ECLI:NL:GHAMS:2010:BM1430

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.020.014/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarders wegens onjuiste betekening van dagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De klacht was ingediend door een klager tegen meerdere gerechtsdeurwaarders, die verweten werden dat zij een dagvaarding op een verkeerd adres hadden betekend. De klager stelde dat hij op het moment van betekening al uitgeschreven was op het adres waar de dagvaarding werd verzonden, en dat hij hierdoor niet in staat was om zich te verweren in de rechtszaak. Het hof bevestigde de eerdere beslissing van de kamer, die de klacht gedeeltelijk gegrond had verklaard en de gerechtsdeurwaarders een berisping had opgelegd. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar hadden gehandeld door niet voldoende zorg te dragen voor de verificatie van het adres van de klager. Het hof benadrukte dat het van groot belang is dat gerechtsdeurwaarders recente gegevens gebruiken bij het betekenen van gerechtelijke stukken, om zo de rechtsbescherming van betrokkenen te waarborgen. De gerechtsdeurwaarders voerden aan dat zij te goeder trouw hadden gehandeld en dat de klager zelf ook verantwoordelijk was voor het melden van zijn verhuizing. Het hof verwierp deze argumenten en legde de maatregel van berisping op aan de betrokken gerechtsdeurwaarders. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van gerechtsdeurwaarders in het kader van adresverificatie en de gevolgen van nalatigheid in dit proces.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 13 april 2010 in de zaak onder nummer 200.020.014/01 GDW van:
[de gerechtsdeurwaarder 1],
[de gerechtsdeurwaarder 2],
beiden gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
APPELLANTEN,
gemachtigde: [de gerechtsdeurwaarder 2]
tegen
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder de gerechtsdeurwaarders, is bij een op 5 december 2008 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 25 november 2008, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder klager, gedeeltelijk gegrond is verklaard en de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping is opgelegd. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 8 januari 2009 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 maart 2010, alwaar partijen zijn verschenen en appellant sub 2 – [de gerechtsdeurwaarder 2] – mede namens appellant sub 1 – [de gerechtsdeurwaarder 1] – alsook klager het woord hebben gevoerd, [de gerechtsdeurwaarder 2] aan de hand van een pleitnotitie
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar wat de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
3. Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders – kort gezegd – het (laten) versturen van de dagvaarding van 2 augustus 2006 naar een adres waar klager zich op 28 juni 2006 al had uitgeschreven. Voorts is niet onderkend, aldus klager, dat hij al in juli 2006 was uitgeschreven als bestuurder van de besloten vennootschap die in de dagvaarding wordt vermeld. Ook verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij niet hebben gereageerd op een door hem bij brief van 21 oktober 2007 bij hen ingediende klacht. Ten slotte stelt klager dat de gerechtsdeurwaarders hem niet hebben gewezen op de mogelijkheid van verzet tegen het op 20 september 2006 door de rechtbank te Amsterdam bij verstek gewezen vonnis.
4. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
4.1. In hoger beroep stellen de gerechtsdeurwaarders dat de kamer hen ten onrechte als beklaagden heeft aangemerkt. De oorspronkelijke klacht was gericht tegen gerechtsdeurwaarder [de gerechtsdeurwaarder 3], die weliswaar verbonden was aan hun kantoor maar zelfstandig functionerend gerechtsdeurwaarder was. De kamer heeft zelf besloten dat de klacht ook tegen de gerechtsdeurwaarders was gericht. Overigens maken ook andere gerechtsdeurwaarders deel uit van de maatschap. De gerechtsdeurwaarders zien dan ook niet in waarom juist zij als beklaagden zijn aangemerkt.
