geval van hernieuwde kraak. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen toegewezen met uitzondering van de gevraagde machtiging, gelet op het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv.
2.4 [Appellant] betwist niet dat hij de bonenloods zonder recht of titel in gebruik heeft genomen. Grief 1 keert zich tegen het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat de bonenloods ten tijde van de ingebruikneming door [appellant] bij [geïntimeerde] in gebruik was. Bij de beoordeling van deze grief neemt het hof in aanmerking:
(i) de heren [A] en [B] hebben ter terechtzitting verklaard dat en hoe zij namens [geïntimeerde] het fabrieksterrein beheren. Voorts hebben zij verklaard dat de bonenloods totdat deze door [appellant] (en anderen) in gebruik is genomen, gebruikt werd als werkplek voor [A] en voor de opslag van balken, houten platen, stenen, pvc-buizen, verwarmingelementen en ladders. Deze materialen worden deels gebruikt voor de afsluiting van onderdelen van het fabrieksterrein en afdichting van gaten in de vloeren, daken en ramen van de fabrieksruimten, waartoe zij in de bonenloods pasklaar worden gemaakt;
(ii) [Appellant] erkent dat in de bonenloods ten tijde van de ingebruikneming daarvan door hem een container stond (en nog staat);
(iii) [Appellant] erkent dat in de loods houten platen lagen opgeslagen met het doel zoals omschreven onder (i) en dat hij dit hout heeft gebruikt voor het afdekken van gaten in de vloer; (iv) blijkens een door [appellant] in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van 20 juli 2009 van [C] bevonden zich in de bonenloods geen roerende goederen van betekenis, maar wel ‘een kleine hoeveelheid bouwhout, zo te zien om kapotte ramen en andere gaten te dichten’;
(v) kort na de ingebruikneming door [appellant] van de bonenloods is een politieambtenaar van de regiopolitie [regio] in of bij de bonenloods geweest. Van de zijde van de politie wordt bevestigd dat zij ter plaatse is geweest, maar wordt geweigerd om mee te delen dat de loods op dat moment leeg en vrij van gebruik was.
Het voorgaande brengt, naar het voorlopig oordeel van het hof, mee dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bonenloods ten tijde van de ingebruikneming daarvan door [appellant] bij [geïntimeerde] in gebruik was. Daaraan doet niet af dat [geïntimeerde] geen aangifte terzake van artikel 429 sexies Wetboek van strafrecht heeft gedaan. Grief 1 faalt.
2.5 Grief 2 strekt ten betoge dat de voorzieningenrechter een onjuiste afweging van belangen heeft gemaakt, in die zin dat de belangen van [appellant] bij woon- en werkruimte naar zijn stelling zwaarder wegen dan de belangen van [geïntimeerde] om de vrije beschikking te kunnen hebben over de bonenloods. Het hof verenigt zich met de belangenafweging zoals door de voorzieningenrechter gemaakt en maakt die tot de zijne, waaraan ten nadele van [appellant] nog kan worden toegevoegd dat hij, daarnaar gevraagd, erkend heeft gedurende de afgelopen vijf jaren (in welke periode hij zelfstandig heeft gewoond) niet op andere wijze – met name niet door middel van inschrijving als woningzoekende bij een woningbouwvereniging - te hebben gepoogd woonruimte te verkrijgen. Grief 2 faalt eveneens.
3. Slotsom en kosten
De grieven moeten worden verworpen. Het vonnis waarvan beroep – voorzover tussen partijen gewezen - dient te worden bekrachtigd, met verwijzing van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam van 16 juli 2009 onder zaak- en rolnummer 430402/KG ZA 09-1275 voorzover tussen partijen gewezen;
verwijst [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 303,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, P.G. Wiewel en D.J. van der Kwaak en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 augustus 2009.