ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.048.795/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen inzake klacht tegen notaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen. De zaak betreft een klacht die door klager, een adviseur, was ingediend tegen de notaris. Klager had de notaris verzocht om informatie te verstrekken over een transactie waarbij zijn cliënt, de heer X, betrokken was. De notaris weigerde dit verzoek, onder verwijzing naar zijn geheimhoudingsplicht. Klager stelde dat de notaris zijn informatieplicht had geschonden en dat hij op onpartijdige wijze de belangen van alle betrokken partijen had moeten behartigen, zoals voorgeschreven in artikel 17 van de Wet op het notarisambt (Wna).

De Kamer van Toezicht had eerder beide klachtonderdelen ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het hof de feiten en de argumenten van beide partijen opnieuw beoordeeld. Het hof concludeerde dat de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld. De geheimhoudingsplicht van de notaris stond in de weg om klager de gevraagde informatie te verstrekken, aangezien klager niet direct betrokken was bij de rechtshandeling. Het hof heeft zich verenigd met de overwegingen van de Kamer van Toezicht en heeft de bestreden beslissing bekrachtigd.

De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak voor notarissen om hun geheimhoudingsplicht te respecteren, zelfs wanneer dit leidt tot onvrede bij derden die om informatie verzoeken. De beslissing is openbaar uitgesproken en onderstreept de rol van de notaris in het waarborgen van vertrouwelijkheid in zijn werkzaamheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 30 maart 2010 in de zaak onder nummer 200.048.795/01 NOT van:
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
APPELLANT,
tegen
[de notaris],
notaris te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellant, hierna klager, is bij op 18 november 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder te noemen de kamer, van 27 oktober 2009, waarbij beide klachtonderdelen tegen geïntimeerde, hierna de notaris, ongegrond zijn verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 18 december 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klager is op 22 februari 2010 nog een brief – met bijlage – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 februari 2010. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager is – met bericht van verhindering – niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
4. Het standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5. De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, A.M.A. Verscheure en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 30 maart 2010 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE GRONINGEN
Uitspraak : 27 oktober 2009
Reg.nr. : 109250 KT/RK 09-06
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna te noemen: de Kamer), in de zaak van:
[klager[,
wonende te [adres],
hierna te noemen: klager,
in persoon procederende,
tegen
[de notaris],
notaris gevestigd te [adres],
hierna te noemen: de notaris,
in persoon procederende.
PROCESVERLOOP
Bij schrijven gedateerd 14 april 2009 en binnengekomen bij de Kamer op 15 april 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft bij brief van 12 mei 2009 verweer gevoerd.
Bij brieven van 25 juni 2009 en 5 oktober 2009 heeft klager zijn klacht aangevuld. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2009 ter vergadering van de voltallige Kamer. Partijen - de notaris bijgestaan door de heer M.F. Borgdorff - zijn ter zitting verschenen. Klager heeft zijn klacht aan de hand van pleitaantekeningen toegelicht. Van het verhandelde heeft de griffier aantekening gemaakt.
MOTIVERING
1. De vaststaande feiten
1.1 Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2 Klager heeft [de heer X], wonende te [plaatsnaam] (hierna [de heer X] te noemen), als adviseur (makelaar) bijgestaan. Op 14 oktober 2008 vond een overleg plaats op het kantoor van de notaris. Klager nam in zijn hoedanigheid van adviseur van [de heer X] aan het overleg deel.
1.3 Nadien is tussen [de heer X] en klager een geschil gerezen.
1.4 Klager heeft de notaris verzocht hem informatie te verstrekken betreffende een transactie waarbij [de heer X] betrokken zou zijn geweest. Aan dit verzoek heeft de notaris geen gehoor gegeven.
2. Het standpunt van klager
2.1 Klager (althans zijn advocaat) heeft de notaris benaderd met het verzoek informatie te verstrekken betreffende een transactie tussen [de heer X] en [B.V. 1] Door aan dit verzoek geen gehoor te geven heeft de notaris zijn informatieplicht geschonden. De notaris beroept zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht.
2.2 De notaris hoort op onpartijdige wijze de belangen van de bij een rechtshandeling betrokken partij te behartigen (artikel 17 Wet op het notarisambt). Dit voorschrift is door hem geschonden. Het lijkt erop alsof de notaris er financieel belang bij heeft om hem, klager, de verzochte informatie te onthouden. De notaris heeft klager op onheuse wijze bejegend.
3. Het standpunt van de notaris
De notaris legt aan zijn verweer het volgende ten grondslag. Klager is geen cliënt van de notaris. De notaris voert aan dat hij op grond van artikel 22 van de Wet op het notarisambt (hierna Wna) gehouden is tot geheimhouding. Het staan hem niet vrij tegemoet te komen aan het verzoek van klager. Dat klager zich hierdoor onheus bejegend voelt betreurt hij, dit kan echter niet leiden tot terzijdestelling van de geheimhoudingsbepaling.
4. De beoordeling
4.1 De Kamer dient in de onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.
4.2 Ingevolge artikel 98 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna Wna te noemen) zijn
(kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door klager beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
4.3 De notaris heeft aangevoerd dat zijn geheimhoudingsplicht eraan in de weg stond om klager op de hoogte te stellen van informatie die hem vertrouwelijk is meegedeeld of als zodanig is te begrijpen.
Blijkens de standaardarresten van de Hoge Raad op dit gebied is de beoordeling, welke informatie onder de geheimhoudingsplicht valt, aan de notaris zelf overgelaten en kan een rechter of een tuchtrechtelijk college de afweging van een notaris slechts marginaal toetsen. Onweersproken gebleven is dat klager om informatie heeft verzocht betreffende een rechtshandeling waarbij hij - klager - niet direct betrokken is geweest. Hetgeen klager overigens heeft aangevoerd is naar het oordeel van de Kamer onvoldoende om buiten redelijke twijfel te stellen dat de notaris gegevens zou kunnen verstrekken zonder daarmee zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Het klachtonderdeel hoort ongegrond te worden verklaard.
4.4 Klager stelt voorts dat de notaris in strijd handelde met artikel 17 Wna. Ingevolge artikel 17 lid 1 Wna dient de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uit te oefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te behartigen. In artikel 12 van de Verordening beroeps- en gedragsregels is bepaald dat een notaris er voor zorg dient te dragen dat hij zijn onafhankelijke ambtsuitoefening zodanig handhaaft dat hij in financieel opzicht niet afhankelijk wordt van een bepaalde opdrachtgever, tussenpersoon of adviseur.
Naar het oordeel van de Kamer is niet gebleken dat de notaris op enigerlei wijze tekort is geschoten in de uitoefening van zijn ambt zodat dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond wordt verklaard.
4.5 Hetgeen klager overigens nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen:
verklaart beide klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. G.R. van Baak-Klijnsma,
F. Bergman, J.N.G.J. Kuin en C.M. Reijntjes, leden, bijgestaan door mr. R. Huisman, secretaris, en op 27 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.