4.2. Ten aanzien van de klacht stellen de gerechtsdeurwaarders dat er wel degelijk zowel bij de GBA als de KvK is geïnformeerd, namelijk op 24 mei 2006. Bovendien was klager op het adres [adres] aangeschreven en reageerde hij hier op bij (fax)brief van 19 april 2006. Aldus klopte het adres, was het contact gelegd en was klager op de hoogte van de interventie van de gerechtsdeurwaarder. Dat klager zich vervolgens uitschreef uit de GBA en KvK is, aldus de gerechtsdeurwaarders, ongelukkig, maar klager had zijn verhuizing aan de gerechtsdeurwaarder kunnen melden en had dit ook behoren te melden nu de gerechtsdeurwaarders in de brief van 10 april 2006 hadden aangegeven dat zij opdracht hadden ontvangen een vordering op klager gerechtelijk te incasseren. De gerechtsdeurwaarders wijzen er voorts op dat niet is geregeld hoe recent de informatie uit de GBA en KvK moet zijn. Aan het inwinnen van dit soort informatie zijn kosten verbonden die worden doorberekend aan een schuldenaar. Het maken van nodeloze kosten, door het opnieuw opvragen van informatie, is in strijd met artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.
4.3. Ten slotte stellen de gerechtsdeurwaarders dat klager telefonisch is geadviseerd om in verzet te gaan.
5. De beoordeling
5.1. Het hof zal allereerst ingaan op de stellingen van de gerechtsdeurwaarders dat de kamer hen eigenmachtig als beklaagden heeft aangemerkt. Uit het dossier is gebleken en tijdens de mondelinge behandeling is bevestigd, dat [de gerechtsdeurwaarder 3] tot 1 oktober 2007 in loondienst was van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders hetgeen meebrengt dat naast [de gerechtsdeurwaarder 3] zelf ook de gerechtsdeurwaarder bij wie [de gerechtsdeurwaarder 3] in loondienst was, verantwoordelijk is – ook in tuchtrechtelijke zin – voor het optreden van [de gerechtsdeurwaarder 3]. Nu op grond van artikel 34, eerste lid juncto artikel 49 van
de Gerechtsdeurwaarderswet het kantoor niet kan worden aangemerkt als degene over wie geklaagd wordt moet worden geoordeeld dat de klacht zich ook richt tegen [de gerechtsdeurwaarder 2] en [de gerechtsdeurwaarder 1]. Dat er nog drie andere gerechtsdeurwaarders in de maatschap participeren doet er niet aan af dat [de gerechtsdeurwaarder 2] en [de gerechtsdeurwaarder 1] als werkgever van [de gerechtsdeurwaarder 3] kunnen worden aangesproken voor het optreden van [de gerechtsdeurwaarder 3] in deze.
5.2. Voor het overige bevestigt het hof de bestreden beslissing voor zover deze de beoordeling van de klacht tegen [de gerechtsdeurwaarder 2] en [de gerechtsdeurwaarder 1] betreft. Een periode van twee maanden tussen het nemen van uittreksels uit de GBA en KvK en het uitbrengen van het exploot is in het algemeen te lang. Het hof tekent hierbij aan dat de vraag of een nieuw uittreksel moet worden genomen steeds aan de hand van de omstandigheden van het geval zal moeten worden beantwoord. In casu is mede namens [de gerechtsdeurwaarder 1] door [de gerechtsdeurwaarder 2] aangevoerd dat er reeds contact was tussen klager en de gerechtsdeurwaarders omtrent een betalingsregeling en dat het aan klager was om melding te maken van zijn verhuizing die na het treffen van een betalingsregeling had plaatsgevonden. Nu van de door de gerechtsdeurwaarder gestelde betalingsregeling evenwel niet is gebleken – uit de correspondentie waarnaar de gerechtsdeurwaarders in het kader van deze stelling hebben verwezen blijkt immers niet van een door [klager] met de gerechtsdeurwaarders getroffen betalingsregeling – dient deze stelling van de gerechtsdeurwaarders reeds daarom te worden verworpen.
5.3. Hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
5.4. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs A.D.R.M. Boumans, S. Clement en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 april 2010 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 25 november 2008 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 592.2007 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
voorheen toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ] en [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ]
3. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden.
