ECLI:NL:GHAMS:2010:BN7351
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.F.J.M. de Werd
- L.A.J. Dun
- C.J.D. Waal
- Rechtspraak.nl
Verbeurdverklaring van geld dat drugskoerier bij inreis bij zich heeft
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De zaak betreft de verbeurdverklaring van geld dat een verdachte, geboren in 1982, bij zich had tijdens zijn inreis in Nederland. De verdachte was betrokken bij de invoer van cocaïne vanuit Suriname naar Nederland, waarvoor hij niet alleen een geldig vliegticket, maar ook een geldig visum en voldoende middelen van bestaan diende te hebben. Het hof overweegt dat de verdachte niet kon aantonen over voldoende middelen van bestaan te beschikken, wat essentieel is voor de toelating tot Nederland. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter bevestigt, en het hof heeft zich met deze vordering verenigd. Het hof oordeelt dat het inbeslaggenomen geldbedrag is gebruikt voor de invoer van verdovende middelen, en bevestigt de verbeurdverklaring van dit geld. De verdachte had eerder verklaard dat het geld zijn eigen geld was en dat hij op bezoek zou gaan bij familie, maar het hof oordeelt dat het hoofddoel van zijn reis de invoer van cocaïne was. De beslissing van het hof is genomen door de achtste meervoudige strafkamer, en het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting.