2.3.3 De getuige [naam directeur] heeft als volgt verklaard:
De dag van de inbraak heb ik al contact opgenomen met de politie. In de eerste volle werkweek daarna heb ik de inbraak gemeld bij de assurantietussenpersoon (kantoor Kleijn). Bij het doen van de aangifte bij de politie heb ik niet gezegd dat ik nog goederenlijsten zou nazenden. Niet lang na de inbraak is het expertisebureau van de verzekeraar langsgekomen. Zij wilden zo snel mogelijk recherchewerk gaan verrichten teneinde de gestolen goederen nog te achterhalen. Met dat doel is gevraagd om een lijst waarop de soorten materialen stonden die volgens mij gestolen waren. Pas later zou de waarde van de gestolen goederen worden vastgesteld. Dat zou wat langer duren.
Reeds voor de Kerst 1995 hadden wij in het bedrijf al de gebruikelijke jaarlijkse handmatige voorraadtelling verricht. Dat is de lijst die u als bijlage 9 bij het proces-verbaal van politie aantreft. Omdat die lijst vaktermen en afkortingen bevatte, heb ik ten behoeve van de door de verzekeraar verlangde opgave de definitieve voorraadlijst van 1994 gebruikt, die in de computer zat. Die lijst is vergeleken met de situatie die wij aantroffen in het bedrijf. Ik heb slechts die onderdelen van de lijst als voorlopige opgave aan de verzekeraar verstrekt, die correspondeerden met de goederen uit de voorraadbakken, die waren meegenomen door de inbrekers. De lijst van 1994 is veel groter dan de lijst van bijlage 9. Ik zeg daarbij uitdrukkelijk dat gevraagd was om het soort materiaal dat was gestolen. Het ging dus nog niet om de aantallen en de waarde.
Op 15 januari 1996 is de lijst overhandigd aan de heer [getuige A] van Nationale Nederlanden. Ik weet niet meer of ik daarbij nog een mondelinge toelichting heb gegeven. U houdt mij voor de brief van 15 januari 1996, die als bijlage 2 is gevoegd bij het proces-verbaal van politie. Daarop staat inderdaad vermeld dat het een opgave is van de ontvreemde materialen en dat slechts met betrekking tot de bedragen, en niet de aantallen nog kleine correcties konden volgen. Als u mij zegt dat het dus kennelijk wel de bedoeling was om een opgave van de hoeveelheid ontvreemde materialen te doen, dan antwoord ik daarop, dat dat best zou kunnen. Ik heb daar verder geen verklaring voor.
Op 13 maart 1996 ben ik door de politie van mijn bed gelicht. Ik ben drie dagen zeer slecht behandeld. In de avond van 14 maart 1996 kreeg ik de voorlopige lijst in handen gedrukt met de mededeling dat ik deze zou kunnen bekijken en dat ik de volgende dag diende aan te geven wat er wel en niet klopte aan die lijst. De volgende dag is mij te verstaan gegeven dat ik naar huis mocht als ik die opgave zou doen. Als u mij vraagt of ik nu kan aangeven wat er wel of niet juist was aan mijn tegenover de politie afgelegde verklaring, dan moet ik u zeggen, dat ik dat niet kan. Het kan best zijn dat er spullen op die lijst staan die niet ontvreemd waren.
Al in de week na de inbraak zijn wij begonnen met het opruimen van de magazijnen en de definitieve inventarisatie van de gestolen goederen. Met name mijn broer [naam broer] en de part timer [getuige 2] hebben zich daarmee bezig gehouden. Gekeken is welke bakken er geheel of ten dele leeg gestolen waren, en de aantallen zijn vergeleken met de in december 1995 handmatig getelde voorraad. Die inventarisatie was voor 15 januari 1996 afgerond. Daarna moesten de gegevens nog worden ingevoerd in de computer. Bovendien dienden de inkoopfacturen erbij gezocht te worden. Begin mei 1996 was de klus geklaard en in mei 1996 is de opgave aan de verzekeraar gestuurd. Ik weet zeker dat ik van alle als gestolen opgegeven spullen de inkoopfacturen heb opgezocht (of laten opzoeken) en dat ik die zelf heb gekopieerd. Ik heb ze daarna aan mijn advocaat, mr. Leeuwin, gegeven. Of hij de stukken vervolgens heeft doorgezonden aan de verzekeraar, weet ik niet.
U neemt met mij het overzicht door dat Nationale Nederlanden bij conclusie van dupliek heeft gegeven onder nummer 6 (A tot en met V):
A) Het klopt dat de Lineare motor ESL voor het eerst in de definitieve lijst voorkomt. Bij de inventarisatie bleek dat dit voorwerp, dat gewoonlijk in een voorraadbak wordt bewaard, was gestolen;
B) Ik heb nooit zo stellig verklaard bij de politie als in het proces-verbaal van politie is vermeld. Ik zal zoiets gezegd hebben als: “ik kan mij niet voorstellen dat iemand deze spullen zou willen stelen”;
C) De prijs is verhoogd naar aanleiding van de aangetroffen inkoopfactuur. Ik weet niet of de desbetreffende inkoopfactuur ook aan de verzekeraar is toegezonden;
D) Ik neem aan dat de opgegeven prijs is gebaseerd op de aangetroffen inkoopfactuur. Overigens kan het zijn dat het hier gaat om een ander type dan vermeld op de lijst van 15 januari 1996. Bovendien kunnen de prijzen inmiddels gestegen zijn. Prijsstijgingen van 50% zijn niet ongebruikelijk;
E) Uit de telling is waarschijnlijk naar voren gekomen dat de sensoren gestolen waren;
F) Bij de jaarlijkse voorraadinventarisatie wordt het aantal LED’s door middel van weging vastgesteld. Ik neem aan dat bij de hier als gestolen opgegeven LED’s in januari 1996 is geconstateerd dat de bakken geheel leeg waren;
G) Dit zegt mij niets. Ik kan mij voorstellen dat ik ook met betrekking tot deze goederen tegenover de politie heb verklaard: “wie zou dat nou stelen”;
H) Ten tijde van het afleggen van de verklaring bij de politie was ik vermoeid en stond ik onder zware druk;
I) Hiervoor geldt hetzelfde als ik hiervoor onder H heb verklaard;
J) Hierover kan ik mij niets herinneren;
K) Ik weet niet meer of ten behoeve van de definitieve lijst de stuksprijzen nog zijn nagekeken;
L) De prijs is vermeld na vergelijking met de inkoopfactuur;
M) Ten tijde van het afleggen van mijn verklaring bij de politie verkeerde ik kennelijk in de veronderstelling dat de sensoren niet aanwezig waren geweest. U moet zich realiseren dat ik de inkoop niet zelf deed;
N) Idem;
O) De prijs van dit artikel is geverifieerd met de inkoopfactuur;
P) Bij de inventarisatie is kennelijk geconstateerd dat het artikel toch gestolen was. Bovendien is het mogelijk dat dit artikel voor de Kerst 1995 door onszelf is geproduceerd. Het was waarschijnlijk al geproduceerd, en ik was daar ten tijde van het opstellen van de voorlopige lijst nog niet van op de hoogte;
Q) Dit zegt mij niets;
R) De MIS-voeding is door ons bedrijf zelf ontwikkeld en gebouwd. Kennelijk is bij de inventarisatie geconstateerd dat de voedingen toch gestolen waren;
S) Idem;
T) Ook de besturingen ADK worden door het bedrijf in eigen huis geproduceerd. Ik kan mij nog herinneren dat ze niet op de plaats stonden waar ze behoorden te staan. De voorlopige lijst was maar een “greep”. Het kan zijn dat toen nog niet was geconstateerd dat de spullen weg waren;
U) Bij de politie kon ik slechts uit mijn geheugen putten. Na de inventarisatie in januari 1996 kon pas een werkelijke opgave worden gedaan;
V) Bij het politieverhoor meende ik dat de computers uitgeleverd waren, maar dat bleek niet zo te zijn. U houdt mij voor dat mijn verklaring op 15 maart 1996 toch betrekkelijk gedetailleerd is op dit punt. Dat is zo, maar ik wijs erop dat op de voorlopige lijst nog het aantal “2” staat vermeld, terwijl op de definitieve lijst slechts sprake is van steeds het getal “1”.
Door het bedrijf werd geen geautomatiseerde inkoopadministratie bijgehouden. Wel werd per project in zogeheten blauwe boeken de inkoop bijgehouden. Dat gebeurde handmatig. Ook voerden wij een grootboekadministratie. De inkoopfacturen werden altijd bewaard. De accountant wilde de inkoopfacturen ook altijd zien. De op de definitieve lijst vermelde waarde is ook steeds gebaseerd op de inkoopfactuur.
U houdt mij voor de inkoopfactuur die als bijlage 4 is gevoegd bij het proces-verbaal van politie. Die factuur is kennelijk door een medewerker opgestuurd aan de verzekeraar. Het is in elk geval niet door mij gedaan. Het klopt dat de daarop vermelde goederen nog niet aan ons waren geleverd en dat Dongemond Electronica pas betaling zou ontvangen wanneer zij per partij zou uitleveren. Het betalingsstempel zegt niets. Zo’n stempel wordt meteen na binnenkomst van de factuur gezet. Het zegt niets over de vraag of nu wel of niet betaald is. Pas als er betaald wordt, wordt de stempelafdruk ingevuld. U ziet dat de stempelafdruk op de factuur leeg is. Met betrekking tot deze factuur kan ik overigens nog opmerken dat op de definitieve lijst geen goederen staan vermeld waarop deze factuur betrekking heeft.
U vraagt mij naar de voorraadadministratie. Zoals gezegd, ieder jaar wordt de voorraad handmatig geteld. Dat gebeurt aan het einde van het jaar. Soms gebeurt het ook halfjaarlijks. In het magazijn hangt ook een zogenoemde afstreeplijst. Het is de bedoeling dat goederen die uit het magazijn worden weggenomen ter uitlevering, worden afgestreept op die lijst. In mijn bedrijf werken techneuten. Die zijn in dit soort administratieve bezigheden niet zo goed. De afstreeplijst is dus niet betrouwbaar.
(…)
De definitieve lijst is opgesteld door medewerkers van het bedrijf onder wie de heer [getuige 4]. Ik heb er zelf wel enige bemoeienis mee gehad, maar die was beperkt. Na de gebeurtenissen in maart 1996 had ik er mijn buik van vol. Ik heb aan mijn medewerkers in elk geval niet de instructie gegeven dat ze de lijst maar mooier moesten opstellen dan de werkelijkheid aangaf, of wanneer zij het niet precies meer wisten.
Voordat de definitieve lijst de deur uitging heb ik er diverse mensen nog naar laten kijken. Ik wilde zeker zijn dat het goed was.
De voorlopige lijst is nooit gebruikt ten behoeve van de verzekeraar. Er was toen nog helemaal geen claim ingediend. Met de voorlopige lijst werd slechts beoogd de verzekeraar te helpen bij het terugvinden van de goederen. Daarbij bestond voor het bedrijf een groot belang. Ook de computer met al de know how van het bedrijf van ontwikkelde producten was immers gestolen.
De waarde van de bedrijfsvoorraad bedraagt op dit moment ongeveer € 600.000,--.
(…)
Voor zover ik weet waren bij het opstellen van de eerste lijst geen stagiaires betrokken. Die eerste lijst is vooral het resultaat van mijn eigen inspanningen. Bij de werkzaamheden voor de tweede lijst waren betrokken mijn broer [naam broer] en de medewerker [getuige 2]. De medewerker [getuige 4] heeft de inkoopfacturen erbij gezocht. Mijn broer werkte destijds in het bedrijf. Hoewel hij geen verstand heeft van de technische aspecten van de materialen, was hij wel bekend met de productenvoorraad. De inventarisatiewerkzaamheden waren voor 15 januari 1996 afgerond.
Bij mijn politieverhoor heb ik erop geattendeerd dat men nog uitging van de eerste lijst en dat er inmiddels al een definitieve inventarisatie van het aantal gestolen voorwerpen was gemaakt. Daar is verder niets mee gedaan.