Verloop van de procedure
Bij brief van 10 november 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde sub 1 (hierna: [ ]). Omdat klager meedeelde dat [ ] destijds kantoor hield bij beklaagden sub 2 (hierna: [ ] en [ ]) is de klacht mede tegen hen gericht geacht.
Bij brief van 23 november 2007 heeft het kantoor van [ ] en [ ] onder meer medegedeeld dat [ ] niet meer voor hen werkte en verzocht de klacht rechtstreeks aan [ ] te richten. Naar aanleiding hiervan heeft de Kamer nader onderzoek verricht, waarna de klacht tevens gericht is geacht tegen beklaagde sub 3.
Vervolgens hebben beklaagden op 4 februari 2008, 25 februari 2008 en 26 maart 2008 op de klacht gereageerd en van verweer gediend.
De klacht is behandeld ter zitting van 14 oktober 2008.Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 november 2008.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Het kantoor van [ ] en [ ] is door [ ] Finance Nederland BV verzocht een vordering te incasseren op de besloten vennootschap [ ] Media en Communicatiegroep B.V. (hierna: [ ]) en op klager in privé.
b) Uit een uittreksel uit de Kamer van Koophandel (KvK) van 10 april 2006 blijkt dat [ ] is gevestigd op het adres [ ] 115 te [ ] en dat klager bestuurder is van [ ].
c) Bij fax van 19 april 2006 heeft klager [ ] en [ ] onder meer verzocht om correspondentie naar het door hem vermelde postbusnummer [ ] te [ ] te zenden omdat de BV was gevestigd op [ ] 115 maar de huur van dat pand is opgezegd. [ ] en [ ] hebben deze brief op 2 mei 2006 beantwoord.
d) Uit een door of namens de gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2, op 22 mei 2006 opgevraagd uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie [ ] (GBA) blijkt dat klager toen stond ingeschreven op het adres [ ] 82 te [ ].
e) Bij een door [ ] op het adres [ ] 82 te [ ] betekend exploot van 2 augustus 2006 is klager gedagvaard te verschijnen voor de Rechtbank [ ] op 23 augustus 2006.
f) Bij vonnis van 20 september 2006 is klager door de Rechtbank [ ] bij verstek onder meer veroordeeld tot betaling van een geldsom.
g) Bij exploot van 11 oktober 2006 heeft [ ] het vonnis aan klager betekend op het adres [ ] 82 te [ ]. Dit vonnis is retour gezonden.
h) Vervolgens is door/namens [ ] en [ ] opnieuw onderzoek naar het adres van klager gedaan. Uit een uittreksel GBA van 18 oktober 2006 blijkt dat klager per 23 juni 2006 is vertrokken naar Duitsland en per 28 juni 2006 uit het GBA is uitgeschreven.
i) Uit een uittreksel van de KvK van 21 september 2007 blijkt dat een voornemen tot ontbinding van de BV is verzonden op 12 september 2007.
j) Sedert 1 oktober 2007 is [ ] niet langer aan het kantoor van [ ] en [ ] verbonden.
k) Uit een uittreksel uit het GBA van 9 oktober 2007 blijkt dat klager sedert 24 juli 2007 staat ingeschreven op zijn huidige adres in de Gemeente [ ].
l) Vanaf 24 juli 2007 is klager door/namens [ ] en [ ] aangeschreven, waarna over en weer is gecorrespondeerd en de onderhavige klacht is ingediend.
2. De klacht
a) Klager verwijt [ ] de dagvaarding van 2 augustus 2006 te hebben betekend aan een adres waar klager sedert 28 juni 2006 was uitgeschreven. Daarnaast stelt klager dat hij schade heeft geleden doordat [ ] niet heeft onderkend dat klager in juli 2006 al is uitgeschreven als bestuurder van de besloten vennootschap die in de dagvaarding wordt vermeld. Voorts wijst klager er op dat uit de informatie uit het GBA en de KvK had moeten blijken dat hij was uitgeschreven.
b) Klager stelt dat hij zich daardoor niet kon verweren in de in de dagvaarding vermelde procedure en dat hij [ ] als schadeplichtig aanmerkt voor zover het vonnis al rechtsgeldig zou zijn, wat klager bestrijdt.
c) Tenslotte beklaagt klager zich erover dat [ ] en [ ] niet hebben gereageerd op een door hem op 21 oktober 2007 bij hen ingediende klacht. Bij brief van 23 september 2009 heeft klager de klacht in die zin uitgebreid dat hij zich erover beklaagt dat hij door de gerechtsdeurwaarders 1 en 2 niet is gewezen op de mogelijkheid van verzet.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
[ ] heeft aangevoerd -samengevat- dat hij het exploot inderdaad aan het achteraf onjuist gebleken adres [ ] 82 te [ ] heeft betekend. Hij herinnert zich niet dat hem bij de betekening op 11 oktober 2006 is opgevallen dat voormeld pand leeg zou staan. Omdat hij vanaf oktober 2007 niet meer aan het kantoor van [ ] en [ ] is verbonden en daardoor geen inzicht heeft in het dossier, kan hij verder niets aanvoeren.
[ ] heeft aangevoerd - samengevat - dat het in de gerechtsdeurwaardersbranche te doen gebruikelijk is dat de gerechtsdeurwaarder die het exploot opstelt, in deze het kantoor van [ ]s en [ ] te [ ], de adrescontrole uitvoert alvorens een dagvaarding ter betekening aan een collega toe te zenden. De ontvangende gerechtsdeurwaarder mag erop vertrouwen dat de adrescontrole is uitgevoerd. Hij betwist niet dat hij, als de gerechtsdeurwaarder die het exploot heeft betekend, verantwoordelijk is voor de formeel juiste wijze van betekening, maar stelt dat hij gezien de hiervoor geschetste werkwijze niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
[ ] en [ ] hebben aangevoerd van oordeel te zijn dat mogelijk bij herhaling van de informatie bij GBA en KvK de betekening van de dagvaarding anders was gelopen, doch zij zijn van oordeel dat zij te goeder trouw en niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Hierbij wijzen zij er op dat er helaas tussen het nemen van de informatie(s) en de dagvaarding, een wijziging is opgetreden in de adressen van klager. Klager heeft echter naar aanleiding van de aanmaningen gereageerd en heeft, ondanks dat hij dus wist dat de zaak bij hen in behandeling was, nagelaten bericht omtrent zijn vertrek te zenden, aldus de gerechtsdeurwaarders. Tenslotte wijzen zij er op dat aan klager reeds telefonisch is meegedeeld dat hij in verzet kan gaan tegen het door hem gewraakte vonnis.
Ter zitting heeft [ ] de door [ ] vermelde gangbare praktijk met betrekking tot de verificatie van adressen door de deurwaarder die de dagvaardig opstelt, erkend.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarder inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen.
Ingevolge het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel blijft de gerechtsdeurwaarder in geval van ontslag aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten als bedoeld in het eerste lid, gedurende de tijd dat hij als deurwaarder (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarder inbegrepen) werkzaam was.
De klacht wordt gelet op vorenstaande zowel gericht geacht tegen [ ], [ ] en [ ] als tegen [ ]. Tegen [ ] omdat hij destijds als gerechtsdeurwaarder werkzaam was en tegen [ ] omdat hij degene is die de dagvaarding heeft betekend. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking reeds rekening gehouden.
4.2. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.3. Zoals de Kamer reeds eerder heeft overwogen, ondermeer in zijn uitspraak van 6 juni 2006, zaaknummer 34.62005, geldt als uitgangspunt dat controle op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij betekening van gerechtelijke stukken. Voor justitiabelen vormt de betekening aan het juiste adres immers een belangrijk facet van rechtsbescherming. Het is derhalve van groot belang dat deze ambtshandelingen worden verricht op basis van recente gegevens. Als afnemer in de zin van de Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie met een publieke taak heeft een gerechtsdeurwaarder voor dat doel bovendien directe toegang tot deze administratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is.
4.4. De klacht tegen [ ], [ ] en [ ]
4.4.1. Klager heeft de gerechtsdeurwaarders (in reactie op een brief van [ ] en [ ] van 10 april 2006 aan [ ] op het adres [ ] 82 te [ ]) in een fax van 19 april 2006 verzocht om correspondentie in het vervolg naar het door hem genoemde postbusnummer te zenden.
4.4.2. Ondanks voormeld verzoek is noch het adres van klager, noch het adres van [ ] geverifieerd voorafgaand aan het uitbrengen van het exploot van 2 augustus 2006. Dit is evenmin gebeurd voorafgaand aan het betekenen op 11 oktober 2006 van het verstekvonnis van de Rechtbank [ ] van 20 september 2006.
4.4.3. Alleen al het enkele tijdsverloop tussen het nemen van het eerdere uittreksel van de KvK op 10 april 2006 en uit het GBA op 22 mei 2006 had voor de gerechtsdeurwaarders aanleiding moeten zijn om vóór het uitbrengen van het exploot van 2 augustus 2006, zowel klagers privé – als bedrijfsgegevens opnieuw te verifiëren. Nu verificatie van klagers gegevens op 2 augustus 2006 niet was gebeurd was er temeer aanleiding die verificatie in elk geval uit te voeren alvorens tot betekening van het bij verstek gewezen vonnis over te gaan. Ook dat is echter niet gebeurd.
4.4.4. Gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat zowel [ ] als [ ] en [ ] door het adres niet te verifiëren tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Daarom zal de klacht tegen hen op dat punt gegrond worden verklaard en wordt na te noemen maatregel opgelegd. Hierbij heeft de Kamer meegewogen dat klager door de onjuiste betekening van het exploot van de dagvaarding niet op de hoogte was van de zitting op 23 augustus 2006 waardoor hij zich daar niet heeft kunnen verweren en bij verstek is veroordeeld.
4.4.5. De Kamer is niet bevoegd te oordelen over de vraag of [ ] schadeplichtig is. Indien klager een antwoord op die vraag wenst dient hij zich tot de gewone rechter te wenden.
4.4.6. De klacht dat [ ] en [ ] niet hebben gereageerd op klagers brief van 21 oktober 2008 kan reeds niet slagen omdat uit de inhoud en toonzetting van deze brief niet kan worden afgeleid dat klager een antwoord op deze brief wenste.
4.4.7. Daargelaten dat klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder hem niet heeft gemeld dat hij in verzet kan gaan en dat de gerechtsdeurwaarders dit ontkent: Anders dan klager meent bestaat er geen rechtsregel op grond waarvan de gerechtsdeurwaarder daartoe verplicht zou zijn.
4.5. De klacht tegen [ ]
4.5.1. Gelet op vorenstaande had het op zichzelf in de rede gelegen dat [ ] voorafgaand aan het betekenen van de dagvaarding, zelfstandig onderzoek had verricht naar de juistheid van de door gerechtsdeurwaarders 1 en 2 aan hem verstrekte gegevens. Hij heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid en kan er niet zonder meer op vertrouwen dat de door de opdracht gevende gerechtsdeurwaarder verstrekte gegevens juist zijn. Dit betekent dat naar het oordeel van de Kamer ook [ ] tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, zodat ook de klacht tegen hem gegrond wordt verklaard.
4.5.2. Nu echter ter zitting door [ ] is erkend dat het gebruikelijk is dat de gerechtsdeurwaarder die het exploot opstelt ook een adresverificatie uitvoert, zal aan [ ] geen maatregel worden opgelegd.
Vorenstaande overwegingen leiden tot de volgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ten aanzien van het nalaten van een adresverificatie tegen alle gerechtsdeurwaarders gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarders [ ], [ ] en [ ] de maatregel van berisping op;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren,
(plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het
afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.